ECLI:NL:RBZWB:2023:4531

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
23-007211
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een BMW

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, geboren in 1962 en woonachtig te Breda, heeft het klaagschrift ingediend via zijn advocaat, mr. J.C. Sneep. Het klaagschrift betreft de opheffing van een beslag op een BMW, waarvan klager stelt de eigenaar te zijn. De BMW was in beslag genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen de zoon van klager, die de auto zonder toestemming van klager op zijn naam had gezet. Klager heeft aangevoerd dat hij ernstig hinder ondervindt van de inbeslagname, zowel sociaal als in de uitoefening van zijn bedrijf. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, heeft aanvankelijk het standpunt ingenomen dat het klaagschrift ongegrond verklaard moest worden, maar heeft later, gezien de persoonlijke omstandigheden van klager, verzocht het klaagschrift gegrond te verklaren.

De rechtbank heeft de procedure in raadkamer op 25 mei 2023 behandeld, waarbij klager, zijn raadsman en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat klager als rechthebbende van de BMW kan worden aangemerkt en dat er geen onderzoeksbelang meer is om het beslag voort te zetten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de BMW zal bevelen. Daarom heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave van de BMW aan klager gelast. Deze beslissing is genomen met inachtneming van het summiere karakter van het onderzoek in raadkamer en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-007211
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1962,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda, op het adres Stationslaan 1a2, 4815 GW Breda.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 2 november 2022 onder de [zoon van klager] , klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen [zoon van klager] in beslag is genomen: een BMW, 1-serie, [kenteken] (hierna: de BMW);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 16 maart 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 25 mei 2023. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks, klager en mr. J.C. Sneep als raadsman van klager.
De belanghebbende [zoon van klager] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd klager stelt de eigenaar van de inbeslaggenomen BMW te zijn. Voor zover de [zoon van klager] , de auto eerder op zijn naam heeft gezet, geldt thans dat de auto weer op de naam van klager geregistreerd staat. Klager ondervindt ernstig hinder op sociaal vlak en in de uitoefening van zijn bedrijf door de inbeslagname. Naar het oordeel van klager verzet het belang van strafvordering zich niet tegen de door klager gevraagde teruggave. Er is geen onderzoeksbelang meer aanwezig.
De raadsman heeft in raadkamer aangevoerd dat klager de feitelijke eigenaar is van de BMW. De zoon van klager heeft altijd een auto op eigen naam gehad, maar toen dat niet meer ging in verband met de vele aan hem opgelegde boetes, is hij de BMW van zijn vader gaan gebruiken. De boetes lijken de reden te zijn geweest dat de zoon van klager de BMW op zijn naam heeft gezet, zodat zijn vader de boetes niet zou zien. Klager verzoekt om teruggave van de BMW aan hem nu hij vanwege persoonlijke omstandigheden wordt bezwaard bij voortduring van het beslag.
Klager heeft in raadkamer aangevoerd dat hij eigenaar is van de BMW en dat zijn zoon de BMW zonder toestemming heeft meegenomen en op een onverlet moment op zijn naam heeft gezet. Klager was daar niet van op de hoogte en is daar ook erg boos over. Hij vraagt om teruggave van de BMW, omdat zijn laatste geld daarin zit en hij deze ook hard nodig heeft om zijn vrouw naar het ziekenhuis in Leiden te kunnen brengen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift in beginsel ongegrond verklaard dient te worden nu de strafzaak tegen de zoon van klager nog moet dienen en ook niet echt is gebleken dat klager maatregelen heeft getroffen om zijn zoon ervan te weerhouden de BMW te gebruiken. In de door klager in raadkamer naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden ziet de officier echter aanleiding om de BMW aan hem terug te geven en te verzoeken het klaagschrift gegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] , moet de rechter, bij een artikel 94 Sv-beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende op dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
In dit geval is klager een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt. Klager stelt rechthebbende te zijn en klaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. De rechtbank zal dan bij de beoordeling ook rekening moeten houden met art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr. In dit artikel is bepaald onder welke voorwaarden een voorwerp dat niet aan de veroordeelde toebehoort kan worden verbeurd verklaard. Die verbeurdverklaring is mogelijk als de rechthebbende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat kort gezegd er een relatie bestaat tussen het voorwerp en een strafbaar feit.
De rechtbank is van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat klager als rechthebbende van de BMW kan worden aangemerkt. Dit wordt door de officier van justitie ook niet betwist.
Op 2 november 2022 is de Opel van klager onder zijn [zoon van klager] inbeslaggenomen wegens het rijden zonder geldig rijbewijs en gevaarlijk rijgedrag. Uit de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie begrijpt de rechtbank dat de zoon eerder in de BMW van klager heeft gereden terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Klager heeft in raadkamer aangevoerd dat hij daar niet van op de hoogte was en zijn zoon ook geen toestemming heeft gegeven om de BMW te gebruiken. Daarnaast heeft hij aangegeven dat hij inmiddels een garage heeft gehuurd waarin hij de BMW, bij teruggave daarvan aan hem, achter slot en grendel zal zetten. Voorts heeft klager nog gemotiveerd uiteengezet waarom voortduring van het beslag voor hem zo bezwaarlijk is. Gelet op deze omstandigheden - uitgaande van de stand van zaken ten tijde van de behandeling van onderhavig klaagschrift en met inachtneming van het summiere karakter van de raadkamer - acht de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de BMW zal bevelen. De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag dan ook gegrond verklaren en de teruggave van de BMW aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart gegrond en gelast de teruggave van de BMW aan klager.
Deze beslissing is op 8 juni 2023 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juni 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).