ECLI:NL:RBZWB:2023:4416

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1783
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake WMO aanvraag voor PTSS-hulphond

Op 26 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Verzoekster had op 8 maart 2023 beroep ingesteld omdat het college volgens haar niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 17 januari 2022 tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een maatwerkvoorziening inzake een PTSS-hulphond, gedaan op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Het college heeft op 4 mei 2023 alsnog op het bezwaar beslist, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het college heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, aangezien het college tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster door alsnog op het bezwaar te beslissen, het verzoek om proceskostenveroordeling gegrond is.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, rekening houdend met de wegingsfactor voor lichte geschillen. Daarnaast heeft de rechtbank het college verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1783

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: mr. L. Veenman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

1. Verzoekster heeft bij brief van 8 maart 2023 beroep ingesteld omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 17 januari 2022 tegen het besluit van 10 december 2021 betreffende de afwijzing van haar aanvraag voor een maatwerkvoorziening inzake een PTSS-hulphond ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
1.1.
Bij besluit van 4 mei 2023 heeft het college op het bezwaar beslist.
1.2.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek om het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.3.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
1.4.
Het college heeft de rechtbank meegedeeld dat zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

Overwegingen

2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het college tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster door naar aanleiding van het beroep alsnog op het bezwaar te beslissen.
5. Bij het nieuwe besluit heeft het college al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase toegekend. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
6. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Het geschil heeft betrekking op het uitblijven van een besluit. Deze geschillen moeten volgens vaste rechtspraak als licht worden beschouwd. Daarom merkt de rechtbank de zaak als licht aan (wegingsfactor 0,5). Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5).
7. De rechtbank wijst erop dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot het college moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
C.J.M. Hendrickx, griffier, op 26 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.