ECLI:NL:RBZWB:2023:4450

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
02-176476-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • Mr. Van Triest
  • Mr. Toekoen
  • Mr. Kruit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende woningoverval in vereniging op hoogbejaard echtpaar met maximale werkstraf en forse voorwaardelijke jeugddetentie

Op 27 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die op 19 juni 2022 samen met anderen een gewapende woningoverval heeft gepleegd op een hoogbejaard echtpaar in Roosendaal. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting een bekennende verklaring afgelegd, wat de rechtbank als wettig en overtuigend bewijs beschouwde, ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-bewijs. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een werkstraf van 200 uur op, te vervangen door 100 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd in voorarrest. Daarnaast werd een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden opgelegd met een proeftijd van twee jaar, waarbij bijzondere voorwaarden werden gesteld, zoals het melden bij de jeugdreclassering en meewerken aan hulpverlening. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het delict, waarbij de impact op de slachtoffers en de samenleving werd benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-176476-22
vonnis van de meervoudige kamer van 27 juni 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 13 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 19 juni 2022 in Roosendaal samen met anderen een gewapende woningoverval heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd en baseert zich daarbij onder meer op de verklaringen van de aangevers, de bekennende verklaring van verdachte ter zitting, de verklaringen van de getuigen [getuige01] en [getuige02] , ondersteund door de verklaring van [getuige03] , het bericht van [medeverdachte01] in de Snapchatgroep waar verdachte deel van uitmaakte en het feit dat er DNA van verdachte is aangetroffen op de bemonsterde kleding van aangever [slachtoffer01] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen voor het tenlastegelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 13 juni 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer01] d.d. 19 juni 2022 (proces-verbaal pagina 41 e.v.);
- het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer02] d.d. 19 juni 2022 (proces-verbaal pagina 44 e.v.)
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 juni 2022 te Roosendaal tezamen en in vereniging met anderen, in de woning (gelegen aan de [adres02] ), meerdere sieraden, die aan [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door met een mes stekende bewegingen richting die [slachtoffer01] en [slachtoffer02] te maken en die [slachtoffer01] en [slachtoffer02] een stok te tonen en met die stok op de grond en meubels te slaan en die [slachtoffer01] op de grond te duwen en die [slachtoffer01] en [slachtoffer02] (dreigend) de woorden toe te voegen dat zij, verdachte en zijn mededaders, geld wilden hebben.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van acht maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft verbleven, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daaraan gekoppeld, naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), te weten dat verdachte:
  • zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht (maximaal tot het einde van de proeftijd);’
  • zal meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek indien dit nodig wordt geacht door de jeugdreclassering
  • zal meewerken aan de hulpverlening indien de jeugdreclassering deze nodig acht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Niet valt in te zien wat de maatschappij heeft te winnen met het opnieuw vastzetten van deze nog jonge verdachte. Gelet op alles wat in zijn leven speelt acht de verdediging het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet passend. Alles wat verdachte tot nu toe heeft opgebouwd zal dan teniet worden gedaan. De verdediging kan zich voorstellen dat de rechtbank bijvoorbeeld een maximale werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie zal opleggen met voorwaarden. De verdediging vraagt zich daarbij af of een persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk is. Het gaat goed met verdachte en ook tijdens zijn lange periode van schorsing van de voorlopige hechtenis heeft hij zich goed gedragen. Een proeftijd van twee jaar acht de verdediging dan ook niet noodzakelijk en zij verzoekt deze te beperken tot één jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit strafbare feit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en met de omstandigheden van verdachte.
Verdachte en zijn twee mededaders hebben op 19 juni 2022 op klaarlichte dag de woning van een hoogbejaard echtpaar overvallen. Daarbij hebben ze gedreigd met een mes en is er met een stok tegen meubels en op de grond geslagen, waarbij er huisraad is vernield. Verdachte en zijn mededaders hebben de 89-jarige en 84-jarige slachtoffers erg bang gemaakt door in hun woning, hun veilige plek, als beesten tekeer te gaan. De 89-jarige man des huizes heeft tijdens de overval willen vluchten om hulp te halen, maar is door verdachte tegen de grond geduwd. Het spreekt voor zich dat een brute overval zoals deze, gevoelens van angst en onveiligheid geeft bij deze kwetsbare slachtoffers van zeer respectabele leeftijd. Slachtoffers van dit soort nare feiten ondervinden daar vaak nog lang last van. Naast de gevolgen voor de slachtoffers geeft een heftige woningoverval als deze ook gevoelens van angst en onveiligheid bij hun naasten, de buurtbewoners en de samenleving in het algemeen. Verdachte was die dag alleen uit op geld en spullen en heeft zich niet bekommerd om de ernstige gevolgen hiervan voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit is gebleken dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het advies van de Raad en de toelichting op het adviesrapport ter zitting. Gebleken is dat er weinig zorgen zijn over verdachte op de verschillende domeinen. Tijdens de schorsingsperiode zijn er evenmin zorgen naar voren gekomen. Verdachte zit nu op een andere school en heeft vrienden die een positieve invloed op hem hebben. Buiten de betrokkenheid bij dit ernstige delict waarover verdachte pas ter zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd, zijn er geen zorgen over hem. De Raad heeft in het kader van het opstellen van de rapportage met verdachte gesproken. Op dat moment ontkende hij echter nog dat hij een van de daders was. Nu ter zitting is gebleken dat hij wel betrokken was bij het tenlastegelegde feit, ziet de Raad aanleiding om het strafadvies aan te passen en adviseert nu aan verdachte niet alleen een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, maar ook een voorwaardelijke jeugddetentie, met een proeftijd van twee jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in de rapportage.
De jeugdreclassering heeft aangegeven dat zij instemt met het advies van de Raad. De jeugdreclassering is ter zitting enigszins overvallen door de bekentenis van verdachte en heeft daar nog niet met hem over kunnen spreken. Of een persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk is valt in dit stadium nog niet te zeggen. Ook zal moeten worden bezien of verdere hulpverlening noodzakelijk is.
De oriëntatiepunten straftoemeting die de rechtspraak voor berechting op grond van het jeugdstrafrecht hanteert, geven als uitgangspunt voor een overval op een woning een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden. Deze straf kan worden verhoogd of verlaagd indien er sprake is van strafvermeerderende of strafverminderende factoren, waarbij wordt gedacht aan factoren als de omvang van de schade, het letsel, recidive en het al dan niet aanwezig zijn van een samenwerkingsverband, het soort wapen dat is gebruikt en/of van kwetsbare slachtoffers. De rechtbank meent dat er in dit geval sprake is strafverzwarende omstandigheden, gelet op het feit dat er sprake was van een drietal samenwerkende daders, kwetsbare slachtoffers, bedreiging met onder meer een mes en daadwerkelijk uitgeoefend geweld op een hoogbejaarde man.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan – met inachtneming van voornoemde oriëntatiepunten straftoemeting – in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigt. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om hem nu geen verdere vrijheidsbenemende straf op te leggen. Verdachte heeft sinds zijn schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling doorgemaakt, zo is door de jeugdreclassering en de Raad aangegeven. Het belang van de verdachte is niet gediend met een onvoorwaardelijke jeugddetentie nu dit zijn positieve ontwikkeling zal doorkruisen. Wel ziet de rechtbank aanleiding om, gezien de ernst van het feit, verdachte de voor zijn leeftijd maximale werkstraf op te leggen. De rechtbank zal verdachte daarom opleggen een werkstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen jeugddetentie, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht naar rato van 2 uren per dag. Naast voornoemde onvoorwaardelijke straf acht de rechtbank een forse voorwaardelijke straf op zijn plaats. Verdachte is een first offender en hij moet er van weerhouden worden om nogmaals de fout in te gaan. De rechtbank zal verdachte daarom een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van zes maanden. Hierbij zal de rechtbank een proeftijd opleggen met daaraan gekoppeld, naast de algemene voorwaarden, een aantal bijzondere voorwaarden. In dat kader merkt de rechtbank op dat de Raad in zijn advies een weinig concrete voorwaarde heeft opgenomen, namelijk het meewerken aan de hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht. Normaliter dient een bijzondere voorwaarde concreet te zijn. De rechtbank begrijpt ook dat, nu verdachte voor het eerst ter zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd, de delictanalyse met verdachte nog moet plaatsvinden en er dan pas bepaald kan worden of en zo ja, welke hulpverlening er voor verdachte ingezet moet worden. Gelet hierop zal de rechtbank deze vrij algemeen geformuleerde voorwaarde toch opnemen. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om een persoonlijkheidsonderzoek af te laten nemen. Zij zal deze bijzondere voorwaarde dan ook niet overnemen. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de proeftijd in duur te beperken, zoals door de verdediging is verzocht. Dit maakt dat aan voornoemde voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar de navolgende bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, te weten dat verdachte:
  • zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering zo frequent en zo lang als deze instelling dat noodzakelijk acht (maximaal tot het einde van de proeftijd);
  • zal meewerken aan de hulpverlening indien de jeugdreclassering deze nodig acht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
100 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstoppen zal melden bij de jeugdreclassering zo frequent en zo lang als deze instelling dat noodzakelijk acht (maximaal tot het einde van de proeftijd);’
  • zal meewerken aan de hulpverlening indien de jeugdreclassering deze nodig acht.
- draagt Stichting Jeugdbescherming Brabant als gecertificeerde instelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Voorwaarden daarbij zijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en aan het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Triest, voorzitter, mr. Toekoen en mr. Kruit, kinderrechters, in tegenwoordigheid van Rozendaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 juni 2023.
Mr. Kruit is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.