ECLI:NL:RBZWB:2023:4494

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
C/02/388414 FA RK 21-3686
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Oomes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en hoofdverblijf voor minderjarigen in een complexe scheidingssituatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2023, betreft het een verzoek om voorlopige zorgregeling en hoofdverblijf voor twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02], in het kader van een complexe scheidingssituatie tussen hun ouders, de man en de vrouw. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een mondelinge zitting op 30 mei 2023, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De minderjarigen zijn sinds 19 april 2023 onder toezicht gesteld van de Gecertificeerde Instelling (GI) vanwege zorgen over hun welzijn en de opvoedsituatie bij de vrouw.

De man verzoekt om de minderjarigen bij hem in te schrijven en een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen om de week bij de vrouw verblijven. De vrouw verzoekt om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij haar te bepalen en een zorgregeling waarbij de kinderen ook om de week bij de man verblijven. De rechtbank heeft in haar overwegingen de zorgen van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming meegenomen, die hebben geadviseerd om de minderjarigen voorlopig bij de man te laten verblijven, gezien de onveilige opvoedsituatie bij de vrouw.

De rechtbank heeft besloten om de minderjarigen voorlopig op het adres van de man in te schrijven en een contactregeling met de vrouw vast te stellen. De definitieve beslissing over het hoofdverblijf en de zorgregeling is aangehouden in afwachting van een schriftelijk verslag van de GI, dat uiterlijk op 5 maart 2024 moet worden ingediend. De rechtbank benadrukt het belang van hulpverlening en communicatie tussen de ouders om de situatie voor de minderjarigen te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/388414 FA RK 21-3686
27 juni 2023
nadere beschikking betreffende hoofdverblijf, zorgregeling en levensonderhoud
in de zaak van
[de man01],
wonende te [woonplaats01] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. C.G.M. Baas,
en
[de vrouw01],
wonende te [woonplaats01] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. C.G.A. Mattheussens.
1. Het verdere procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 15 december 2021 en alle daarin vermelde stukken;
- het op 5 januari 2023 ingekomen rapport van zorgaanbieder [jeugdzorg01] van
14 november 2022;
- de brieven van de Raad voor de Kinderbescherming van 4 januari 2023 en
23 januari 2023;
- het op 6 maart 2023 ingekomen rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 maart 2023;
- het op 8 maart 2023 ontvangen aanvullend verzoek van de man.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 30 mei 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Omdat de minderjarige kinderen van partijen ( [minderjarige01] en [minderjarige02] ) met ingang van 19 april 2023 onder toezicht zijn gesteld is ook de betrokken Gecertificeerde Instelling, Stichting Jeugdbescherming Brabant (hierna te noemen: de GI), opgeroepen voor de mondelinge behandeling. Namens de GI is mevrouw [naam01] verschenen. Verder was aanwezig mevrouw [naam02] , als vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad).
1.3. De minderjarigen zijn gelet op hun leeftijd in staat gesteld hun mening kenbaar te maken, zoals tijdens een zogenoemd kindgesprek
.[minderjarige02] heeft een brief geschreven naar de rechter. Van [minderjarige01] is geen reactie ontvangen.

2.De nadere beoordeling

2.1.
In de beschikking van 15 december 2021 heeft de rechtbank partijen en de minderjarigen verwezen voor een (jeugd)hulpverleningstraject in het kader van het Uniform Hulpaanbod. Verder is het verzoek van de man tot een voorlopige wijziging van de zorgregeling afgewezen en is iedere verdere beslissing aangehouden. De volgende verzoeken liggen nu nog ter beoordeling voor.
Verzoeken
2.2.
De man verzoekt:
I. het ouderschapsplan van partijen te wijzigen en te bepalen dat de minderjarigen hun hoofdverblijf hebben bij hem;
II. het ouderschapsplan van partijen te wijzigen en een zorgregeling vast te stellen waarbij de minderjarigen eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 18.00 uur bij de vrouw verblijven;
III.
primair:
te bepalen dat de minderjarigen worden ingeschreven op zijn adres;
subsidiair:
te bepalen dat de vrouw, vanaf het moment dat het advies van de raad wordt gevolgd en de minderjarigen veel meer bij hem zijn, aan hem een onderhoudsbijdrage voor de minderjarigen dient te voldoen van € 250,= per maand per kind.
2.3.
De vrouw verzoekt:
I. het ouderschapsplan van partijen te wijzigen en te bepalen dat de minderjarigen hun hoofdverblijf hebben bij haar;
II. het ouderschapsplan van partijen te wijzigen en een zorgregeling vast te stellen waarbij de minderjarigen eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de man verblijven, waarbij de vrouw de minderjarigen op vrijdag brengt en de man de minderjarigen op zondag terugbrengt;
III. te bepalen dat de man met ingang van de datum van de beschikking aan haar als onderhoudsbijdrage voor de minderjarigen dient te voldoen een bedrag van € 250,= per maand per kind.
Rapport van [jeugdzorg01]
2.4.
Zorgaanbieder [jeugdzorg01] heeft in haar rapport van 14 november 2022 het
volgende naar voren gebracht. [jeugdzorg01] heeft zorgen over de al jarenlang
aanhoudende complexe scheidingsproblematiek bij partijen welke van invloed is op de
ontwikkeling en het welzijn van de minderjarigen. Het lukt de hulpverlening niet om binnen
het vrijwillig kader de bestaande patronen bij partijen te doorbreken. [jeugdzorg01]
constateert dat de vrouw over meer draaglast dan draagkracht beschikt. Als gevolg hiervan
vindt de vrouw het lastig om structuur in de opvoeding aan te brengen en haar gezag jegens
de minderjarigen uit te oefenen. Het is [jeugdzorg01] niet gelukt om
opvoedondersteuning voor de vrouw te realiseren. Het is partijen onder begeleiding van
[jeugdzorg01] wel deels gelukt om afspraken met elkaar te maken, zoals bijvoorbeeld
over de informatievoorziening, maar het waarborgen van de gemaakte afspraken lijkt voor de
vrouw niet haalbaar. [jeugdzorg01] heeft zorgen over mogelijke verslavingsproblematiek
bij de vouw. Ook heeft zij zorgen over de impact op de minderjarigen van de ambivalente en
niet werkbare houding van de vrouw en over het verblijf van de minderjarigen bij de vrouw.
Het is dus, ondanks de intensieve inzet van [jeugdzorg01] , niet mogelijk gebleken de
gestelde doelstellingen met partijen te behalen. [jeugdzorg01] is van mening dat een
raadsonderzoek nodig is om tot een gedegen advies te komen met betrekking tot vervolghulp
voor het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarigen.
Rapport van de raad
2.5.
Na het onderzoek van de raad, dat heeft geleid tot het rapport van 2 maart 2023, heeft de raad verzocht om de minderjarigen voor een periode van een jaar onder toezicht te stellen. De kinderrechter heeft dit verzoek toegewezen met ingang van 19 april 2023.
2.6.
De raad heeft verder in zijn rapport van 2 maart 2023 geadviseerd om de definitieve beslissing over het hoofdverblijf van de minderjarigen en de zorgregeling voor een periode van twaalf maanden aan te houden in afwachting van de resultaten van de ondertoezichtstelling. Ook heeft de raad geadviseerd om een voorlopige zorgregeling vast te leggen, waarbij de minderjarigen bij de man verblijven en een contactregeling met de vrouw hebben van eens per twee weken van vrijdag uit school tot maandag voor school en in de andere week een (nader te bepalen) dag uit school tot de volgende dag voor school.
Ten aanzien van zijn advies heeft de raad in het rapport het volgende aangegeven.
2.7.
De minderjarigen hebben in het onderzoek van de raad zelf de wens geuit voor een gelijke zorgverdeling, zodat zij beide ouders niet te lang hoeven te missen en omdat het dan ‘eerlijk’ verdeeld is en er hopelijk minder ruzies tussen ouders zijn. Op dit moment vindt de raad de opvoedingssituatie bij de vrouw echter onvoldoende veilig om mee te kunnen gaan in de wens van de minderjarigen. De raad maakt zich momenteel grote zorgen over de opvoedingssituatie bij de vrouw, terwijl er over de opvoedingssituatie bij de man geen zorgen door de hulpverlening worden gezien. De hulpverlening is onvoldoende van de grond gekomen door de ambivalente houding van de vrouw (niet op afspraken komen, te laat komen doordat zij in slaap was gevallen, geen hulpvraag stellen, tips en adviezen niet opvolgen). De raad maakt zich zorgen over de persoonlijke problematiek van de vrouw, waarbij er door de man en [jeugdzorg01] zorgen worden geuit die mogelijk duiden op verslavingsproblematiek. De raad vindt het nodig dat er eerst meer zicht komt op de vraag of er bij de vrouw sprake is van verslavingsproblematiek en zo ja, welke behandeling de vrouw nodig heeft om hiervan af te komen en zo nee, waar het zorgelijke gedrag van de vrouw (zoals het in een diepe slaap vallen) dan vandaan komt. Daarnaast vindt de raad het van belang dat de vrouw middels opvoedingsondersteuning wordt versterkt in haar ouderrol. De combinatie van deze hulp zal ervoor moeten zorgen dat de vrouw weer een betrouwbare en voorspelbare opvoeder voor de minderjarigen kan zijn en haar draagkracht en draaglast beter in balans zijn. Daarnaast of vervolgens vindt de raad hulpverlening gericht op de oudercommunicatie van partijen nodig, zodat partijen goed op ouderniveau met elkaar kunnen communiceren en de minderjarigen geen last meer hoeven te hebben van de spanningen tussen partijen. Alvorens tot een definitief advies over het hoofdverblijf en de zorgregeling te komen wil de raad de resultaten van de in te zetten hulpverlening binnen de ondertoezichtstelling afwachten. De raad adviseert wel een voorlopige zorgregeling vast te leggen, waarbij de man een groter deel van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen op zich neemt dan de vrouw, aangezien er grote zorgen zijn over de opvoedingssituatie en beschikbaarheid van de vrouw. De vrouw wordt daardoor ook ontlast en krijgt meer tijd en ruimte om aan zichzelf te werken. Omdat de minderjarigen gewend zijn om veel tijd met de vrouw door te brengen en zij zelf ook uitspreken dat zij de andere ouder missen als zij die lange tijd niet zien, vindt de raad het wel in het belang van de minderjarigen dat zij in ieder geval elke week contact hebben met de vrouw.
Standpunten van partijen, de GI en de raad op de mondelinge behandeling
2.8.
De man heeft het volgende aangevoerd. De man heeft al langer zorgen over de opvoedsituatie bij de vrouw en deze zorgen zijn alleen maar groter geworden. Er is veel gebeurd tussen de vrouw en [minderjarige02] en in april 2023 heeft dit geresulteerd in een clash waarna [minderjarige02] niet meer naar de vrouw toe wil gaan. De man stimuleert [minderjarige02] om naar de vrouw te gaan en heeft [minderjarige02] ook zeven of acht keer naar de vrouw gebracht, maar [minderjarige02] komt steeds terug en geeft duidelijk aan nu niet bij de vrouw te willen zijn. De GI heeft in een gesprek met de man aangegeven dat zij tijd nodig heeft om te bekijken in hoeverre er bij [minderjarige02] draagvlak is om naar de vrouw te gaan en dat zij de situatie vooralsnog zo wil laten. De man hoopt dat [minderjarige02] met inzet van hulpverlening het contact met de vrouw weer kan opbouwen. Met [minderjarige01] gaat het helemaal niet goed. Hij heeft zelfmoordgedachten, depressieve gevoelens en een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Hij zit in een loyaliteitsconflict en maakt zich veel zorgen over de vrouw. Twee weken geleden heeft de vrouw de man nog gebeld met de mededeling dat [minderjarige01] met een mes in zijn handen heeft gestaan. De minderjarigen moeten niet de zorg voor hun moeder hebben en moeten kind kunnen zijn. Gelet op de aanwezige zorgen stemt de man in met het advies van de raad om in ieder geval voorlopig de minderjarigen bij hem te laten verblijven met een contactregeling met de vrouw. Hij hoopt dat dit de minderjarigen rust zal geven en dat de situatie van de vrouw zal verbeteren, zodat er uiteindelijk sprake kan zijn van een week-op-week-af-regeling. Indien het raadsadvies wordt gevolgd en de minderjarigen meer bij de man dan bij de vrouw zullen zijn, verzoekt de man te bepalen dat de minderjarigen op zijn adres worden ingeschreven. De man kan dan aanspraak maken op de fiscale tegemoetkomingen voor de minderjarigen. In het geval dit verzoek niet wordt toegewezen, verzoekt hij vast te stellen dat de vrouw kinderalimentatie voor de minderjarigen aan hem moet betalen.
2.9.
De vrouw heeft het volgende naar voren gebracht. De raad heeft zijn advies op feiten uit het verleden gebaseerd. De vrouw heeft een mindere periode gehad waar de minderjarigen iets van hebben meegekregen, maar het gaat sinds een aantal maanden beter met haar. Zij is onder behandeling van een psycholoog en zij is rustiger geworden. Er is dan ook geen noodzaak om nu in te grijpen en de minderjarigen meer tijd bij de man dan bij haar te laten doorbrengen. Zij vindt het zeer merkwaardig dat [minderjarige02] op 13 februari 2023 nog tegenover een raadsonderzoeker heeft aangegeven evenveel tijd bij ieder van haar ouders te willen zijn, maar sinds april 2023 geen contact meer met haar wil hebben. De laatste keer dat [minderjarige02] bij haar is geweest heeft zij [minderjarige02] een pedagogische tik gegeven. Beiden zijn hier erg van geschrokken, maar zij hebben hierover gepraat en [minderjarige02] is toen nog de hele week bij de vrouw gebleven. Nadat [minderjarige02] naar de man is gegaan, is zij vervolgens niet meer teruggekomen. De vrouw heeft de stellige indruk dat de man ervoor zorgt dat [minderjarige02] geen contact met haar wil. Zij is bang dat vastlegging van de door de raad geadviseerde voorlopige zorgregeling ertoe zal leiden dat de minderjarigen het idee krijgen dat zij slecht is en dat de man goed is en dat dit zal leiden tot ouderverstoting. Zij verwacht dat het spanningsveld tussen partijen zal afnemen als er een evenwichtigere zorgregeling is, waarbij de minderjarigen evenveel tijd bij ieder van partijen doorbrengen. Zij begrijpt dat er nu nog geen week-op-week-af-regeling ten aanzien van [minderjarige02] kan worden doorgevoerd, maar zij is van mening dat het contact tussen haar en [minderjarige02] niet te vrijblijvend moet worden gehouden. Hoe langer er geen contact plaatsvindt, hoe schadelijker dit voor [minderjarige02] is. Haar voorstel is om de komende drie maanden een contactregeling tussen haar en [minderjarige02] vast te leggen van iedere zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de GI het contact gaat monitoren en de oorzaak van de problematiek gaat achterhalen. Ten aanzien van [minderjarige01] kan meteen worden gestart met een week-op-week-af-regeling. De GI kan dan bekijken hoe deze regeling verloopt en hoe [minderjarige01] daarbij gedijt. [minderjarige01] heeft bij haar aangegeven graag bij de vrouw te willen blijven en zij vreest dat vastlegging van de door de raad geadviseerde zorgregeling veel kapot gaat maken bij [minderjarige01] . Mocht het advies van de raad toch worden gevolgd, dan is de vrouw, weliswaar onder protest, akkoord met toewijzing van het verzoek van de man om de minderjarigen voor nu op zijn adres in te schrijven.
2.10.
De GI heeft aangegeven dat er inmiddels vanuit de GI contact is geweest met beide partijen. De GI heeft begrepen dat de vrouw open staat voor opvoedingsondersteuning.
2.11.
De raad heeft aangegeven bij het in het rapport van 2 maart 2023 opgenomen advies te blijven. De raad heeft daaraan nog het volgende toegevoegd. Het is fijn dat de GI voortvarend te werk is gegaan en al gesprekken met beide partijen heeft gevoerd. De GI moet de zorgen in kaart gaan brengen en bekijken wat er in het belang van de minderjarigen is. De GI moet de tijd krijgen om dit zorgvuldig te doen. Er moet bij de vrouw een opvoedsituatie worden gecreëerd waar de minderjarigen kunnen komen en blijven. Daarnaast moet er hulpverlening worden ingeschakeld om te zorgen dat partijen elkaar vertrouwen, naar elkaar luisteren en elkaars opvoedsituatie accepteren. Als de situatie bij de vrouw goed genoeg is, kan er worden ingezet op uitbreiding van haar contactregeling met de minderjarigen. Hiermee hoeft niet een jaar te worden gewacht. De minderjarigen zijn heel loyaal naar beide ouders. Indien zij klem zitten tussen hun ouders, kiezen zij voor de situatie die voor hen veilig is en niet voor één van hun ouders. [minderjarige02] heeft nu een keuze gemaakt voor de situatie bij de man. De GI zal met [minderjarige02] in gesprek moeten gaan om te bekijken wat zij nodig heeft en hoe haar weerstand jegens de situatie bij de vrouw kan worden weggenomen. Het contact tussen de vrouw en [minderjarige02] zal weer moeten worden opgebouwd, waarbij de tijd die [minderjarige02] daarvoor nodig heeft voorop moet staan.
Overweging van de rechtbank
2.12.
De rechtbank overweegt als volgt. De raad heeft grondig onderzoek verricht en zijn advies op de mondelinge behandeling bevestigd. Er zijn grote zorgen over de minderjarigen en onlangs zijn de minderjarigen ook onder toezicht van de GI gesteld. De recent door [minderjarige02] genomen stap om niet meer naar de vrouw toe te gaan baart de rechtbank ook zorgen. Er moet nu worden ingezet op duidelijkheid en hulp. De raad heeft geadviseerd om hulp te bieden vanuit de situatie dat de minderjarigen bij de man verblijven en een contactregeling hebben met de vrouw van, samengevat, één weekend per twee weken en een extra dag en nacht in de andere week. De rechtbank ziet geen aanleiding om van het raadsadvies af te wijken. [minderjarige02] heeft op dit moment weliswaar geen contact met de vrouw, maar het is de bedoeling van zowel partijen als de GI dat dit contact zo spoedig mogelijk wordt hersteld. De rechtbank zal daarom de door de raad geadviseerde zorgregeling voorlopig, totdat de rechtbank anders beslist of partijen anders overeengekomen, vastleggen voor beide minderjarigen. Daarbij zal worden bepaald dat de extra doordeweekse dag en nacht in overleg met de GI moet worden bepaald. Het is goed dat de vrouw inmiddels voor zichzelf psychologische hulp heeft ingeschakeld en dat zij wil meewerken aan de opvoedingsondersteuning. Daarnaast moeten beide partijen ervoor zorgen dat hun verstandhouding en communicatie verbetert. Dat is het beste voor de minderjarigen, omdat de minderjarigen zich dan weer vrij kunnen gaan bewegen tussen hun ouders. De rechtbank zal verder conform het raadsadvies de definitieve beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf van de minderjarigen en de zorgregeling aanhouden in afwachting van de resultaten van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen. De ondertoezichtstelling loopt tot 19 april 2024. Van de GI wordt verwacht dat uiterlijk op 5 maart 2024 een schriftelijk verslag wordt ingediend met daarin de stand van zaken en de resultaten van de ondertoezichtstelling, alsmede een advies over het hoofdverblijf van de minderjarigen en de (definitieve) zorgregeling. De advocaten van partijen mogen daar vervolgens schriftelijk op reageren. Wanneer de GI van mening is dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd, moet zij het verzoekschrift daartoe tegelijkertijd indienen. Op die manier kan het eventuele verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling samen met deze zaak worden behandeld.
2.13.
Aangezien de vrouw op de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat zij, indien de rechtbank het advies van de raad volgt, ermee akkoord gaat dat de minderjarigen gezien de feitelijke situatie voorlopig worden ingeschreven op het adres van de man, zal het primaire verzoek van de man om de minderjarigen voorlopig bij hem te (doen) inschrijven worden toegewezen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een beoordeling van het subsidiaire verzoek van de man tot vaststelling van een voorlopige door de vrouw aan hem te betalen onderhoudsbijdrage voor de minderjarigen.

4.De beslissing

De rechtbank
bepaalt, in zoverre met wijziging van artikel 2.1 van het aan de beschikking van deze rechtbank van 28 februari 2017 gehechte ouderschapsplan, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarigen
1. [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2010,
2. [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats02] op [geboortedatum02] 2011,
voorlopig, totdat de rechtbank anders beslist of partijen anders overeenkomen, worden ingeschreven op het adres van de man;
bepaalt, in zoverre met wijziging van artikel 3.1 van het aan de beschikking van deze rechtbank van 28 februari 2017 gehechte ouderschapsplan, dat de vrouw en genoemde minderjarigen
voorlopig, totdat de rechtbank anders beslist of partijen anders overeenkomen, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eens per twee weken van vrijdag uit school tot maandag voor school en in de andere week een (nader in overleg met de GI te bepalen) dag uit school tot de volgende dag voor school;
houdt de definitieve beslissing op de verzoeken van partijen over het hoofdverblijf en de zorgregeling (van de man onder 2.2. sub I. en II. en van de vrouw onder 2.3. sub I. en II.) en het verzoek van de vrouw over de kinderalimentatie (onder 2.3. sub III.) aan tot
5 maart 2024 pro forma, zulks in afwachting van een schriftelijk verslag van de GI met daarin de stand van zaken en de resultaten van de ondertoezichtstelling, alsmede een advies over het hoofdverblijf van de minderjarigen en de (definitieve) zorgregeling, zoals opgenomen onder 2.12.;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Oomes, en, in tegenwoordigheid van mr. De Wit, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.