ECLI:NL:RBZWB:2023:4534

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
22-027965 en 22-027964
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoekschrift tot vergoeding van schade wegens onterecht ondergane inverzekeringstelling en kosten van rechtsbijstand

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren in 1976, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding van € 260,00 voor twee dagen inverzekeringstelling en € 1.000,43 voor kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 2 oktober 2022 is aangehouden en op 3 oktober 2022 in verzekering is gesteld, waarna hij dezelfde dag weer in vrijheid is gesteld. De officier van justitie heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat de verzochte vergoeding ex artikel 533 Sv toewijsbaar is tot € 130,00, omdat verzoeker slechts één dag in verzekering heeft doorgebracht, maar dat de kosten van rechtsbijstand volledig toewijsbaar zijn.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding voor de dagen die hij onterecht in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de verzochte bedragen voor de kosten van rechtsbijstand en de indiening van de verzoekschriften in raadkamer toegewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een totaalbedrag van € 1.810,43 aan verzoeker toe te kennen, bestaande uit € 130,00 voor de inverzekeringstelling en € 1.680,43 voor de kosten van rechtsbijstand en de indiening van de verzoekschriften.

De beslissing is genomen door rechter J.C. Gillesse en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-251581-22
rk-nummers: 22-027965 en 22-027964
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 5 december 2022, in de zaak:
[verzoeker01],
geboren op [geboortedatum01] 1976 te [geboorteplaats01] ,
wonende te ( [postcode01] ) [woonplaats01] , [adres01] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. E.M.J. Thomas te (4837 BD) Breda, Chopinstraat 17.
Verzoeker is [verzoeker01] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.000,43 voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 4 oktober 2022;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 3 oktober 2022 in verzekering is gesteld en diezelfde dag in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 25 mei 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. E.M.J. Thomas als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer op 2 oktober 2022 is aangehouden en op 3 oktober 2022 in is verzekering gesteld. Op 4 oktober 2022 is hij heengezonden en is ook de strafzaak tegen verzoeker geseponeerd. Verzoeker acht het redelijk dat aan hem een vergoeding van € 260,00 wordt toegekend voor de twee dagen die hij in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht. Daarnaast heeft verzoeker in verband met de strafzaak kosten van rechtsbijstand gemaakt en verzoekt daarvoor een vergoeding van € 1.000,43, een en ander te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding ex artikel 533 Sv toewijsbaar is tot een bedrag van € 130,00 nu verzoeker slechts één dag in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht. De verzochte vergoeding van de kosten van rechtsbijstand acht hij geheel toewijsbaar.
De advocaat heeft ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv in raadkamer gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is geseponeerd. De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan hem een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in verzekering heeft doorgebracht.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker in een politiecel, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoeker is op 3 oktober 2022 om 17:31 uur in verzekering gesteld op het politiebureau en om 19:36 uur op last van de officier van justitie in vrijheid gesteld en heengezonden. Dat betekent dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van
1 dag in verzekering. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau, zodat de rechtbank naar billijkheid een bedrag van
€ 130,00zal toekennen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.000,43is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 130,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.680,43, bestaande uit:
- € 1.000,43 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.810,43zal worden overgemaakt op rekeningnummer [iban_nummer01] ten name van De Tomaso 2.0 B.V., onder vermelding van “ [verzoeker01] /OM vergoeding”.
Deze beslissing is op 8 juni 2023 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juni 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).