ECLI:NL:RBZWB:2023:4423

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
C/02/407763 / JE RK 23-511
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
  • mr. Slot
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een complexe ouderschapskwestie

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor zes maanden. De ouders van [minderjarige01] zijn verwikkeld in een jarenlange juridische strijd, wat leidt tot ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van [minderjarige01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige01] betrokken is in de conflicten tussen de ouders, wat zijn ontwikkeling ernstig bedreigt. De moeder heeft in januari 2023 zonder overleg met [minderjarige01] verhuisd, wat de situatie verder heeft gecompliceerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een dringende noodzaak is voor hulpverlening en dat de huidige situatie van [minderjarige01] bij zijn vader moet worden geformaliseerd om stabiliteit te waarborgen. De rechtbank heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met de nadruk op het belang van [minderjarige01] en de noodzaak van hulpverlening voor de ouders.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/407763 / JE RK 23-511
Datum uitspraak: 13 juni 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND(hierna: de Raad), locatie Middelburg,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2014 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.T.P. Tielemans te Eindhoven.

[de vader01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. P.C. van der Kuijl te Middelburg.
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI), gevestigd te Middelburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van de Raad van 21 maart 2023;
- de door mr. Van der Kuijl tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen.
Op 11 mei 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, gelijktijdig met de behandeling van het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming voor een verhuizing en inschrijving van [minderjarige01] op een basisschool, bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/392504 / FA RK 21-5767, in welke zaak bij separate beschikking is beslist.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de Raad;
  • twee vertegenwoordigsters van de GI.

De feiten

De vader en de moeder oefenen samen het gezag over [minderjarige01] uit.
[minderjarige01] woont bij zijn moeder maar verblijft sinds februari 2023 bij zijn vader.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Daarnaast verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] te verlenen bij de vader met gezag voor de duur van zes maanden.

Het standpunt van de belanghebbende(n)

De Raad handhaaft het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van twaalf maanden en het verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij vader voor de duur van zes maanden. De Raad legt daaraan ten grondslag dat er sprake is van een jarenlange juridische strijd tussen ouders en [minderjarige01] groeit op met conflicten tussen hen. [minderjarige01] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd en de ouders verschillen van visie over wat het beste is voor hem. De Raad maakt zich dan ook zorgen over de identiteitsontwikkeling van [minderjarige01] . [minderjarige01] wordt betrokken in de strijd tussen ouders en kan geen onbelast contact met de andere ouder hebben. Het loyaliteitsconflict verhardt meer en meer. Vanuit het drangkader is hulpverlening ingezet maar die heeft onvoldoende opgeleverd. Bovendien is er sprake van een te complexe problematiek voor het drangkader. Moeder is in januari 2023 zonder voorbereiding en zonder overleg met [minderjarige01] naar [plaats01] verhuisd. Deze verhuizing was niet voorbereid: moeder is op stel en sprong vertrokken naar haar moeder omdat zij haar woning had opgezegd. Moeder lijkt niet te beseffen welke gevolgen het abrupte vertrek voor [minderjarige01] met zich meebrengt. Het gebrek aan inzicht dat moeder heeft laten zien baart de Raad grote zorgen. Moeder lijkt te handelen vanuit haar eigen behoefte en het lijkt dat zij zich niet in kan leven in de behoeften en belangen van [minderjarige01] . De Raad vindt het van belang dat de GI in de uitvoering van de ondertoezichtstelling een traject van ouderschapsbemiddeling en IPT inzet voor ouders. De Raad adviseert voor ouders ook psycho-educatie in te zetten. Daarnaast adviseert de Raad voor [minderjarige01] speltherapie op te starten. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de vader is nodig om de huidige situatie dat [minderjarige01] bij zijn vader woont, te stabiliseren en rust te creëren. De komende maanden moet worden bezien op welke wijze contact tussen [minderjarige01] en de vrouw mogelijk is als ook waar het perspectief van [minderjarige01] ligt.
De vader is het eens met de verzoeken van de Raad. De vader vindt het van belang dat er hulpverlening ingezet wordt om te werken aan de onderlinge relatie met de moeder en op het verbeteren van de communicatie. Want de communicatie met de moeder verloopt uiterst moeizaam. Ook wil hij graag hulpverlening bij hem thuis krijgen die hem handvatten kan geven voor de opvoeding van [minderjarige01] . Hij vraagt daar al langere tijd om. De vader is bereid om zijn medewerking te verlenen aan hulpverlening.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen verzoeken van de Raad. Zij stelt dat het onderzoek door de Raad niet grondig genoeg is gebeurd omdat maar heel kort met [minderjarige01] is gesproken. De moeder heeft 8 jaar lang alles voor [minderjarige01] gedaan en daar wordt heel makkelijk overheen gestapt. [minderjarige01] is ineens bij zijn vader geplaatst. De moeder heeft zorgen over de situatie van [minderjarige01] bij de vader thuis. De vader is bekend met PTSS en hij kan soms heel boos worden. De moeder is het, in beginsel, niet eens met het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] . Zij heeft er moeite mee dat de hulpverlening vanuit het gedwongen kader moet worden ingezet. Maar aan de andere kant wil de moeder dat er een neutraal persoon tussen haar en de vader in zit die hen helpt te werken aan hun communicatie. Want communicatie met de vader is er niet of nauwelijks. De moeder is het niet eens met het verzoek tot het verlenen van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de vader. De moeder is altijd de hoofdopvoeder van [minderjarige01] geweest en zij weet het beste wat [minderjarige01] nodig heeft. Het is in het belang van [minderjarige01] dat hij bij zijn moeder woont. De moeder is bereid om haar medewerking te verlenen aan de hulpverlening.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. [minderjarige01] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. [minderjarige01] wordt betrokken in de strijd tussen de ouders en kan geen onbelast contact hebben met de andere ouder. Het loyaliteitsconflict waarin [minderjarige01] zich bevindt, verhardt steeds meer. De moeder is in januari 2023 plotseling naar [plaats01] verhuisd en dat heeft veel invloed op [minderjarige01] gehad. Naar aanleiding van deze plotse verhuizing is [minderjarige01] in februari 2023 bij zijn vader geplaatst. Ook dit heeft een grote impact op [minderjarige01] gehad, nu [minderjarige01] jarenlang bij zijn moeder heeft gewoond. Tussen ouders vindt geen enkele communicatie plaats terwijl zij juist in deze situatie over beslissingen rondom [minderjarige01] met elkaar overleg zouden moeten hebben. Beide ouders verschillen van visie over wat het beste is voor [minderjarige01] . De moeder vindt het in het belang van [minderjarige01] dat hij weer bij haar in [plaats01] komt wonen. De vader daarentegen vindt het het beste voor [minderjarige01] dat hij bij hem blijft wonen zodat hij in zijn vertrouwde omgeving naar school kan gaan, voetbaltraining kan volgen en met zijn vriendjes kan spelen. De ouders hebben een neutraal persoon nodig die de ouders stuurt en voor de ouders een vorm van ouderschapsbemiddeling en psycho-educatie in gaat zetten. Ook is het van belang dat IPT bij de ouders wordt ingezet. De rechtbank verwacht van de GI dat zij actief hulpverlening gaat inzetten bij de ouders en hierin ook de regie pakt. De ouders moeten leren in te gaan zien wat voor gevolgen de beslissingen die ze maken op [minderjarige01] hebben. Voor [minderjarige01] is het van belang dat er speltherapie wordt opgestart zodat er gewerkt kan worden aan het wegnemen van de problemen die de sociale en emotionele ontwikkeling van [minderjarige01] belemmeren.
De doelen waaraan binnen de ondertoezichtstelling moet worden gewerkt zijn:
- [minderjarige01] groeit op in een veilige, stabiele, voorspelbare en duidelijke opvoedingssituatie;
- [minderjarige01] is geen getuige van de eventuele problemen tussen ouders of de onveiligheid die dit met zich meebrengt;
- [minderjarige01] heeft onbelast contact met beide ouders en krijgt hiervoor vanuit de andere ouder (emotionele) toestemming;
- [minderjarige01] wordt gestimuleerd en ondersteund in zijn ontwikkeling op een wijze die aansluit bij zijn specifieke behoeftes, leeftijd en niveau;
-ouders kunnen aansluiten bij de behoeftes van [minderjarige01] , zodat hij wordt gestimuleerd in zijn ontwikkeling en zich gehoord en gezien voelt;
-voor ouders wordt ouderschapsbemiddeling ingezet waarbij aandacht is voor het vergroten van vertrouwen tussen de ouders;
-ouders zijn in staat om hun rol als ouder samen vorm te geven zonder conflicten of escalaties;
-ouders ontvangen psycho-educatie over wat loyaliteit en een scheiding met een kind doet;
-beide ouders stellen hun eigen ouderschap voor [minderjarige01] centraal;
-ouders spreken neutraal, en niet negatief over elkaar.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande het verzoek van de Raad toewijzen en [minderjarige01] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Eveneens zal de rechtbank een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de vader met gezag verlenen voor de duur van zes maanden. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige01] is dat de huidige situatie in elk geval nu moet worden gecontinueerd. De afgelopen jaren heeft [minderjarige01] al veel wisselingen mee moeten maken. Zo is hij in januari van dit jaar zonder voorbereiding met zijn moeder verhuisd naar [plaats01] , maar in februari alweer teruggekeerd en bij zijn vader gaan wonen. Het is in het belang van [minderjarige01] dat er rust en stabiliteit komt en hij nu niet weer opnieuw van woonplaats moet wisselen. De moeder geeft geen toestemming voor het verblijf van [minderjarige01] bij zijn vader dus de rechtbank is van oordeel dat het verblijf van [minderjarige01] bij zijn vader middels een machtiging tot uithuisplaatsing moet worden geformaliseerd. Er moet echter ook zicht komen hoe het met [minderjarige01] bij vader gaat. De duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] moet worden gebruikt om te onderzoeken op welke wijze contact tussen [minderjarige01] en de vrouw mogelijk is als ook waar het perspectief van [minderjarige01] ligt.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande het verzoek van de Raad toewijzen en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de vader met gezag verlenen voor de duur van zes maanden.
De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat het in het belang van [minderjarige01] is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank:
stelt [minderjarige01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 13 juni 2023 en tot 13 juni 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de vader met gezag met ingang van 13 juni 2023 en tot 13 december 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, voorzitter, mr. Slot en mr. De Beer, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.