ECLI:NL:RBZWB:2023:4488
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar inzake de waarde van onroerende zaak en aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 september 2021. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], op 1 januari 2020 vastgesteld op € 239.000. Deze waardevaststelling leidde tot de oplegging van een aanslag in de onroerendezaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2021. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en een taxateur namens de heffingsambtenaar aanwezig waren. Tijdens de zitting hebben partijen een compromis bereikt, waarbij zij overeenkwamen dat de waarde in het economische verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2020 op € 230.000 moet worden vastgesteld. Tevens is er een vergoeding voor de proceskosten van belanghebbende overeengekomen, die in totaal € 2.394,66 bedraagt, inclusief een vergoeding voor het griffierecht van € 49.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de waarde van de woning verlaagd tot € 230.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd. De heffingsambtenaar is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra en openbaar gemaakt op 28 juni 2023.