ECLI:NL:RBZWB:2023:4421

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5663
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging en weigering van Ziektewet-uitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 16 november 2021, waarin zijn Ziektewet-uitkering werd beëindigd en geweigerd. De rechtbank heeft op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij eiser niet aanwezig was op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, na een telefonische hoorzitting en het opvragen van informatie bij de huisarts, voldoende medisch onderzoek heeft verricht. De verzekeringsarts concludeerde dat eiser, op basis van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 oktober 2021, in staat was om licht belastende arbeid te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de geselecteerde functies, die door de arbeidsdeskundige zijn vastgesteld, medisch passend waren en dat eiser meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen met deze functies. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser per 18 april 2021 heeft beëindigd en dat er geen reden was om aan te nemen dat eiser per 4 mei 2021 en 31 mei 2021 niet arbeidsgeschikt was. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en hij heeft geen recht op proceskostenvergoeding of schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5663 ZW

uitspraak van 22 juni 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] te [plaatsnaam 1] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam werkgever]te [plaatsnaam 2] (voormalig werkgever).

Procesverloop

1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 november 2021 (bestreden
besluit) inzake de beëindiging en weigeringen van een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiser heeft geen toestemming verleend voor inzage in de medische stukken door de
derde partij. Bij beslissing van 3 augustus 2022 heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat de derde partij van die stukken geen kennis mag nemen en dat kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is.
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2023 in Breda op zitting behandeld. Hieraan
heeft deelgenomen: mr. H.M. van Gent namens het UWV. Eiser is – zonder bericht – niet verschenen en de derde partij heeft zich afgemeld voor de zitting.

Overwegingen

2. Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als verkoper buitendienst bij [naam werkgever] (voormalig werkgever/derde partij) voor gemiddeld 37,93 uur per week.
Met een besluit van 17 maart 2021 (primair besluit 1) heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat zijn ZW-uitkering met ingang van 18 april 2021 wordt beëindigd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met een besluit van 31 mei 2021 (primair besluit 2) heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat hij met ingang van 4 mei 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met een besluit van 24 juni 2021 (primair besluit 3) heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat hij met ingang van 31 mei 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Datum in geding 18 april 2021
3. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b] (verzekeringsarts b&b) heeft informatie bij eisers huisarts opgevraagd en eiser gesproken op de telefonische hoorzitting van 20 september 2021. Met betrekking tot de datum 18 april 2021 heeft de verzekeringsarts b&b aangegeven dat uit de primaire rapportage blijkt dat de ervaren klachten en belemmeringen voldoende aan de orde zijn gesteld. Er heeft een voldoende uitgebreid, voldoende op de klachten gericht medisch onderzoek plaatsgevonden. De conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese, het eigen medisch onderzoek en de recente medische informatie van de bedrijfsarts. Met de beschreven beperkingen wordt voorzien in licht belastende arbeid, passend bij de aard en ernst van de problematiek. De beperkingen passen tevens bij de bevindingen van het medisch onderzoek van de verzekeringsarts. Eiser brengt in het bezwaarschrift en de hoorzitting geen nieuwe gezichtspunten naar voren die aanleiding geven tot meer of andere beperkingen ten aanzien van 18 april 2021. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft de verzekeringsarts b&b neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 oktober 2021.
4. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hij op de hoogte was van de door eiser gestelde klachten. Bij de opstelling van de FML van 26 oktober 2021 is met het geobjectiveerde deel van eisers klachten rekening gehouden. Eiser heeft in beroep geen medische informatie overgelegd, die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 26 oktober 2021.
5. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [naam arbeidsdeskundige b&b] (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML van 26 oktober 2021, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: archiefmedewerker (Sbc-code 315132), archiefmedewerker (Sbc-code 553020) en samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130).
6. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 2 november 2021
.De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Nu eiser met die functies meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kan verdienen, heeft het UWV terecht zijn ZW-uitkering met ingang van 18 april 2021 beëindigd
Data in geding 4 mei 2021 en 31 mei 2021
7. Met betrekking tot de data in geding 4 mei 2021 en 31 mei 2021 wordt door de verzekeringsarts b&b aangegeven dat op basis van een onveranderde situatie in de periode april-mei 2021 hij geen medische grondslag heeft om uit te gaan van verdergaande beperkingen dan eerder beschreven. Hiermee is eiser per 4 mei 2021 en 31 mei 2021 volgens hem arbeidsgeschikt te achten voor de te duiden functies naar aanleiding van de in bezwaar aangepaste FML van 26 oktober 2021.
8. Eiser heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat het standpunt van de verzekeringsarts b&b met betrekking tot de data in geding 4 mei 2021 en 31 mei 2021 onjuist zou zijn. Dit betekent dat het UWV terecht heeft geweigerd om per
4 mei 2021 en 31 mei 2021 aan eiser een ZW-uitkering toe te kennen.

Conclusie

9. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding of een schadevergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 22 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.