ECLI:NL:RBZWB:2023:4424

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
C/02/392504 / FA RK 21-5767
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
  • mr. Slot
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking vervangende toestemming verhuizing, hoofdverblijf en zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2023 een tussenbeschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de vervangende toestemming voor de verhuizing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De rechtbank heeft de verzoeken van de ouders, de vrouw en de man, om wijziging van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor [minderjarige01] behandeld. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.T.P. Tielemans, verzoekt vervangende toestemming voor de verhuizing van [minderjarige01] naar [plaats02] en inschrijving op een school aldaar. De man, vertegenwoordigd door mr. P.C. van der Kuijl, verzoekt om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] bij hem vast te stellen en een zorgregeling op basis van co-ouderschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige01] en dat de huidige situatie belastend is voor hem. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de verzoeken aan te houden en een periode van zes maanden te wachten op verdere ontwikkelingen. De rechtbank heeft de behandeling van de verzoeken aangehouden en verzocht om een rapport van de GI en de advocaten over de stand van zaken. De rechtbank heeft ook een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij [minderjarige01] contact heeft met beide ouders, maar de details van de zorgregeling zijn nog niet definitief vastgesteld. De rechtbank benadrukt het belang van stabiliteit en rust voor [minderjarige01] en heeft de ouders aangespoord om samen tot afspraken te komen over de zorgregeling.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/392504 / FA RK 21-5767
datum uitspraak: 13 juni 2023
tussenbeschikking betreffende vervangende toestemming verhuizing, vervangende toestemming inschrijving school, wijziging hoofdverblijfplaats en vaststelling zorgregeling
in de zaak van
[de vrouw01],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.T.P. Tielemans te Eindhoven, voorheen mr. E. Sijnesael te Middelburg,
tegen
[de man01] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. P.C. van der Kuijl te Middelburg.
Ouders van het thans nog minderjarige kind:
-
[minderjarige01] ,geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2014, hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI), gevestigd te Middelburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van 27 juli 2022 en de daarin vermelde stukken;
- het rapport van de Raad van 21 maart 2023;
- de door mr. Van der Kuijl tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen.
1.2
Het verzoek is door de meervoudige kamer van deze rechtbank nader mondeling behandeld op 11 mei 2023, gezamenlijk met het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] , bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/392504 / FA RK 21-5767, in welke zaak bij separate beschikking is beslist. Bij deze gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens waren aanwezig twee zittingsvertegenwoordigsters van de GI alsmede een zittingsvertegenwoordigster van de Raad.

2.De verdere beoordeling

2.1
Thans liggen nog voor de verzoeken van de man om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I primair een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] vast te stellen in dier voege dat zijn hoofdverblijfplaats zal worden vastgesteld bij de man met de vaststelling van een zorgregeling gebaseerd op co-ouderschap waarbij [minderjarige01] de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw verblijft, alsmede gedurende de helft van de feestdagen en de schoolvakanties indien de vrouw in [plaats01] blijft wonen en de vaststelling van een zorgregeling waarbij [minderjarige01] gedurende één weekend in de veertien dagen bij de vrouw verblijft, alsmede de helft van de feestdagen en schoolvakanties indien de vrouw zelf naar [plaats02] verhuist;
II subsidiair – indien de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] bij de vrouw blijft – een zorgregeling vast te stellen gebaseerd op co-ouderschap waarbij [minderjarige01] de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw verblijft, alsmede gedurende de helft van de feestdagen en de schoolvakanties dan wel een zorgregeling vast te stellen c.q. de vrouw tot nakoming te veroordelen van een zorgregeling zoals partijen in de jaren voorafgaande aan deze zaak hadden, waarbij [minderjarige01] gedurende één weekend in de veertien dagen bij de man verblijft, alsmede gedurende de doordeweekse dagen waarop de vrouw moet werken alsmede de helft van de feestdagen en de schoolvakanties, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen regeling;
III primair en subsidiair een onderzoek door de Raad te gelasten en hangende dat onderzoek bij wijze van voorlopige regeling in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek een zorgregeling tussen de man en [minderjarige01] vast te stellen die neerkomt op een co-ouderschapsregeling waarbij [minderjarige01] de ene week bij de man verblijft en de andere week bij de vrouw en de feestdagen en de schoolvakanties bij helfte worden verdeeld tussen partijen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen regeling;
IV primair en subsidiair te bepalen dat de vrouw een dwangsom verbeurt van € 250,- per dag, dan wel dagdeel, dat de vrouw geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft de door de rechtbank vast te stellen c.q. te bekrachtigen (voorlopige) zorgregeling na te komen.
2.2
Naast voornoemd gewijzigd zelfstandig verzoek van de man, ligt tevens nog ter
beoordeling voor het – gewijzigde – verzoek van de vrouw, voor zover mogelijk uitvoerbaar
bij voorraad:
- vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van [minderjarige01] naar [plaats02] en tevens vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van [minderjarige01] op [kindcentrum01] te [plaats02] dan wel basisschool [naam02] te [plaats02] .
2.3
De rechtbank verwijst naar haar beschikking van 27 juli 2022. In deze beschikking heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld die inhoudt dat er voorlopig contact is tussen de man en [minderjarige01] :
- een weekend per veertien dagen van vrijdag 14.30 uur tot zondag 18.00 uur;
- iedere woensdag van 12.00 uur tot 18.00 uur;
- de vakanties en feestdagen conform de verdeling zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.6 van die beschikking.
Eveneens is bij deze beschikking de Raad verzocht een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de navolgende vragen:
- In hoeverre komt de door de vrouw voorgenomen verhuizing tegemoet aan de belangen van de minderjarige c.q. in hoeverre verzetten de belangen van de minderjarige zich tegen deze voorgenomen verhuizing?
- Welke hoofdverblijfplaats komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
2.4
De rechtbank verwijst voorts naar het vonnis in kort geding van 17 februari 2023 van deze rechtbank. Middels dit vonnis is de vrouw bevolen om, op straffe van verbeurte van een dwangsom, [minderjarige01] naar de man te brengen en hem daar te laten verblijven. Ook heeft de voorzieningenrechter de tussen partijen in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling en de voorlopige zorgregeling zoals is vastgelegd in de beschikking van 27 juli 2022 gewijzigd en bepaald dat
voorlopigde volgende verdeling van de zorg- en opvoedtaken zal gelden:
- [minderjarige01] verblijft bij de man van vrijdag 17 februari 2023 te 14.30 uur tot zondag 19 februari 2023 te 18.00 uur bij de man;
- [minderjarige01] verblijft bij de vrouw van zondag 19 februari 2023 te 18.00 uur tot zaterdag 25 februari 2023 te 12.00 uur;
- vervolgens zal [minderjarige01] in een cyclus van vier weken steeds drie opvolgende weekenden bij de vrouw verblijven van vrijdag na school tot zondag te 18.00 uur, waarna hij het vierde weekend bij de man zal blijven;
- de vrouw zal [minderjarige01] steeds halen en terugbrengen.
2.5
Uit het rapport van de Raad van 21 maart 2023 en hetgeen de Raad naar voren heeft gebracht op de mondelinge behandeling blijkt dat de Raad zich ernstige zorgen maakt over de identiteitsontwikkeling van [minderjarige01] . [minderjarige01] groeit op met conflicten tussen ouders. Het loyaliteitsconflict verhardt meer en meer. Het is zorgelijk dat [minderjarige01] erg resoluut en consequent aangeeft dat hij niet bij zijn vader wil wonen en dat hij niets positiefs over hem kan zeggen. Er is al jarenlang sprake van een verstoorde communicatie tussen ouders. De vrouw is in januari 2023 zonder toestemming van de man met [minderjarige01] naar [plaats02] verhuisd en deze verhuizing was totaal niet voorbereid en erg onverwacht. Bij kort geding vonnis van 17 februari 2023 is bepaald dat [minderjarige01] voorlopig bij zijn vader moet wonen totdat het onderzoek door de Raad is afgerond. Het gebrek aan inzicht dat de vrouw heeft laten zien baart de Raad grote zorgen. De verhuizing is niet voorbereid: de vrouw is plotseling vertrokken naar haar moeder omdat zij haar woning had opgezegd. De vrouw wil niet terugkeren naar [plaats01] . De vrouw lijkt niet te beseffen welke gevolgen het abrupte vertrek voor [minderjarige01] met zich meebrengt. De vrouw lijkt te handelen vanuit haar eigen behoefte en het lijkt dat zij zich niet in kan leven in de behoeften en belangen van [minderjarige01] . De Raad adviseert de verzoeken ten aanzien van het hoofdverblijf en de zorgregeling aan te houden voor een periode van 6 maanden. Binnen het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling zal worden bezien op welke wijze contact tussen [minderjarige01] en de vrouw mogelijk is als ook waar het perspectief van [minderjarige01] ligt. De Raad acht het het meest in het belang van [minderjarige01] als ouders zelf met elkaar afspraken gaan maken over bij wie het hoofdverblijf van [minderjarige01] moet worden bepaald als ook hoe de zorgregeling eruit komt te zien. Mochten ouders niet samen tot overeenstemming kunnen komen dan kan de Raad na deze periode van 6 maanden een definitief advies uitbrengen. De huidige zorgregeling op basis waarvan [minderjarige01] 3 weekenden in de 4 weken bij zijn moeder verblijft, acht de Raad te belastend en te druk voor [minderjarige01] . Op deze manier moet [minderjarige01] veel reizen. Ook moet hij dan vaak voetbalwedstrijden missen terwijl het meedoen aan die wedstrijden voor zijn ontwikkeling goed is. Daarnaast adviseert de Raad het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor de verhuizing en de inschrijving van [minderjarige01] op een school in [plaats02] , af te wijzen. Een verhuizing is niet in het belang van [minderjarige01] . Het is nu zaak om een stabiele situatie voor [minderjarige01] en rust te creëren. Een verhuizing naar [plaats02] staat haaks op de belangen van [minderjarige01] . Een verhuizing zal een enorme impact hebben op de draagkracht, veerkracht en flexibiliteit van [minderjarige01] . Een verhuizing betekent veel onzekerheid en [minderjarige01] moet nog een keer afscheid nemen op school, zijn voetbalclub en zijn vriendjes. [plaats02] is niet naast de deur en de man kan op deze manier geen rol spelen in het leven van [minderjarige01] . Tot slot vindt de Raad het van belang dat voor ouders een traject van ouderschapsbemiddeling en IPT wordt ingezet en voor [minderjarige01] speltherapie.
2.6
Door en namens de man wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het goed gaat met [minderjarige01] thuis. Het was voor hen beiden erg wennen toen [minderjarige01] in februari van dit jaar ineens volledig bij hem kwam wonen. [minderjarige01] heeft veel vriendjes op school en zit op voetbal. Het is wel jammer dat hij vaak voetbalwedstrijden moet missen omdat hij 3 van de 4 weekenden naar zijn moeder gaat. Momenteel wordt [minderjarige01] door de vrouw op school opgehaald voor een omgangsweekend maar de man zou dat veranderd willen zien naar bij hem thuis. [minderjarige01] vraagt namelijk nu vaak aan de man of hij op school nog afscheid van hem komt nemen voordat hij naar zijn moeder gaat. De man komt dan op school afscheid van [minderjarige01] nemen. De communicatie met de vrouw verloopt moeizaam maar de man is bereid daaraan te werken.
2.7
Door en namens de vrouw wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het niet goed gaat met [minderjarige01] . Als zij [minderjarige01] op vrijdag uit school ophaalt, ziet ze een heel andere [minderjarige01] dan die ze gewend is. [minderjarige01] is in het weekend vaak te moe om iets met de vrouw te ondernemen. De vrouw maakt zich zorgen om [minderjarige01] als hij bij de man is. Zo stelt de man geen grenzen aan [minderjarige01] en de vrouw maakt zich dan ook zorgen dat [minderjarige01] meer gaat gamen. Ook maakt de vrouw zich zorgen over het feit dat in het verleden PTSS bij de man is vastgesteld. Er is geen zicht op hoe het met [minderjarige01] bij de vader thuis gaat. Er is nauwelijks sprake van communicatie met de man. De vrouw krijgt weinig informatie van de man over hoe het met [minderjarige01] gaat. Het leven dat de vrouw met [minderjarige01] had, is weg. De vrouw heeft sinds 26 april een eigen woning in [plaats02] en is van plan daar te blijven wonen. De vrouw is altijd erg ongelukkig geweest in [plaats01] en heeft hier nooit kunnen aarden. Naar aanleiding van incidenten in de straat en met buurtbewoners was de vrouw genoodzaakt om naar [plaats02] te vertrekken. Dat was juist ook in het belang van [minderjarige01] . Het is in het belang van [minderjarige01] dat hij weer bij haar komt wonen. De vrouw is altijd de hoofdopvoeder van [minderjarige01] geweest en zij weet dan ook het beste aan te sluiten bij de behoeftes van [minderjarige01] .
2.8
De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van het rapport van de Raad en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling acht de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen geven op de verzoeken omtrent het hoofdverblijf, de zorgregeling en de vervangende toestemming voor de verhuizing. Bij beschikking van deze rechtbank van 13 juni 2023 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van 12 maanden en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de man verleend voor de duur van 6 maanden. De GI zal binnen het kader van de ondertoezichtstelling in gaan zetten op een traject van ouderschapsbemiddeling voor de ouders als ook inzet van IPT. Voor [minderjarige01] zal speltherapie worden opgestart. Binnen deze hulpverlening zal duidelijk moeten worden waar [minderjarige01] het best op zijn plaats is. Ook of ouders wat betreft het hoofdverblijf van en de zorgregeling rondom [minderjarige01] , tot overeenstemming kunnen komen. Omdat de rechtbank niet erop vooruit wil lopen of dit ouders lukt en de rechtbank alsnog een beslissing over de verzoeken dient te nemen, zal de rechtbank de behandeling van deze verzoeken aanhouden tot de nadere mondelinge behandeling van de meervoudige kamer van deze rechtbank op
30 november 2023 om 11.00 uur. De rechtbank verzoekt de GI en (de advocaten van) partijen uiterlijk twee weken voor de mondelinge behandeling de rechtbank schriftelijk te berichten over de stand van zaken. Mocht de GI voornemens zijn een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in te dienen dan zal dit verzoek ook op voornoemde mondelinge behandeling worden behandeld.
2.9
Met de man en de Raad is de rechtbank van oordeel dat de voorlopige zorgregeling zoals is vastgelegd in het kort geding vonnis van deze rechtbank van 17 februari 2023 te belastend voor [minderjarige01] is. [minderjarige01] moet de gelegenheid krijgen om in het weekend tijd met zijn vader door te brengen, maar ook om zijn sport te kunnen beoefenen. De man heeft aangevoerd dat [minderjarige01] het niet fijn vindt dat het omgangsmoment op de vrijdag op school plaatsvindt. [minderjarige01] wil graag eerst nog afscheid van zijn vader nemen voordat hij met de vrouw naar [plaats02] afreist. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vrouw [minderjarige01] op de vrijdagmiddag bij de man thuis ophaalt. De rechtbank zal bepalen dat [minderjarige01] en de vrouw
voorlopiggerechtigd zijn tot contact met elkaar gedurende één weekend per twee weken van vrijdagmiddag uit school, waarbij de vrouw [minderjarige01] om 15.00 uur bij de man thuis ophaalt, tot zondagavond 18.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen conform de verdeling zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.6 van de beschikking van 22 juli 2022.
2.1
De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat het in het belang van [minderjarige01] is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.

3.De beslissing

bepaalt dat de vrouw en [minderjarige01]
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar gedurende één weekend per twee weken van vrijdagmiddag uit school, waarbij de vrouw [minderjarige01] om 15.00 uur bij de man thuis ophaalt, tot zondagavond 18.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen conform de verdeling zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.6 van de beschikking van 22 juli 2022.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de verzoeken aan tot de nadere mondelinge behandeling van de meervoudige kamer van deze rechtbank op
30 november 2023 om 11.00 uur;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor partijen, hun advocaten, de GI en de Raad;
verzoekt de GI en (de advocaten van) partijen uiterlijk twee weken voor de voornoemde mondelinge behandeling de rechtbank schriftelijk te berichten over de stand van zaken.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, voorzitter, mr. Slot en mr. De Beer, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.