Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 mei 2023 met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 8 juni 2023.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De eiser, [eiser01], heeft de gedaagde, [gedaagde01], aangeklaagd wegens het te laat betalen van de huur. De huurovereenkomst was aangegaan met de wijlen echtgenote van de eiser, [naam01], en de gedaagde had vanaf het begin van de huurovereenkomst de huur structureel te laat betaald. Ondanks aanmaningen had de gedaagde een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd, die op het moment van de dagvaarding nog steeds niet volledig was voldaan.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De rechter concludeerde dat het in hoge mate aannemelijk was dat de vordering in een bodemprocedure zou worden toegewezen, en dat de eiser een spoedeisend belang had bij de ontruiming van de woning. De gedaagde was niet verschenen op de zitting, waardoor verstek werd verleend.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de huurwoning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten, met afgifte van de sleutels. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 746,59. De rechter heeft ook aangegeven dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is, en dat de eiser eerst een serieuze poging moet doen om tot een minnelijke regeling te komen voordat hij het vonnis ten uitvoer legt.