ECLI:NL:RBZWB:2023:4500

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
C/02/400867 FA RK 22-3836
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Slot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van meerderjarige met bijzondere omstandigheden en toepassing van artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie van de meerderjarige [belanghebbende01] door verzoeker [verzoeker01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de biologische vader van [belanghebbende01] niet heeft gereageerd op het verzoek en dat er geen bezwaren zijn geuit door de moeder of de biologische vader. De rechtbank heeft de relevante juridische bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel [belanghebbende01] meerderjarig is, er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de voorwaarden voor adoptie, zoals neergelegd in artikel 1:228 BW, buiten toepassing worden gelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een sterke emotionele band bestaat tussen verzoeker en [belanghebbende01], die als familie- en gezinsleven kan worden aangemerkt onder artikel 8 EVRM. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek tot adoptie in het belang van [belanghebbende01] is en heeft het verzoek toegewezen. De adoptie zal worden geregistreerd en de griffier is opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Etten-Leur.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer: C/02/400867 FA RK 22-3836
datum uitspraak: 8 juni 2023
beschikking betreffende meerderjarigenadoptie
in de zaak van
[verzoeker01],
hierna te noemen: de verzoeker,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. E. Sijnesael te Middelburg.
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
[belanghebbende01] (voorheen: [geslachtsnaam02] ),hierna te noemen: [belanghebbende01] ,
wonende te [woonplaats02] ;
[de moeder01] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats03] ,
[de biologische vader01],
hierna te noemen: de biologische vader,
wonende te [woonplaats04] ,
[meerderjarige01] ,
hierna te noemen: [meerderjarige01] ,
wonende te [woonplaats03] ,
[meerderjarige02] (voorheen: [geslachtsnaam02] ),
hierna te noemen: [meerderjarige02] ,
wonende te [woonplaats05] .
1. Het verloop van het geding
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het op 30 augustus 2022 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het door mr. Sijnesael op 30 september 2022 ingediende F9-formulier met bijlage;
- de telefoonnotitie van het telefoongesprek tussen de griffie en [meerderjarige02] , waarin hij
zich afmeldt voor de mondelinge behandeling;
- het door mr. Sijnesael op 7 februari 2023 ingediende F9-formulier met bijlage;
- het e-mailbericht met bijlagen van mr. Sijnesael van 24 februari 2023;
- het e-mailbericht met bijlage van mr. Sijnesael van 4 april 2023.
1.2 Het verzoek is mondeling behandeld op 10 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen verzoeker met zijn advocaat en [belanghebbende01] . Met voorafgaande berichtgeving zijn de moeder, de biologische vader en [meerderjarige02] niet verschenen. Ook [meerderjarige01] is niet verschenen.

2.De feiten

2.1
Op [geboortedag01] 1988 is te [geboorteplaats01] uit het huwelijk van de moeder en de biologische vader [belanghebbende01] geboren.
2.2
Het huwelijk tussen de moeder en de biologische vader is op [datum01] 1992 ontbonden.
2.3
De moeder en verzoeker zijn op [datum02] 1995 gehuwd. Het huwelijk tussen de
moeder en verzoeker is ontbonden op [datum03] 2017.
2.4
Uit een uittreksel van de Basisregistratie Personen (BRP) blijkt dat de moeder, [belanghebbende01] en verzoeker vanaf 1994 ingeschreven stonden op hetzelfde adres. Zij hebben samengewoond tot 2012.
2.5
Bij koninklijk besluit is in 1999 de geslachtsnaam van [belanghebbende01] gewijzigd in ‘ [geslachtsnaam01] ’.

3.Het verzoek

3.1
Verzoeker verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de adoptie uit te spreken door de heer [verzoeker01] van [belanghebbende01]
, geboren op [geboortedag01] 1988 te [geboorteplaats01] ;
II. de griffier de opdracht te geven binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
(indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld) een afschrift te verzenden aan de
ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Oostburg.
3.2
[belanghebbende01] stemt in met het verzoek. Zowel de moeder als de biologische vader spreken het verzoek niet tegen.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Adoptie
4.1
Ingevolge artikel 1:227, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) geschiedt adoptie
door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek
van één persoon alleen. Het verzoek tot adoptie kan ingevolge artikel 1:227, derde lid, BW
vervolgens alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang is van het
kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst
redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van
ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt
voldaan.
4.2
Op grond van artikel 1:228, eerste lid, BW dient aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b. het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
4.3
Als bijlage bij het verzoek is een e-mail van de broer van de biologische vader van 1 juli 2022 gevoegd, waarin namens de biologische vader wordt ingestemd met het verzoek. De broer van de biologische vader heeft de rechtbank vervolgens op 1 februari 2023 gemaild waarin hij benoemt dat zijn broer dementerende is en niet aanwezig zal zijn bij de mondelinge behandeling. Naar aanleiding van dit laatste bericht zijn er nadere stukken opgevraagd omtrent de medische toestand om te beoordelen of de biologische vader voldoende in staat is om zijn wil te bepalen. Uit deze stukken is niet gebleken dat de biologische vader ten tijde van de instemming met het verzoek niet in staat was zijn eigen wil te bepalen. Ook is verder niet gebleken dat de biologische vader het verzoek tegenspreekt. Om die reden wordt naar het oordeel van de rechtbank aan het vereiste van artikel 1:228, eerste lid, onder d. BW voldaan.
4.4
De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling dat aan de overige voorwaarden als bepaald in artikel 1:227, eerste, tweede en derde lid, BW en artikel 1:228 BW, eerste lid, ook is voldaan, behalve de voorwaarde als genoemd onder a. Vaststaat dat [belanghebbende01] ten tijde van de indiening van het inleidend verzoekschrift 34 jaar oud en dus meerderjarig was. De bepaling onder artikel 1:228 lid 1 onder a. BW is van dwingend recht, zodat op grond van het toe te passen Nederlands recht adoptie in dit geval in beginsel is uitgesloten.
4.5
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of ondanks dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat het kind op de dag van het verzoek minderjarig is, de adoptie toch kan worden uitgesproken.
4.6
Namens verzoeker is gesteld dat afwijzing van zijn verzoek een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven of privéleven van verzoeker en [belanghebbende01] , zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), oplevert. Er wordt gesteld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de voorwaarden van artikel 1:227 en 1:228 BW buiten toepassing dienen te worden gelaten.
4.7
Artikel 8 EVRM luidt als volgt:
lid I: Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie;
lid 2: Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
4.8
Uit jurisprudentie volgt dat hoewel adoptie door de wetgever primair werd gezien als een maatregel van kinderbescherming, adoptie verder gaat in haar effecten dan voor het doel van kinderbescherming vereist is. Bovendien grijpt adoptie in in het afstammingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouders en hun bloed- en aanverwanten enerzijds, en het adoptiefkind en zijn eventuele toekomstige echtgenoot en nakomelingen anderzijds, welke betrekkingen ook na het meerderjarig worden van het kind blijven bestaan en nog kunnen ontstaan. Daarnaast worden door adoptie de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd. Betrokkenen kunnen bij het ontstaan van de hiervoor bedoelde familierechtelijke betrekkingen ook tijdens de meerderjarigheid nog belang hebben, ook al kan de adoptie wegens de bereikte meerderjarigheid niet meer het karakter van een maatregel van kinderbescherming hebben. De wet voorziet niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan.
4.9
Verder volgt uit jurisprudentie dat aan artikel 8, lid 1, EVRM geen ongeclausuleerd recht op adoptie kan worden ontleend. Dat adoptie slechts mogelijk is indien wordt voldaan aan de door de nationale wet daaraan gestelde eisen, levert dus op zichzelf bezien geen ongeoorloofde inbreuk op een door artikel 8, lid 1, EVRM beschermd recht op. Aan artikel 8 EVRM kan wel het recht op bescherming van het gezinsleven tussen (pleeg)ouders en een door hen in hun gezin opgenomen kind worden ontleend. Dat betekent dat een weigering een adoptie toe te staan onder bijzondere omstandigheden wel een inbreuk kan opleveren op de door artikel 8 EVRM gegarandeerde rechten. In dat geval moet sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van voormelde dwingendrechtelijke (nationale) bepaling (van openbare orde) rechtvaardigen.
4.1
Verzoeker heeft uitgelegd waarom er niet eerder tot indiening van een verzoek is overgegaan. Toen [belanghebbende01] minderjarig was, waren verzoeker en de moeder van [belanghebbende01] getrouwd. De geslachtsnaam van [belanghebbende01] is gewijzigd toen hij tien jaar oud was en daarmee leek alles geregeld. Dit veranderde toen verzoeker en de moeder gingen scheiden. Toen hebben verzoeker, [meerderjarige01] en [belanghebbende01] veel gesprekken gehad en werd het verschil tussen [meerderjarige01] (biologische dochter) en [belanghebbende01] (stiefzoon) meer duidelijk, bijvoorbeeld als het gaat om wie bepaalde zaken kan regelen mocht verzoeker iets overkomen, maar ook erfrechtelijk gezien. Los daarvan is de emotionele kant na de echtscheiding nog sterker gaan spelen. De echtscheiding is uitgemond in een vechtscheiding die het gezin heeft opgebroken en waarbij de kinderen partij hebben gekozen. [belanghebbende01] is aan verzoekers zijde gebleven en heeft zijn goede band met hem behouden. Hij heeft nu echter het gevoel nergens bij te horen. Zijn biologische vader kent hij niet en ook met zijn broer heeft hij door de gevolgen van de vechtscheiding geen contact meer. Degene met wie hij wel een sterke band heeft, te weten verzoeker en [meerderjarige01] , staan niet in familierechtelijke betrekking tot hem. [belanghebbende01] wil zijn waardering uitspreken richting verzoeker en hij wil ook juridisch bij hem horen, zoals hij na de echtscheiding ook (emotioneel) altijd bij verzoeker is blijven horen ondanks de ontwrichting van het gezin. Verzoeker en [belanghebbende01] willen er voor elkaar kunnen zijn, ook in de juridische verbondenheid en de rechten en plichten die dat met zich meebrengt. Hoewel er tijdens de minderjarigheid van [belanghebbende01] zodoende geen reden was voor indiening van het verzoek, koesteren zowel verzoeker als [belanghebbende01] inmiddels al lang de wens dat verzoeker [belanghebbende01] kan adopteren. [belanghebbende01] en verzoeker hebben de adoptie en gevolgen hiervan goed overdacht en maken met de indiening van dit verzoek een bewuste en weloverwogen keuze
.
4.11
In de hiervoor omschreven omstandigheden zoals door verzoeker en [belanghebbende01] naar voren gebracht vindt de rechtbank voldoende grondslag om te oordelen dat verzoeker vanwege begrijpelijke en te respecteren redenen niet eerder tot indiening van het verzoek tot adoptie is overgegaan. De rechtbank vindt daarmee dat er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden waardoor het buiten toepassing laten van de in artikel 1:228 lid 1, aanhef en onder a, BW neergelegde voorwaarde van minderjarigheid is gerechtvaardigd.
4.12
Voorts stelt de rechtbank vast dat er tussen verzoeker en [belanghebbende01] sprake is van een nauwe en persoonlijke betrekking die aangemerkt dient te worden als familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 lid 1 EVRM. Deze band wordt als zo sterk gezien dat het weigeren van een adoptie naar het oordeel van de rechtbank een inbreuk op de door artikel 8 EVRM gegarandeerde rechten oplevert. De rechtbank onderschrijft dat [belanghebbende01] een zwaarwegend belang heeft bij het vestigen van een familierechtelijke betrekking met verzoeker, zijnde een juridische bevestiging van de emotionele band die hij met verzoeker en [meerderjarige01] heeft. Voor de rechtbank staat vast dat verzoeker gedurende bijna het hele leven van [belanghebbende01] de rol van ouder voor [belanghebbende01] heeft vervuld en nu nog steeds vervult. Ook vervult hij de rol van opa voor de kinderen van [belanghebbende01] . [belanghebbende01] draagt al sinds jonge leeftijd met trots de naam van verzoeker, heeft deze naam doorgegeven aan zijn eigen kinderen en gebruikt deze naam in zijn bedrijfsnaam, is aan zijn zijde gebleven tijdens turbulente tijden wegens de echtscheiding en voelt zich emotioneel verbonden aan de verzoeker als ware vader-zoon. Het juridisch bevestigen van deze band erkent deze emotionele band, maar maakt ook dat [belanghebbende01] er samen met en gelijk aan [meerderjarige01] voor verzoeker kan zijn mocht dat nodig zijn, zoals verzoeker er dan andersom ook voor hen kan en wil zijn. De rechtbank komt tot de conclusie dat de adoptie van [belanghebbende01] door verzoeker in het belang van [belanghebbende01] is, waardoor het verzoek zal worden toegewezen.
Geslachtsnaam
4.13
De rechtbank begrijpt uit de verklaring van [belanghebbende01] dat hij ook na de adoptie de [geslachtsnaam01] wenst te dragen.
Ambtenaar burgerlijke stand
4.14
De rechtbank zal de griffier verzoeken om op grond van artikel 1:20e lid 1 BW niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Etten-Leur en niet Oostburg zoals verzocht. [belanghebbende01] is immers geboren in [geboorteplaats01] , waardoor daar zijn geboorteakte is opgemaakt en ingeschreven.

5.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de adoptie van [belanghebbende01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedag01] 1988 door [verzoeker01] ;
verstaat dat [belanghebbende01] de [geslachtsnaam01] ’ zal blijven dragen;
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Etten-Leur.
Deze beschikking is gegeven door mr. Slot, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2023 in tegenwoordigheid van mr. Van Ginneke, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.