ECLI:NL:RBZWB:2023:4523

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
C/02/406555 / JE RK 23-301
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. de Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen wegens ernstige ontwikkelingsbedreiging

Op 13 april 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarigen, [minderjarige01], [minderjarige02] en [minderjarige03], nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 17 april 2020 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar, omdat er nog geen verbetering is in de situatie van de kinderen en de communicatie tussen de ouders problematisch blijft. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de moeder, ondanks haar instemming met de verlenging, zorgen heeft over de omgangsregeling en de rol van de vader en zijn nieuwe partner. De vader steunt het verzoek tot verlenging en volgt de adviezen van de GI op. De kinderrechter concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en dat de GI de regie moet blijven voeren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan worden voortgezet, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/406555 / JE RK 23-301
Datum uitspraak: 13 april 2023

beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

locatie Amsterdam Zuidoost, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2014 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] ,

[minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2016 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige02] ,

[minderjarige03] , geboren op [geboortedatum03] 2018 te [geboorteplaats02] ,

hierna te noemen: [minderjarige03] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg,

[de vader01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. H. Mink te Oost-Souburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 16 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 17 februari 2022;
Op 13 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, gezamenlijk met de behandeling van het verzoek van de moeder tot wijziging van de omgangsregeling, bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/403905 FA RK 22-5399. In die procedure is bij aparte beschikking beslist.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Kouijzer;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. H. Mink;
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 17 april 2020 zijn [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] onder toezicht gesteld van 17 april 2020 en tot 17 april 2021.
Bij beschikking van 9 april 2021 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] verlengd met ingang van 17 april 2021 en tot 17 april 2022.
Bij beschikking van 23 maart 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] verlengd met ingang van 17 april 2022 en tot 17 april 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI voert in het verzoek en tijdens de mondelinge behandeling aan dat de minderjarigen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Ondanks de ouderschapsbegeleiding is er nog geen verbetering op het gebied van de communicatie en het verminderen van de strijd. Deze strijd lijkt alleen maar te zijn toegenomen nadat er vanuit de ouderschapsbegeleiding is geadviseerd om toe te werken naar parallel ouderschap. Gezien wordt dat iedere vorm van communicatie strijd en ruis oplevert, met name vanuit moeders kant. De (psychische) problematiek van de moeder lijkt hierbij op de voorgrond te staan en belemmert haar en daarmee de kinderen om te profiteren van de hulpverlening. De moeder heeft zeer negatieve opvattingen over het nieuwe gezin van vader en zijn nieuwe partner. Het lijkt moeder, ondanks intensieve inzet van motiverende gespreksvoering door verscheidene hulpverleners ( [hulpverlener01] , [hulpverlener02] ) te ontbreken aan enig probleeminzicht. De grootste zorg is dat moeder de kinderen negatief belast, bewust of onbewust, met haar houding jegens vader en zijn nieuwe partner. Zowel [minderjarige01] als [minderjarige03] hebben vanwege hun kindeigen problematiek moeite om gevoelens en gedachten goed te kunnen verwoorden. [minderjarige03] is vier jaar oud en kan nog niet praten, maar gebruikt gebarentaal. [minderjarige01] is acht jaar oud en heeft mede door haar PTLS een forse ontwikkelingsachterstand en moeite om emotie en gevoel onder woorden te brengen. Bij [minderjarige01] en [minderjarige03] is sprake van een ontwikkelingsachterstand op cognitief, sociaal en motorisch gebied. [minderjarige02] heeft uitgesproken dat hij zijn stiefmoeder niet aardig mag vinden van mama, maar dat eigenlijk wel vindt. Bij [minderjarige02] zijn er zorgen omtrent zijn loyaliteitsgevoelens. Om meer zicht te krijgen op met name de invloed van het gedrag van de moeder op alle drie de kinderen, haar op de juiste manier te kunnen ondersteunen en haar voldoende te laten profiteren van de beschikbare hulpverlening is het noodzakelijk dat de moeder aan de slag gaat met haar eigen (psychische) problematiek. Zorgelijk is ook dat moeder de hulp vanuit [hulpverlener02] heeft stopgezet. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig omdat het traject van ouderschapsbegeleiding nog niet is afgerond en het belangrijk is dat dat traject wordt opgevolgd. In de praktijk blijkt met name moeder het niet eens te zijn met de gronden van de ondertoezichtstelling. De GI krijgt de indruk dat de moeder de ondertoezichtstelling wenselijk vindt om daarmee te kunnen bewijzen dat het niet goed gaat met de kinderen (bij vader), maar dat is geen doel van de ondertoezichtstelling.
Tijdens de mondelinge behandeling wordt door en namens de moeder aangevoerd dat zij het eens is met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling maar dat er heldere kaders moeten worden geschetst waarbinnen gewerkt moet worden. De doelen die de GI heeft gesteld zijn voornamelijk doelen die op moeder gericht zijn. Vader wordt amper benoemd maar moeder maakt zich juist veel zorgen over vader. De begeleiding van de bezoeken bij vader is weggevallen en de nieuwe partner van de vader begeleidt nu de bezoeken, maar daar is niet veel controle over. Moeder maakt zich daar zorgen over. De moeder maakt zich zorgen over de kinderen en het is dan ook noodzakelijk dat er binnen de ondertoezichtstelling aan die zorgen wordt gewerkt. De GI heeft ingezet op ouderschapsbegeleiding maar moeder zou ook graag zien dat partijen een traject van ouderschapsbemiddeling gaan volgen. Moeder heeft twijfels over de inzet van parallel ouderschap. Het liefst zou zij rechtstreeks met vader willen communiceren.
Tijdens de mondelinge behandeling wordt door en namens de vader aangevoerd dat hij het eens is met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Vader volgt zoveel mogelijk de adviezen van de GI op. Het is begrijpelijk dat de GI is gaan inzetten op ouderschapsbegeleiding en niet op ouderschapsbemiddeling omdat de verhouding tussen ouders expressief genoeg is. De vader hoopt dat ouders door middel van de ondertoezichtstelling uiteindelijk tot goede afspraken met elkaar kunnen komen. Dit lukt ouders niet alleen.
Door de Raad is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het noodzakelijk is dat de ondertoezichtstelling van de minderjarigen wordt verlengd omdat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en de strijd tussen ouders nog niet is verminderd. Er is een goede eerste stap gezet met de inzet van ouderschapsbegeleiding maar er moet regie blijven en ouders moeten gestuurd blijven worden.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] is nog niet weggenomen en de doelen die gesteld zijn binnen de ondertoezichtstelling zijn nog niet behaald. Zo is er nog geen veiligheid, voorspelbaarheid, structuur en rust in de opvoedsituatie bereikt. Ook dient de huidige intensiteit aan hulpverlening te worden gehandhaafd. De ouders hebben er nog steeds baat bij dat de GI de regie voert, zeker nu er vanuit de hulpverlening is geadviseerd om een traject van parallel solo ouderschap in te gaan. Het communiceren via een tussenpersoon zal ouders helpen om elkaar te begrijpen en voorkomt escalatie. De kinderrecht overweegt dat parallel ouderschap tussen ouders de enige optie lijkt. Hierbij wordt van ouders verwacht dat zij elkaar over en weer inlichten over belangrijke aangelegenheden ten aanzien van de minderjarigen en wordt van hen niet gevraagd om met elkaar te overleggen. De communicatie tussen de ouders dient tot een minimum te worden beperkt om escalatie te voorkomen. Verder verwacht de kinderrechter dat de GI in blijft zetten op het wegnemen van de zorgen bij de moeder over de omgang tussen de minderjarigen en de man. Ook dient de GI het traject van ouderschapsbegeleiding goed te blijven monitoren. Het is aan de ouders om, onder regie van de GI, te werken aan een manier om met elkaar te kunnen communiceren zonder dat de minderjarigen daar last van hebben.
Gelet op het voorgaande zal de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar worden verlengd. De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] van 17 april 2023 en tot 17 april 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023 door mr. De Beer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 19 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.