ECLI:NL:RBZWB:2023:4483

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
10006507 CV EXPL 22-1872 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Cheung
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over een boom in verboden zone en onrechtmatige hinder

In deze zaak, die zich afspeelt tussen buren, vorderen eisers de verwijdering van een boom die zich op minder dan twee meter van de erfgrens bevindt. De eisers, eigenaar van een woning sinds 2017, stellen dat de boom van de gedaagden, die sinds 2016 eigenaar zijn van hun woning, schade veroorzaakt aan hun eigendom, waaronder een scheur in de keukenmuur en verstoppingen in het riool door wortelgroei. De eisers hebben de gedaagden verzocht de boom te verwijderen, maar deze hebben geweigerd, wat heeft geleid tot de rechtszaak. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boom onrechtmatig is geplaatst volgens artikel 5:42 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, maar oordeelt dat de vordering tot verwijdering is verjaard, omdat de boom meer dan twintig jaar geleden is geplant. De rechter heeft ook overwogen dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de boom daadwerkelijk schade heeft veroorzaakt aan hun woning. De vordering tot schadevergoeding voor de kosten van het verwijderen van de wortels en andere schade is afgewezen. De kosten van het deskundigenrapport zijn gelijkelijk verdeeld over beide partijen, en de proceskosten zijn voor rekening van de eisers, omdat zij grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10006507 / CV EXPL 22-1872
Vonnis van 21 juni 2023
in de zaak van
[eiser 1] ,
te [plaats 1] ,
[eiser 2] ,
te [plaats 1] ,
eisende partijen
hierna te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. R.L. Pyfferoen,
tegen
[gedaagde 1] ,
te [plaats 2]
[gedaagde 2],
te [plaats 1] ,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. R.A.A. Maat.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 september 2022 en alle daarin genoemde processtukken,
  • het bericht van 24 januari 2023 met producties van [eisers] ,
  • het bericht van 3 februari 2023 met producties van [gedaagden] ,
  • de aantekeningen van de griffier van de op 13 februari 2023 gehouden mondelinge behandeling van de zaak.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] en [gedaagden] zijn buren van elkaar. [eisers] is sinds 2017 eigenaar van de woning aan de [adres 1] en [gedaagden] is sinds 2016 eigenaar van de woning aan de [adres 2] . In de achtertuin van [gedaagden] staat een Japanse mispel (hierna: de boom). De boom bevindt zich 50 tot 60 centimeter van de erfgrens.
2.2.
De woning van [eisers] heeft een aanbouw aan de tuinzijde. In de aanbouw bevindt zich de keuken. In de keukenmuur aan de zijde waar de boom staat, zit aan de binnenkant een scheur.
2.3.
In november 2021 was er een verstopping in het toilet van [eisers] .
[bedrijf 1] heeft deze verstopping verholpen. Op de factuur van 3 november 2021 staat het volgende:

Uit camera-inspectie is gebleken dat er sprake is van wortelgroei op een verbinding net onder de toilet vloer. Dit zoveel mogelijk verwijderd.
(…)
Totaal te voldoen: € 252,35
2.4.
De gemachtigde van [eisers] heeft bij brief van 22 maart 2022 [gedaagden] aangemaand om de boom te verwijderen. In deze brief heeft de gemachtigde het volgende geschreven:
“Namens mevrouw [eiser 2] en de heer [eiser 1] verzoek ik en desnodig sommeer ik mevrouw [gedaagde 2] en de heer [gedaagde 1] :
1. Binnen drie weken na dagtekening van deze brief schriftelijk aan heer [eiser 1] en mevrouw [eiser 2] te bevestigen dat de boom met haar wortels, worteluitlopers en wortelopschot zo spoedig mogelijk en ieder geval voor 1 juni 2022 zal worden verwijderd. (…)
Indien mevrouw [gedaagde 2] en de heer [gedaagde 1] in gebreke blijven aan deze verzoeken en sommaties te voldoen zullen rechtsmaatregelen worden getroffen.”
2.5.
[eisers] heeft naar aanleiding van de verstopping een boomtechnisch onderzoek laten verrichten door [bedrijf 2] . De totale kosten van het onderzoek bedragen € 1.871,87.
2.6.
In het rapport van [bedrijf 2] van 18 mei 2022 wordt onder meer geconcludeerd dat het waarschijnlijk is dat de wortelgroei in de rioolverbinding onder de toiletvloer van [eisers] afkomstig is van de boom van [gedaagden] . Ook is hierin vermeld dat niet kan worden bevestigd dat de scheur in de keukenwand bij [eisers] is veroorzaakt door wortelgroei van de boom van [gedaagden] .
2.7.
Verder staat in het rapport het volgende:
Beoordeling boom en groeiplaats
(…)
De toename in hoogte vanaf 2017 is gelijk aan de hoogte van 10-11 witte planken aan de achtergevel van [adres 1] . (…) Dit betekent een jaarlijkse toename in hoogte van 0,26 – 0,287 meter. Op basis van deze jaarlijkse lengtegroei ligt de leeftijd tussen de 23 en 26 jaar.
(…)
Op basis van de berekende jaarlijkse toename in boomhoogte van 0,26-0,286 m en de netto boomhoogte van 3,9 m (6,76 m - -2,86 m) is het gedeelte dat uitsteekt boven de scheidsmuur 13-15 jaar.”
2.8.
[eisers] heeft naar aanleiding van het onderzoek van [bedrijf 2] een offerte opgevraagd bij een bedrijf dat zich bezighoudt met leidingrenovatie. De offerte ziet op het renoveren van het stamriool onder de woning aan [adres 1] door middel van het
aanbrengen van een liner. Het bedrag van de offerte is € 4.749,25 (inclusief btw).
2.9.
Tot het dossier behoort een foto uit 1999. Op deze foto is een oud-bewoner van [adres 3] in de tuin te zien. Op de achtergrond, rechtsboven op de foto, is boven het afgebeelde bijgebouw de bovenkant van een boom te zien.
2.10.
[eisers] heeft de voornoemde genoemde foto aan [bedrijf 2] voorgelegd met de
vraag of de boom op de foto dezelfde boom is als de boom die in de tuin van [gedaagden] staat. [bedrijf 2] heeft hierop in de e-mail van 16 september 2022 als volgt gereageerd:

(…), de boom rechtsboven op de foto betreft een conifeer. (…) Deze boom heeft een totaal andere habitus dan de Japanse mispel. De boom op de foto heeft een smal zuilvormige habitus met duidelijk afhangende takken waarbij takeinden weer omhoog buigen. De Japanse mispel heeft een ronde kroon met een korte stam. (…)

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de kantonrechter:
I. voor recht verklaart dat [gedaagden] onrechtmatig handelt jegens [eisers] en aansprakelijk is voor alle door [eisers] geleden en te lijden schade veroorzaakt door het aanwezig zijn van de boom;
II. [gedaagden] veroordeelt de boom binnen 3 weken na de datum waarop vonnis wordt gewezen van het perceel te verwijderen waarbij de beworteling onder de opstallen van de woning van [eisers] wordt gehandhaafd, door [bedrijf 3] te [plaats 3] dan wel een ander gecertifieerd boomverzorgingsbedrijf dan wel op zodanig wijze dat vooraf zeker is gesteld dat de verwijdering van de boom niet tot extra schade leidt aan de woning van [eisers] c.s.;
III. [gedaagden] veroordeelt ingeval zij na betekening van het vonnis in gebreke blijft aan de hiervoor onder II. vermelde vorderingen te voldoen aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden] daarmee in gebreke blijft;
IV. [gedaagden] veroordeelt aan [eisers] te voldoen:
- de kosten voor het verwijderen van de wortelgroei in het riool ad € 252,35;
- de kosten voor de werkzaamheden aan het riool van [eisers] ad € 4.749,25
- de kosten voor herstel van de scheur in de keukenwand ad € 750,-;
- de kosten van [bedrijf 2] ad € 1.871,87;
- de kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte ad € 11.692,85;
V. [gedaagden] veroordeelt in de kosten van dit geding inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis.
3.2.
[eisers] legt het volgende aan de vorderingen ten grondslag. Hij stelt dat de boom binnen twee meter van de erfgrens staat. Dat is in strijd met artikel 5:42 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). De boom moet daarom worden verwijderd. Verder stelt [eisers] dat het hebben van de boom in strijd met artikel 5:42 lid 1 BW jegens hem onrechtmatig is en dat hij daardoor schade heeft geleden. De schade bestaat uit de kosten van het verwijderen van de wortels uit het riool, het herstellen van de scheur in de keukenmuur en het inschakelen van een boomdeskundige. Om schade aan het riool in de toekomst te voorkomen, moet bovendien de riolering worden gerenoveerd. [eisers] stelt verder dat [gedaagden] gehandeld heeft in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Het lag op de weg van [gedaagden] om maatregelen te nemen die de risico’s voor schade aan de woning van [eisers] beperken. [gedaagden] had de doorgeschoten wortels weg moeten hakken.
In reactie op het beroep van [gedaagden] op verjaring voert [eisers] aan dat de vordering tot verwijderen van de boom niet is verjaard. Hij verwijst daartoe naar het rapport en de e-mail van 16 september 2022 van [bedrijf 2] , waaruit blijkt dat de boom pas 13 tot 15 jaar boven de scheidsmuur reikt. Zelfs indien de vordering tot verwijdering verjaard zou zijn, is er sprake van onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 BW. De hinder wordt veroorzaakt door doorschietende wortels en overhangende takken.
3.3.
[gedaagden] voert verweer. Zij stelt dat de boom meer dan 20 jaar geleden is geplant, zodat de vordering tot verwijdering van de boom is verjaard. Op het moment dat de boom is geplant, was al sprake van een onrechtmatige toestand. De scheidsmuur is voor de verjaring daarom niet relevant. [gedaagden] betwist verder dat zij onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld en dat sprake is van onrechtmatige hinder. De overhangende takken worden door [gedaagden] immers regelmatig gesnoeid. Daarnaast rust op [gedaagden] geen plicht om de wortels weg te hakken, terwijl [eisers] op grond van 5:44 lid 2 BW wel daartoe bevoegd is. Tot slot betwist [gedaagden] dat de boom schade heeft veroorzaakt aan de woning van [eisers] .

4.De beoordeling van de zaak

Verjaring
4.1.
Op grond van artikel 5:42 lid 1 BW is het onrechtmatig om een boom te hebben op een afstand van minder dan twee meter van het erf van een ander. De boom staat op 50 à 60 centimeter van de erfgrens met [eisers] . [eisers] kan verwijdering van de boom vorderen om aan die onrechtmatige toestand een einde te maken, tenzij die vordering is verjaard. Op grond van artikel 3:306 BW in samenhang met 3:314 BW verjaart een vordering tot opheffing van een onrechtmatige toestand na verloop van twintig jaren na de dag volgende op die waarop de onmiddellijke opheffing van die toestand kan worden gevorderd. Partijen twisten over de vraag wanneer de verjaringstermijn ten aanzien van de onderhavige boom is aangevangen. [gedaagden] stelt dat de verjaringstermijn is gaan lopen vanaf het moment dat de boom is geplant, terwijl [eisers] beweert dat de verjaringstermijn op grond van artikel 5:42 lid 3 BW is aangevangen op het moment dat de boom hoger reikte dan de muur van de aanbouw.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de verjaringstermijn is aangevangen op het moment van het planten van de boom. Vanaf dat moment gebruikt de boom immers voor zijn (wortel)groei voedsel en vocht uit de grond uit zijn nabije omgeving en dus van het naburig perceel (zie Hoge Raad 18 december 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0803). De overlast die [eisers] stelt te ondervinden heeft in overwegende mate betrekking op de wortelgroei. Daarbij komt dat de muur van de aanbouw geen scheidsmuur is in de zin van de wet. De muur van de aanbouw staat niet op, maar langs de erfgrens. De boom leidt er ook niet toe dat licht, lucht en uitzicht wordt ontnomen, zoals bij een boom die uitsteekt boven een muur die louter dient tot afscheiding van twee erven het geval kan zijn. Er bestaat dan ook geen aanleiding om voor het aanvangsmoment van de verjaringstermijn uit te gaan van het moment dat de boom hoger reikte dan de muur van de aanbouw.
4.3.
[gedaagden] stelt dat de boom meer dan 20 jaar geleden is geplant en verwijst daarbij naar de foto uit 1999. [eisers] heeft aan de hand van de e-mail van 16 september 2022 van [bedrijf 2] gemotiveerd betwist dat de boom op die foto te zien is. Verder heeft [gedaagden] een dochter van de oud-bewoners van haar woning gesproken die zou hebben verklaard dat de boom meer dan dertig jaar geleden aan haar ouders cadeau is gedaan door kennissen of vrienden die de boom hadden meegenomen vanuit Portugal. Dit is echter niet met stukken onderbouwd. [eisers] heeft voor de betwisting dat de boom meer dan 20 jaar geleden geplant is ook verwezen naar het rapport van [bedrijf 2] . In dit rapport is berekend wanneer de boom boven de scheidsmuur reikte. Zoals in 4.2. is overwogen, is dit niet relevant voor het aanvangsmoment van de verjaringstermijn. In hetzelfde rapport wordt echter, aan de hand van dezelfde berekening waar [eisers] naar verwijst, ook geconcludeerd dat de boom ten tijde van de opname (18 mei 2022) 23 tot 26 jaar oud is. Op grond hiervan gaat de kantonrechter ervan uit dat het aanvangsmoment van de verjaringstermijn tussen 18 mei 1996 en 18 mei 1999 is, omdat de boom in deze periode is geplant. De vordering is dus in beginsel verjaard.
4.4.
Uit artikel 3:317 lid 2 BW in samenhang met artikel 3:316 BW volgt dat de verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning die binnen zes maanden wordt gevolgd door het instellen van een eis of een andere daad van rechtsvervolging. Niet gesteld en niet gebleken is dat [eisers] [gedaagden] tijdig schriftelijk heeft aangemaand. [eisers] heeft verwezen naar een brief van 22 maart 2022. Deze brief zou op zichzelf stuitende werking kunnen hebben, maar de verjaring is niet door deze brief gestuit, aangezien tussen het moment van planten en deze brief meer dan twintig jaar zit. De verjaringstermijn was op dat moment dus al verstreken. Bovendien is deze aanmaning niet binnen zes maanden gevolgd door een daad van rechtsvervolging.
4.5.
Op grond van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat de vordering tot verwijdering van de boom is verjaard. De vordering tot verwijdering van de boom zal worden afgewezen.
Onrechtmatige hinder
4.6.
Een succesvol beroep op verjaring betekent niet dat [eisers] niet ex artikel 5:37 BW en/of artikel 6:162 BW kan ageren tegen de door hem ervaren overlast door de boom.
Het staat een eigenaar van een woonhuis met tuin in beginsel vrij om de tuin naar eigen inzicht in te richten en te gebruiken. Enige hinder van een naburig erf moet daarbij door buren worden geduld. Dit wordt pas anders wanneer de hinder dermate ernstig is, dat deze onrechtmatig moet worden geacht. De beoordeling of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de omvang van de daardoor toegebrachte schade en de verdere omstandigheden van het geval (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1106).
4.7.
[eisers] voert aan dat hij last heeft van bladval op het dak van de aanbouw, omdat de boom groot is en snel overhangende takken naar het perceel van [eisers] heeft. Door de bladval moet hij vaak bladeren opruimen en raakt de hemelwaterafvoer verstopt. Vooropgesteld wordt dat natuurlijke bladval, afkomstig uit de tuin van buren, bij uitstek één van de soorten hinder is die buren van elkaar kunnen ondervinden, en in beginsel hebben te dulden. Een grote hoeveelheid afvallende bladeren is immers inherent aan de aanwezigheid van een grote boom in de aangrenzende tuin. [eisers] heeft onvoldoende onderbouwd dat de bladval in dit geval van dermate omvang is dat deze meer is dan hij hoeft te dulden en daarmee onrechtmatig is. Daarbij wordt onder meer meegewogen dat op een plat dak, waar het hier om gaat, altijd meer bladeren zullen blijven liggen dan op een schuin dak. Daarnaast is niet weersproken dat [gedaagden] regelmatig zelf de bladeren verwijdert en eenmaal in de twee jaar de overhangende takken snoeit. Bovendien heeft [eisers] op grond van artikel
5:44 lid 1 BW het recht om de overhangende takken, nadat [gedaagden] is aangemaand, zelf te verwijderen. Dat hij dit niet heeft gedaan, komt voor zijn eigen rekening.
4.8.
Volgens [eisers] heeft de boom een scheur in de keukenmuur veroorzaakt. Ter onderbouwing heeft hij uitsluitend verwezen naar het rapport van [bedrijf 2] . Anders dan [eisers] veronderstelt, constateert de kantonrechter dat in dit rapport wordt geconcludeerd dat niet kan worden bevestigd dat de scheur in de keukenmuur is veroorzaakt door de wortelgroei van de boom. De stelling dat de boom hinder veroorzaakt omdat de keukenmuur is gescheurd, wordt dan ook alleen al omdat het causaal verband niet is aangetoond gepasseerd.
4.9.
Dit geldt eveneens voor de stelling dat er gevaar zou zijn dat de boom mogelijk in de toekomst zou omvallen en [eisers] in dat geval de meeste schade ondervindt. [eisers] heeft deze stelling, in het licht van de betwisting, onvoldoende onderbouwd. De enkele omstandigheid dat de boom te dicht bij de erfgrens staat en snel groeit, is daartoe onvoldoende.
4.10.
Tot slot heeft [eisers] betoogd dat de wortels van de boom hinder veroorzaken. [eisers] komt op grond van 5:44 lid 2 BW het recht toe om de op zijn perceel doorgeschoten wortels zelf weg te hakken, zonder [gedaagden] eerst aan te manen. Uit dit artikel vloeit voort dat het enkele doorschieten van wortels op andermans erf niet per definitie onrechtmatig is, aangezien de wet aan die omstandigheid slechts de conclusie verbindt dat dergelijke wortels mogen worden verwijderd en niet dat de eigenaar van de boom gehouden is te voorkomen dat een dergelijke situatie ontstaat. Uit dat artikel kan voor [gedaagden] dus niet de verplichting tot het weghakken van dergelijke wortels worden afgeleid. Dat de wortels voor [eisers] niet toegankelijk zijn, doet hier niet aan af. Wel is het zo dat indien de wortels tot schade en/of hinder leiden en die schade en/of hinder een bepaalde aard en omvang bereikt, afhankelijk van de verdere omstandigheden van het geval, sprake kan zijn van een onrechtmatige daad. Op basis daarvan kunnen de kosten voor verwijdering van de wortels als schadevergoeding worden gevorderd. De kantonrechter oordeelt in dit geval dat [eisers] geen recht heeft op vergoeding van de kosten die gemaakt zijn om de wortels te verwijderen. Vaststaat immers dat de boom, op het moment dat [eisers] de woning heeft gekocht in 2017, al aanwezig en aanzienlijk kleiner was. Nu [eisers] de boom zelf heeft kunnen zien groeien, had hij er rekening mee moeten houden dat de wortels van de boom onder de aanbouw zou kunnen doorgroeien. [eisers] had de schade dan ook kunnen voorkomen door tijdig de wortels die doorgroeien op zijn perceel – al dan niet met behulp van speciale apparatuur – te verwijderen. Gelet hierop heeft [gedaagden] niet in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.11.
Omdat geen sprake is van onrechtmatige hinder, is [gedaagden] niet gehouden om de gevorderde schadevergoeding te vergoeden. Wel ziet de kantonrechter aanleiding om de kosten van het rapport van [bedrijf 2] gelijkelijk over partijen te verdelen. Het beroep op verjaring tot verwijderen van de boom is immers geslaagd (mede) op grond van dit rapport. Nu [eisers] de kosten van dit rapport al geheel heeft voldaan, zal [gedaagden] worden veroordeeld tot voldoening van de helft van die kosten (€ 935,94).
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
De kantonrechter concludeert tot afwijzing van de door [eisers] gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 11.692,85, omdat een substantieel deel van zijn vorderingen wordt afgewezen.
Proceskosten
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van [eisers] , omdat hij voor het grootste gedeelte in het ongelijk wordt gesteld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden vastgesteld op € 792,-, zijnde twee procespunten ad € 396,-.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hoofdelijk, zo dat de een betalende de ander in zoverre zal zijn bevrijd, tot betaling van de helft van de kosten voor het deskundigenrapport van [bedrijf 2] , te weten € 935,94, aan [eiser 1] en [eiser 2] ,
5.2.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk, zo dat de een betalende de ander in zoverre zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] tot op heden vastgesteld op € 792,-,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Cheung, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.