ECLI:NL:RBZWB:2023:4420

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4678
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en beoordeling medische situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juni 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die zich op 11 juli 2019 ziekmeldde als taximedewerkster, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het UWV op 8 juli 2021 werd afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, namelijk 17,15%. Eiseres ging in bezwaar, maar het UWV handhaafde zijn besluit. De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde via een telefonische en beeldverbinding deelnamen.

De rechtbank heeft de medische situatie van eiseres beoordeeld aan de hand van rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV. De verzekeringsarts B&B concludeerde dat eiseres op de datum in geding niet volledig arbeidsongeschikt was en dat de door haar ervaren klachten niet leidden tot een recht op een WIA-uitkering. Eiseres voerde aan dat haar reumatische klachten en een persisterende depressieve stoornis haar werkvermogen ernstig beperkten, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd had dat er geen reden was voor een urenbeperking of aanvullende beperkingen.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres op 8 juli 2021 in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde het UWV tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die op € 1.857,68 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 50,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4678

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat eiseres op 8 juli 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 17,15%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 25 augustus 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 6 januari 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2023 op zitting behandeld. Eiseres en haar dochter hebben aan de zitting deelgenomen met behulp van een telefonische verbinding. De gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV hebben aan de zitting deelgenomen met behulp van een beeldverbinding.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als taximedewerkster voor gemiddeld 40,34 uur per week. Zij heeft zich op 11 juli 2019 ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Na de wachttijd van 104 weken heeft eiseres een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 8 juli 2021 minder dan 35%, namelijk 17,15%, arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 12 juli 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 juli 2022. In beroep heeft het UWV een rapport van de verzekeringsarts B&B van 6 januari 2023 ingediend en een nieuwe FML van 6 januari 2023 waarin een beperking is toegevoegd.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 18 augustus 2022
.Volgens het UWV passen de geselecteerde functies ook met de gewijzigde FML in beroep onverminderd bij de belastbaarheid van eiseres.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Eiseres stelt dat zij in het geheel niet in staat is om te werken. Zij stelt dat zij erg beperkt wordt door haar reumatische klachten en wijst daarbij op informatie van haar reumatoloog. Uit deze informatie blijkt volgens haar dat sprake is van een fors verminderde belastbaarheid. Hoewel in de FML relatief veel beperkingen zijn aangenomen, komt de fors verminderde belastbaarheid volgens haar niet tot uiting. Eiseres stelt dat als de verzekeringsarts B&B geen reden zag om geen benutbare mogelijkheden aan te nemen, dat dan op zijn minst een urenbeperking had moeten worden aangenomen. De verzekeringsarts B&B heeft zelf ook gerapporteerd dat eiseres vermoeid oogt. Dat had volgens eiseres in samenhang met de onderliggende aandoeningen een reden moeten zijn om een urenbeperking aan te nemen. Verder wijst eiseres op informatie van haar huisarts en van de praktijkondersteuner van haar huisarts, waaruit blijkt dat sprake is van pijnklachten en een persisterende depressieve stoornis. Volgens eiseres kunnen ook bij een depressieve stoornis energetische beperkingen aan de orde zijn. Verder vindt eiseres dat ook beperkingen hadden moeten worden aangenomen met betrekking tot hand- en vingergebruik, werken met toetsenbord en/of muis, schrijven, temperatuurverschillen, geknield of gehurkt actief zijn, het omgaan met andermans emoties en beroepsmatig autorijden.
7. Eiseres stelt dat het door de veelheid aan beperkingen niet reëel is dat er functies kunnen worden geduid. De geduide functies hadden niet geduid kunnen worden als in de FML beperkingen met betrekking tot het hand- en vingergebruik waren aangenomen.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 8 juli 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 8 juli 2021 voor 17,15% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 8 juli 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
11. Ter zitting heeft eiseres verduidelijkt dat zij vindt dat zij in het geheel niet in staat is om te werken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts B&B in het rapport van 6 januari 2023 voldoende gemotiveerd dat eiseres niet op medische gronden volledig arbeidsongeschikt te achten is omdat zij niet voldoet aan de criteria van ‘Geen duurzaam Benutbare Mogelijkheden’ zoals in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten omschreven wordt. Een dergelijke situatie is alleen aan de orde wanneer iemand langere tijd is opgenomen in een ziekenhuis of een WLZ erkende instelling, een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op alle terreinen heeft (psychisch niet zelfredzaam is), bedlegerig is of in grote mate ADL-afhankelijk (waarbij deze het gevolg is van ziekte of handicap waardoor de persoon zodanig beperkt is dat hij niets anders kan), sterk wisselende mogelijkheden heeft met langere tijd verlies van zelfredzaamheid of wanneer iemand binnen drie maanden zijn/haar mogelijkheden zeer waarschijnlijk zal verliezen. Daarvan is bij eiseres geen sprake. De rechtbank vindt dan ook dat de verzekeringsarts B&B terecht een FML heeft opgesteld.
12. Eiseres heeft in beroep aanvullende medische informatie van de reumatoloog, radioloog en huisarts en praktijkondersteuner van haar huisarts verstrekt. Naar aanleiding van haar beroepsgronden en deze medische informatie heeft de verzekeringsarts B&B in beroep aanleiding gezien om de FML aan te passen. Hij heeft een extra beperking aangenomen voor het werken in een koude omgeving zoals koelcellen en vrieskasten (item 3.1.2). De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 6 januari 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de door eiseres ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft voor verdere aanpassing van de FML van 6 januari 2023.
13. De verzekeringsarts B&B heeft voldoende gemotiveerd waarom van een urenbeperking geen sprake is. Hij heeft toegelicht dat de aanwezigheid van energetische beperkingen niet wordt ontkend. In de FML zijn diverse (forse) beperkingen aangenomen ten aanzien van de dynamische handelingen en statische houdingen, waarmee volgens de verzekeringsarts B&B de energetische beperkingen worden verdisconteerd, zodat er geen medische grond is voor een aanvullende beperking in de duurbelastbaarheid. De reumatische klachten en persisterende depressieve stoornis waarvan in de stukken melding wordt gemaakt, geven volgens de verzekeringsarts B&B daartoe geen aanleiding. Eiseres is bekend met reumatoïde artritis maar dit proces is voorafgaand en rondom de datum in geding duidelijk niet actief. Ten aanzien van de depressie was eiseres rondom de datum in geding niet in behandeling, gebruikte zij geen antidepressiva en zijn bij psychisch onderzoek van de verzekeringsartsen geen opmerkelijke afwijkingen gevonden, zodat rondom de datum in geding geen argumenten zijn om uit te gaan van een ernstige depressieve stoornis. Dit leidt dus ook niet tot een urenbeperking.
14. Verder heeft de verzekeringsarts B&B inzichtelijk toegelicht dat de pijnklachten ruimschoots zijn erkend met de forse beperkingen ten aanzien van de dynamische handelingen en statische houdingen. Voor aanvullende beperkingen voor hand- en vingergebruik, werken met toetsenbord en/of muis en schrijven (items 2.4, 4.3 en 4.4) is, zo motiveert de verzekeringsarts B&B, geen grond. Hij verwijst hierbij naar het hand/vingeronderzoek wat door zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts B&B is verricht. Hierbij werden geen afwijkingen ten aanzien van de fijne motoriek geobjectiveerd, wel was er sprake van een lichte krachtsvermindering in de handen beiderzijds. Om die reden is de knijp/grijpkracht en het uitvoeren van repetitieve hand/vingerbewegingen waarbij veel kracht gevergd wordt beperkt. Ook geven de bevindingen van de reumatoloog beschreven in de brief van 16 november 2021 ten aanzien van het onderzoek van de rechterhand geen aanleiding om aanvullende beperkingen op te nemen. Verder is er volgens de verzekeringsarts B&B geen aanleiding om een beperking voor geknield of gehurkt actief zijn (item 5.5) aan te nemen. Dat eiseres veel last heeft van haar enkels vanwege de reuma blijkt namelijk niet uit de gegevens van de reumatoloog. De reumatoloog vermeldt alleen dat er lichte slijtage is ter hoogte van het basisgewricht van de grote teen rechts (brief van 12 oktober 2022).
15. De verzekeringsarts B&B heeft ook voldoende gemotiveerd dat de verminderde mentale belastbaarheid van eiseres is erkend met beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts B&B heeft toegelicht waarom hij geen aanleiding ziet om een beperking aan te nemen voor het omgaan met andermans emoties als gevolg van de depressieve klachten. De verzekeringsarts B&B stelt dat een diagnose niet leidend is voor welke beperkingen moeten worden aangegeven. Bovendien blijkt nergens uit het dossier dat eiseres niet zou kunnen omgaan met de emoties van anderen. Verder heeft de verzekeringsarts B&B inzichtelijk gemotiveerd waarom hij het argument van eiseres dat een beperking moet worden aangenomen voor beroepsmatig autorijden omdat wel een beperking is opgenomen ten aanzien van persoonlijk risico niet kan volgen. Hij heeft toegelicht dat het voor hem onduidelijk is op welke medische grond de beperking voor persoonlijk risico is aangenomen, zodat hij geen reden ziet om een beperking op te nemen voor beroepsmatig vervoer.
16. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 8 juli 2021.
17. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 8 juli 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 19 juli 2022 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als taximedewerkster omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en één reservefunctie opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 315133) Administratief medewerker (document scannen);
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( SBC-code 267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
En de reservefunctie (SBC-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie).
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
20. De verzekeringsarts B&B heeft in beroep een extra beperking in de FML opgenomen ten aanzien van werken in een koude omgeving zoals koelcellen en vrieskasten (item 3.1.2). Het UWV heeft in het verweerschrift van 9 januari 2023 gemotiveerd dat dit belastingsaspect in de geduide functies niet voorkomt. De belasting in de geselecteerde functies past daarom onverminderd bij de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank vindt dat het UWV hiermee voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
21. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 8 juli 2021 met de middelste van de drie geduide functies 82,85% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 17,15% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

23. Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering terecht afgewezen, omdat eiseres per 8 juli 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
24. Omdat de verzekeringsarts B&B tijdens de beroepsprocedure een extra beperking heeft aangenomen in de FML, bevat de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het UWV heeft in beroep het gebrek met het verweerschrift en het rapport van de verzekeringsarts B&B van 6 januari 2023 hersteld. Niet is gebleken dat eiseres door het gebrek in het bestreden besluit is benadeeld. Ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Dit maakt dat de rechtbank het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert.
25. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1). Verder heeft eiseres verzocht om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de kosten voor het opvragen van medische informatie van in totaal € 183,68 (€ 60,- voor het opvragen van informatie bij de reumatoloog en € 123,68 voor het opvragen van informatie bij de huisarts). Deze kosten dienen te worden aangemerkt als kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb. De rechtbank zal het UWV veroordelen tot vergoeding van de kosten van in totaal € 183,68 die als redelijk en redelijkerwijs gemaakt voorkomen. Hiermee komen de proceskosten uit op een bedrag van € 1.857,68 (€ 1.674,- + € 183,68). Ook moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het UWV het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.857,68.
Deze uitspraak is gedaan op 26 juni 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.