In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend op 6 april 2021. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres op 12 april 2022 verweerder in gebreke heeft gesteld. Verweerder heeft de ingebrekestelling op 19 april 2022 ontvangen, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen, maar overweegt dat een langere termijn van acht weken meer recht doet aan de situatie, gezien het aantal aanvragen dat door verweerder moet worden behandeld. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank bevestigt dat de dwangsom correct is vastgesteld op het maximum van € 1.442,- in de dwangsombeschikking van 20 juli 2022.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, dat verweerder de opgelegde termijn moet respecteren en dat de dwangsom aan eiseres moet worden betaald. Tevens moet verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 23 juni 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.