ECLI:NL:RBZWB:2023:4382

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
02-176683-20 toewijzen vordering
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf na overtreding van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. De vordering was ingediend door de officier van justitie tegen een betrokkene die in 2000 is geboren en onder toezicht stond van de reclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. Deze voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht bij de reclassering en het geven van inzage in zijn financiën. De reclassering heeft geconstateerd dat de betrokkene herhaaldelijk deze voorwaarden heeft overtreden, waaronder het gebruik van verdovende middelen en het niet nakomen van afspraken met de reclassering.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging afgewogen. De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer te leggen, terwijl de verdediging heeft verzocht om aanhouding van de zaak om recente informatie op te vragen over de huidige stand van zaken van de betrokkene. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen zicht is op gedragsverandering bij de betrokkene en dat de overtredingen van de bijzondere voorwaarden ernstig zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de vordering van de officier van justitie toe te wijzen en de voorwaardelijk opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar ten uitvoer te leggen. Deze beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/176683-20
beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000
wonende te [woonadres]
hierna aangeduid als betrokkene

1.De procedure

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan betrokkene opgelegde straf.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 januari 2023;
- de vordering van de officier van justitie van 11 april 2023;
- het advies van de reclassering aan de opdrachtgever met betrekking tot voortijdige negatieve beëindiging van het toezicht van 6 april 2023.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 9 juni 2023 is de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, gehoord. Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda. Verder is als deskundige gehoord mevrouw [deskundige] , reclasseringsmedewerker.

2.Het oorspronkelijke vonnis

Aan betrokkene is bij het hiervoor vermelde arrest de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders gelast voor de duur van twee jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht;
- het aan de reclassering geven van inzage in zijn financiën en meewerken aan bewindvoering indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
- het verblijven in een woonvorm van [zorgorganisatie] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Betrokkene dient daar gedurende de gehele proeftijd te verblijven of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene dient zich te houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Dit arrest is onherroepelijk geworden op 9 februari 2023.

3.Het advies van de reclassering

Blijkens het advies van de reclassering van 6 april 2023 heeft betrokkene naar haar mening de bijzondere voorwaarden willens en wetens overtreden. Het toezicht van betrokkene is gestart op 13 maart 2023. Op 30 maart 2023 is betrokkene uit het begeleid wonen traject bij [zorgorganisatie] gezet. Dit omdat uit de urinecontroles die zijn uitgevoerd bij [zorgorganisatie] bleek dat betrokkene sinds zijn verblijf positief scoort op cannabis, alcohol en amfetamine. Daarnaast zorgde het werk van betrokkene ervoor dat hij regelmatig zijn afspraken bij [zorgorganisatie] niet nakwam. Hij heeft nog een laatste kans gekregen om zich te bewijzen maar kwam opnieuw de gemaakte afspraken niet na, waarna is besloten het traject te beëindigen. Daarmee heeft hij deze bijzondere voorwaarde overtreden. Daarnaast heeft betrokkene vanaf oktober 2022 nauwelijks meegewerkt aan het geven van inzicht in zijn financiën. [zorgorganisatie] benoemt dat hij slechts één of twee keer een gesprek met de bewindvoerder heeft gehad. Omdat hij zijn afspraken hieromtrent niet is nagekomen, zijn er geen concrete stappen gezet in het aflossen van zijn schulden. Ook deze bijzondere voorwaarde heeft betrokkene aldus overtreden. Bovendien is op 5 april 2023 op de kamer van betrokkene een vuurwapen onder zijn matras aangetroffen. Het wapen is inmiddels overhandigd aan de politie. Naast het vuurwapen zijn op de kamer van betrokkene ook kentekenplaten van bromfietsen aangetroffen. De reclassering constateert dan ook dat sprake is van oud delictgedrag.
Volgens de reclassering heeft alle ingezette hulp niet geleid tot gedragsverandering bij betrokkene. Hij laat zich niet begeleiden en geeft geen openheid van zaken. Alles afwegend trekt de reclassering dan ook de conclusie dat betrokkene niet gemotiveerd is zich binnen het kader van reclasseringstoezicht aan de bijzondere voorwaarden te houden. Zij zien binnen dit kader geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking. Geadviseerd wordt tot aanhouding van betrokkene en een beslissing tot het voortijdig beëindigen van het reclasseringstoezicht.
De deskundige heeft hieraan ter zitting nog toegevoegd dat zij aanneemt dat betrokkene op zijn manier zijn best heeft gedaan, maar dat niet de stappen zijn gezet die gezet hadden moeten worden. Problematisch is dat betrokkene zich niet laat sturen. Hij wil zelf bepalen hoe het toezicht verloopt en hij wil het enkel op zijn manier doen, waardoor hij niet de gewenste stappen zet. Ook bestaat er een discrepantie tussen het beeld van betrokkene over het verloop van het toezicht en het daadwerkelijke verloop. De reclassering maakt zich dan ook zorgen om betrokkene, gelet op zijn houding in combinatie met zijn jonge leeftijd.

4.De beoordeling

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is bij de vordering na voorwaardelijke veroordeling gebleven en heeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar ten uitvoer te leggen, omdat betrokkene de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden heeft overtreden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de rechtbank de vordering dient af te wijzen. Daartoe is aangevoerd dat het niet duidelijk is wat op dit moment de stand van zaken is, nu het rapport dateert van twee maanden geleden, namelijk 6 april 2023. Het is daardoor niet duidelijk hoe het op dit moment zit met de behandeling en begeleiding van betrokkene, waar hij nu verblijft en hoe het huidige contact is met de reclassering. Gelet op het feit dat de uitspraak van de rechtbank moet berusten op feiten die boven gerede twijfel zijn verheven en daarvan op dit moment geen sprake is, wordt verzocht om de zaak aan te houden, zodat recente informatie bij de reclassering kan worden opgevraagd over de huidige stand van zaken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het advies van de reclassering van 6 april 2023 blijkt dat betrokkene zich niet heeft gehouden aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. Daarnaast is via positieve urinecontroles gebleken dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruik van verdovende middelen en is er bij hem op de kamer een vuurwarpen gevonden. De rechtbank constateert dan ook dat betrokkene niet alleen de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden heeft overtreden maar ook drugs heeft gebruikt en zich vermoedelijk schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit.
Een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden is een aan een veroordeelde geboden kans om tot een positieve gedragsverandering en daarmee recidivebeperking te komen. Om tot een goede uitvoering van bijzondere voorwaarden te komen is het noodzakelijk dat een veroordeelde zich daarvoor openstelt en inzet. In dit geval is gebleken dat het reclasseringstoezicht en de uitvoering van de andere bijzondere voorwaarden niet van de grond is gekomen waaraan met name de zelfbepalende houding van betrokkene ten grondslag ligt. Betrokkene gaat zijn eigen gang en wil enkel meewerken op basis van zijn eigen voorwaarden. Hierdoor is betrokkene onbegeleidbaar voor de reclassering. Evenmin heeft betrokkene verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag dat heeft geleid tot het overtreden van de voorwaarden. Ter zitting heeft betrokkene immers evenmin een andere houding getoond dan hiervoor beschreven. Ook daaruit blijkt dat betrokkene onvoldoende in staat is tot enige zelfreflectie. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen zicht is op een reële mogelijkheid dat betrokkene alsnog tot enig zelfinzicht zal komen en zich zal gaan inzetten om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden. Daarbij komt nog dat betrokkene pas sinds maart 2023 onder toezicht van de reclassering stond en de reclassering op 6 april 2023 al tot een advies tot voortijdige negatieve beëindiging van het toezicht is gekomen. De rechtbank is met de reclassering van oordeel dat de snelheid waarmee en de mate waarin betrokkene de bijzondere voorwaarden heeft overtreden, laat zien dat het toezicht in het kader van de bijzondere voorwaarden te licht is om tot een positieve gedragsverandering te komen. Dit maakt ook dat de rechtbank geen aanleiding ziet om informatie op te vragen over de recente stand van zaken voor wat betreft de begeleiding en behandeling van betrokkene. Zij wijst het aanhoudingsverzoek van de verdediging dan ook af.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie dient te worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar die bij arrest van 25 januari 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 20/000607-21, ten uitvoer zal worden gelegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.C. Gillesse, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. T. Kemper, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.B.H. van Overveld en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 juni 2023.
Mr. Van Kralingen is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.