ECLI:NL:RBZWB:2023:4383

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
10182386 CV EXPL 22-2760 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van medische kosten zonder zorgverzekering en hoofdelijke aansprakelijkheid van ouders

In deze zaak heeft het Academisch Ziekenhuis Leiden, H.O.D.N. Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), een vordering ingesteld tegen [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] voor de betaling van medische kosten die zijn gemaakt tijdens de behandeling van [gedaagde sub01] en hun pasgeboren zoon. De vordering betreft een totaalbedrag van € 7.943,19 voor de behandeling van [gedaagde sub01] en € 13.708,00 voor de behandeling van hun zoon, die op de intensive care heeft gelegen. De ouders hebben in de periode van de behandeling geen zorgverzekering gehad, wat hen hoofdelijk aansprakelijk maakt voor de kosten. De procedure omvatte een tussenvonnis en een mondelinge behandeling, waarbij de gedaagden niet verschenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van LUMC toewijsbaar zijn, met inachtneming van de wettelijke rente en incassokosten. Uiteindelijk zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief proceskosten, en is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10182386 \ CV EXPL 22-2760
Vonnis van 21 juni 2023
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
ACADEMISCH ZIEKENHUIS LEIDEN H.O.D.N. LEIDS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM (LUMC),
te Leiden,
eisende partij,
hierna te noemen: LUMC,
gemachtigde: mr. R.G. Goossens,
tegen

1.[gedaagde sub01] ,2. [gedaagde sub02] ,

beiden te [plaats01] ,
gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk te noemen: [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 november 2022;
- de mondelinge behandeling van 24 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub01] is in de periode van 18 juni 2021 tot en met 3 juli 2021 medisch behandeld door LUMC in verband met een zwangerschap en een bevalling. LUMC heeft daarvoor twee facturen gestuurd: de factuur van 8 augustus 2021 van € 1.658,54 en de factuur van 14 november 2021 van € 5.685,99, in totaal € 7.344,53.
2.2.
Op 3 juli 2021 is de zoon van [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] , [naam] (hierna: [naam] ) geboren. [naam] is vanaf zijn geboorte tot en met 7 juli 2021 (ook) medisch behandeld door LUMC op de intensive care voor zuigelingen. Hiervoor heeft LUMC aan [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] op 18 september 2021 een factuur gestuurd van € 11.699,75.
2.3.
[gedaagde sub01] had in elk geval in de periode van 18 juni 2021 tot en met 18 juli 2021 geen zorgverzekering. Vanaf 19 juli 2021 geldt voor haar een zorgverzekering.

3.Het geschil

3.1.
LUMC vordert - samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde sub01] te veroordelen tot betaling van € 7.943,19 (bestaande uit € 7.344,53 aan facturen, € 225,56 aan rente, € 742,23 aan incassokosten en € 155,87 aan btw, verminderd met de door [gedaagde sub01] gedane betalingen van in totaal € 525,00), te vermeerderen met rente over € 6.819,53 vanaf 24 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
[gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 13.708,00 (bestaande uit de factuur van € 11.699,75, € 928,93 aan rente, € 892,00 aan incassokosten en € 187,32 aan btw) te vermeerderen met rente over € 11.699,75 vanaf 24 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
[gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief btw, te vermeerderen met rente.
3.2.
[gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] hebben bij conclusie van antwoord verweer gevoerd tegen de vorderingen van LUMC. Zij zijn – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet op de mondelinge behandeling verschenen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vordering A
4.1.
Aangezien [gedaagde sub01] gedurende haar medische behandeling door LUMC geen zorgverzekering had, moet zij de kosten daarvan zelf betalen. [gedaagde sub01] betwist de facturen van LUMC niet.
4.2.
De verschuldigdheid van de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten is (ook) niet betwist, maar omdat LUMC tijdens de zitting heeft toegelicht dat zij voor de berekening van de rente een verkeerde datum heeft gebruikt, is slechts € 135,36 aan wettelijke rente tot 24 oktober 2022 verschuldigd. Daarnaast heeft LUMC alleen een veertiendagenbrief gestuurd voor de factuur van 8 augustus 2021 en niet voor de factuur van 14 november 2021, zodat de buitengerechtelijke incassokosten slechts verschuldigd zijn tot een bedrag van € 364,23 inclusief btw.
4.3.
[gedaagde sub01] heeft in totaal € 525,00 betaald. Dit bedrag moet op grond van de wet eerst in mindering worden gebracht op de incassokosten, vervolgens op de rente en tot slot op de hoofdsom.
4.4.
De conclusie is dat [gedaagde sub01] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.319,12, te vermeerderen met rente over een bedrag van € 6.819,53 vanaf 24 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
Vordering B
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft LUMC toegelicht dat de overeenkomst voor de behandeling van [naam] is gesloten met [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] als opdrachtgevers. Dit betekent dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de kosten van de medische behandeling van [naam] van € 11.699,75. Aangezien LUMC deze kosten (ook) niet kan verhalen bij de zorgverzekering(en) van [gedaagde sub01] en/of [gedaagde sub02] , moeten zij deze kosten zelf betalen. Dat betekent dat de factuur van € 11.699,75, welke door [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] niet is betwist, wordt toegewezen.
4.6.
Ook de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten worden als onweersproken toegewezen, met dien verstande dat de rente tot 24 oktober 2022 onjuist is berekend en toewijsbaar is tot € 237,26.
4.7.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] hoofdelijk – zodat als de één betaalt de ander zal zijn bevrijd – zullen worden veroordeeld tot betaling van € 13.016,33, te vermeerderen met rente over € 11.699,85 vanaf 24 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
Vordering C
4.8.
[gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten, inclusief de nakosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van LUMC als volgt vastgesteld:
- explootkosten
134,44
- griffierecht
1.384,00
- salaris gemachtigde
1.058,00
(2,00 punten × € 529,00)
Totaal
2.572,44
De nakosten worden begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan; en
- de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden.

5.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde sub01] om aan LUMC € 7.319,12 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.819,53 vanaf 24 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] hoofdelijk om aan LUMC € 13.016,33 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 11.699,75 vanaf 24 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van LUMC tot dit vonnis vastgesteld op € 2.572,44,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.