ECLI:NL:RBZWB:2023:4378

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
10290515 \ CV EXPL 23-231 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en uitleg van overeenkomst inzake korting

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft Ziggo Zakelijk Services B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] V.O.F. en haar vennoten. De zaak betreft een geschil over de uitleg van een overeenkomst voor de levering van zakelijk internet, waarbij [gedaagde01] aanspraak maakt op een korting van zes maanden op de abonnementskosten. Ziggo heeft echter gesteld dat er slechts een korting van twee maanden was afgesproken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen op 2 oktober 2020 een overeenkomst hebben gesloten, maar dat de door [gedaagde01] gevraagde korting van zes maanden niet is overeengekomen. De kantonrechter heeft de Haviltex-formule toegepast om te beoordelen of er een overeenkomst tot stand is gekomen met de door [gedaagde01] gewenste korting. De rechter concludeert dat Ziggo niet stilzwijgend akkoord is gegaan met de korting van zes maanden en dat [gedaagde01] niet gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op een dergelijke korting. De vordering van Ziggo tot betaling van € 380,23, vermeerderd met wettelijke handelsrente, is toegewezen. Tevens is [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 702,16.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10290515 \ CV EXPL 23-231
Vonnis van 14 juni 2023
in de zaak van
ZIGGO ZAKELIJK SERVICES B.V.,
statutair gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: Ziggo,
gemachtigde: AGIN Timmermans gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten,
tegen

1.[gedaagde sub01] V.O.F.,

gevestigd en kantoorhoudende te [plaats01] ,
2.
[gedaagde sub02] B.V., vennoot van gedaagde sub 1,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats01] ,
3.
[gedaagde sub03] , vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde01] (vrouwelijk enkelvoud),
gemachtigde: mr. A.Ch. Osté.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek tevens houdende akte vermindering van eis
- de conclusie van dupliek.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben op of omstreeks 2 oktober 2020 een overeenkomst van een jaar met elkaar gesloten op grond waarvan Ziggo zakelijk internet heeft geleverd aan [gedaagde01] VOF. Vanaf 13 november 2020 heeft Ziggo daadwerkelijk geleverd.
2.2
Vanaf medio oktober 2020 hebben partijen gecorrespondeerd over de vraag hoeveel korting [gedaagde01] zou moeten krijgen op haar abonnementskosten.
2.3
Over de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 oktober 2021 heeft Ziggo een tiental facturen ter grootte van € 72,60 inclusief btw per stuk gestuurd aan [gedaagde01] . Van deze facturen resteerde ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding een onbetaald gebleven bedrag van € 690,86 (productie 3 bij dagvaarding).
2.4
[gedaagde01] heeft na dagvaarding, op 17 januari 2023, een bedrag van € 435,60 in mindering voldaan.

3.Het geschil

3.1
Ziggo vordert, na vermindering van eis, veroordeling van [gedaagde01] om aan haar te
betalen het bedrag van € 380,23, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 690,86 vanaf 5 januari 2023 tot de dag van voldoening, met veroordeling van [gedaagde01] in de kosten van het geding.
Ziggo heeft daaraan – kort weergegeven en meegenomen wat is aangevoerd bij akte vermindering van eis - het volgende grondslag gelegd.
[gedaagde01] is op grond van de gesloten overeenkomst het bedrag van € 690,86 aan hoofdsom verschuldigd. De buitengerechtelijke kosten bedragen € 103,63. De wettelijke handelsrente bedraagt, berekend tot 5 januari 2023, € 21,34. De latere betaling van [gedaagde01] van € 435,60 strekt in mindering op het gevorderde.
3.2
[gedaagde01] voert verweer, dat – kort weergegeven – het volgende inhoudt.
Zij was al voor de ingangsdatum van dit contract klant bij Ziggo. Medio september 2020 gaf Ziggo aan te dienstverlening te zullen beëindigen. [gedaagde01] was genoodzaakt om bij Ziggo te blijven, omdat zij anders haar vaste IP-adres kwijt zou raken. Partijen gingen in onderhandeling over een nieuw contract. [gedaagde01] werd in september 2020 geconfronteerd met een storing van drie dagen, waar haar dienstverlening onder leed; [gedaagde01] was telefonisch niet bereikbaar. Bovendien bleek de helpdesk zeer slecht bereikbaar en als het al lukte om contact te krijgen, dan kwam men niet met een (goede) oplossing. [gedaagde01] heeft ingestemd met een nieuw contract onder de voorwaarde dat [gedaagde01] 50% korting zou ontvangen, vanwege alle problemen met de dienstverlening van Ziggo. Daarover is begin oktober 2020 telefonisch contact geweest. Op 14 oktober 2020 heeft Ziggo [gedaagde01] een emailbericht gestuurd, waarin een bevestiging van de afspraken was neergelegd. Daarin werd slechts een korting van één maand gegeven. [gedaagde01] heeft dezelfde dag nog een emailbericht teruggestuurd waarin zij aangeeft alleen een contract te willen aangaan als er een korting van 50% wordt gegeven. Op 24 oktober 2020 heeft [gedaagde01] per aangetekende brief laten weten dat als het contract ten uitvoer wordt gelegd, [gedaagde01] ervan uitgaat dat Ziggo akkoord is met een korting van
6 maanden, anders is er in de ogen van [gedaagde01] geen sprake van een overeenkomst. Ziggo heeft niet gereageerd, en is op 13 november 2020 begonnen met leveren. Daarmee is Ziggo akkoord gegaan met de voorwaarde van [gedaagde01] . Er is dus een overeenkomst tot stand gekomen, waarvan de gegeven korting van 6 maanden onderdeel van uitmaakt.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Zoals blijkt uit de weergave onder De feiten, zijn partijen het erover eens dat er tussen hen een overeenkomst voor een jaar voor zakelijk internet tot stand is gekomen. [gedaagde01] wilde de overeenkomst met Ziggo voortzetten om te voorkomen dat zij haar vaste IP-adres zou kwijt raken. Ook staat vast dat het overeengekomen tarief € 60,- per maand exclusief btw bedraagt.
4.2
In geschil is hoeveel door Ziggo aan [gedaagde01] te geven korting partijen hebben afgesproken.
Vaststaat dat namens Ziggo vanaf het eerste telefoongesprek over het nieuwe contract, dat dateert van 2 oktober 2020, is aangegeven dat zij slechts een korting van 2 maanden wilde aanbieden. [gedaagde01] schrijft dat onder punt 2.3 van de conclusie van antwoord, waar zij stelt ‘
de medewerker had de bevoegdheid een korting aan te bieden van twee maanden’. Niet gesteld of gebleken is dat Ziggo daarna andere toezeggingen heeft gedaan.
4.3
[gedaagde01] stelt dat zij er op grond van de Haviltex formule vanuit mocht gaan dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, waarbij een korting zou worden gehanteerd van 6 maanden.
De kantonrechter overweegt als volgt.
In de rechtspraak van de Hoge Raad komt tot uitdrukking dat de Haviltexmaatstaf niet alleen op de uitleg van een overeenkomst maar ook op haar totstandkoming wordt betrokken; de vraag of een overeenkomst met een bepaalde inhoud is tot stand gekomen, moet worden beantwoord aan de hand van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (onder meer HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1889).
De totstandkoming van de overeenkomst staat tussen partijen niet ter discussie.
[gedaagde01] heeft niet gemotiveerd gesteld dat in dit geval sprake is van een contractsbepaling die, gelet op de omstandigheden van de geval, zo zou moeten worden uitgelegd dat partijen een korting van 6 maanden zijn overeengekomen. De kantonrechter volgt [gedaagde01] daarom niet in het standpunt dat zij er op grond van de Haviltex formule vanuit mocht gaan dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, waarbij een korting van 6 maanden zou worden gegeven.
4.4
Op grond van artikel 25 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt de rechter rechtsgronden zonodig ambtshalve aan.
De stellingen van [gedaagde01] zouden zo kunnen worden begrepen dat ( [gedaagde01] stelt dat) Ziggo door over te gaan tot levering,
stilzwijgend akkoordis gegaan met het aanbod van [gedaagde01] tot 6 maanden korting op haar contract, dan wel dat [gedaagde01] daarop
gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen.
Daarover overweegt de kantonrechter als volgt. Ziggo had bij de totstandkoming van de overeenkomst al duidelijk aangegeven niet akkoord te zullen gaan met een korting van 6 maanden. Het overgaan tot levering, wat [gedaagde01] als voorwaarde stelde waaronder Ziggo geacht moest worden akkoord te gaan met de door [gedaagde01] gewenste korting, was iets dat sowieso diende te gebeuren op grond van de telefonisch tot stand gekomen overeenkomst. Ziggo kan onder die omstandigheden niet worden geacht dat zij, door aanvang te nemen met de dienstverlening, stilzwijgend akkoord is gegaan met het geven van een korting van 6 maanden noch heeft [gedaagde01] daarop gerechtvaardigd mogen vertrouwen.
4.5
Ten overvloede wordt daaraan toegevoegd dat als [gedaagde01] schade zou hebben geleden door een tekortkoming van Ziggo in de nakoming van het contractsverplichtingen, zij daarop aanspraak kan maken. [gedaagde01] kan echter geen korting afdwingen.
4.6
Dat betekent dat [gedaagde01] op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst de hoofdsom verschuldigd is, die ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding
€ 690,86 bedroeg.
4.7
Ziggo maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
In het onderhavige geval zijn partijen echter kennelijk in de algemene voorwaarden een vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De vordering zal dan ook worden getoetst aan het rapport Voorwerk II, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn.
Ziggo heeft gesteld dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en
dat de kosten waarvan zij vergoeding vordert, dienen te worden beschouwd als buitengerechtelijke kosten. Als productie 4 is buitengerechtelijke correspondentie overgelegd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 103,63 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en is toewijsbaar.
4.8
Aangezien [gedaagde01] bij het sluiten van de overeenkomst handelt in de uitoefening van het beroep of bedrijf, maakt Ziggo terecht aanspraak op de wettelijke handelsrente. Deze bedraagt, berekend tot 5 januari 2023, € 21,34.
4.9
[gedaagde01] heeft na dagvaarding een bedrag van € 435,60 in mindering voldaan.
Op grond van artikel 6:44 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek strekt betaling van een op een bepaalde verbintenis toe te rekenen geldsom strekt in de eerste plaats in mindering van de kosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de hoofdsom en de lopende rente.
Dat betekent dat aan hoofdsom resteert een bedrag van (€ 690,86 + € 103,63 + € 21,34 -/-
€ 435,60 maakt) € 380,23. Dit bedrag zal worden toegewezen.
De wettelijke handelsrente is toewijsbaar over:
  • € 690,86 vanaf 5 januari 2023 tot 17 januari 2023, en
  • € 380,23 vanaf 17 januari 2023 tot de dag van voldoening.
4.1
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Ziggo als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
116,16
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
264,00
(2,00 punten × € 132,00)
Totaal
702,16

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt [gedaagde01] , daarmee bedoelende gedaagden sub 1 tot en met 3, hoofdelijk, in die zin dat wanneer de één betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Ziggo te betalen een bedrag van € 380,23, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over:
- € 690,86 vanaf 5 januari 2023 tot 17 januari 2023;
- € 380,23 vanaf 17 januari 2023 tot de dag van voldoening;
5.2
veroordeelt [gedaagde01] , daarmee bedoelende gedaagden sub 1 tot en met 3, hoofdelijk, in die zin dat wanneer de één betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Ziggo tot dit vonnis vastgesteld op € 702,16;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op
14 juni 2023.