ECLI:NL:RBZWB:2023:4536

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
23-002209
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een Mercedes-Benz in verband met hennepkwekerij

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.B.M. Poppelaars, een klaagschrift indiende op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van een Mercedes-Benz, type C 200 D, die op 24 januari 2023 in beslag was genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek naar een hennepkwekerij die in de schuur van klaagster was aangetroffen. Klaagster stelde dat zij de rechtmatige eigenaar van de Mercedes was en dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen teruggave van het voertuig. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, was van mening dat het beslag gehandhaafd moest blijven om de waarheid aan de dag te brengen en om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen, gezien de aanwijzingen van meerdere oogsten in de hennepkwekerij.

Tijdens de behandeling van het klaagschrift in raadkamer op 25 mei 2023 was klaagster niet verschenen, maar haar raadsman voerde aan dat er geen bewijs was dat de Mercedes van enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende strafvorderlijk belang was om het beslag te handhaven, aangezien er geen aanwijzingen waren dat de Mercedes betrokken was bij strafbare feiten vóór de datum van tenaamstelling. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de Mercedes aan klaagster. Deze beslissing werd genomen in het kader van de summiere beoordeling die bij klaagschriften ex artikel 552a Sv geldt, waarbij de rechter niet in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak kan treden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-002209
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster01] ,geboren op [geboortedatum01] 1974 te [geboorteplaats01] ,
wonende te ( [postcode01] ) [woonplaats01] , [adres01] ,
hierna te noemen: klaagster.
Klaagster heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. R.B.M. Poppelaars, advocaat te Breda, op het adres Parkstraat 10, 4818 SJ Breda (postadres: Postbus 4650,
4803 ER Breda).

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 24 januari 2023 onder klaagster in het strafvorderlijk onderzoek tegen klaagster in beslag is genomen: een Mercedes-Benz, type C 200 D, met [kenteken01] (hierna: de Mercedes);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 24 januari 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 25 mei 2023. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. R.B.M. Poppelaars als gemachtigd raadsman van klaagster.
Klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster stelt eigenaar te zijn van de inbeslaggenomen Mercedes en wordt bezwaard door de voortduring daarvan. Zij heeft de Mercedes niet door enig strafbaar feit verkregen of onttrokken aan een rechthebbende. Naar haar oordeel verzet het strafvorderlijk belang zich niet tegen teruggave van de Mercedes aan haar.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. In de schuur van de woning van klaagster is op 24 januari 2023 een in bedrijf zijnde hennepkwekerij aangetroffen en er zijn aanwijzingen dat er meerdere oogsten zijn geweest. Er wordt nog een witwasonderzoek gestart, zodat in deze stand van zaken het beslag gehandhaafd dient te blijven om de waarheid aan de dag te brengen en om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Er is geen conservatoir beslag gelegd.
De raadsman heeft in raadkamer aangevoerd dat hij zowel in het kader van de onderliggende strafzaak als de bijzondere raadkamer meermalen heeft verzocht om stukken, maar deze niet heeft mogen ontvangen. Voorts heeft hij aangegeven te beschikken over een kentekenbewijs waaruit blijkt dat de tenaamstelling van de Mercedes dateert van 29 december 2020. Klaagster was aldus ruim twee jaar eigenaar van de Mercedes alvorens de hennepkwekerij in de schuur van haar woning werd aangetroffen. De raadsman stelt dat bij deze stand van zaken er geen enkele reden is om te veronderstellen dat de strafrechter later zal oordelen dat de Mercedes van enig misdrijf afkomstig is. Dat er vóór 29 december 2020 al geoogst zou zijn, acht de raadsman onaannemelijk. Nu er geen conservatoir beslag is gelegd, is handhaving van het beslag vanwege een mogelijke beslissing tot onttrekking aan het verkeer danwel verbeurdverklaring van de Mercedes niet aan de orde en dient het klaagschrift gegrond te worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] , moet de rechter, bij een artikel 94 Sv-beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende op dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank begrijpt uit de voorhanden zijn de stukken en de toelichting van de officier van justitie in raadkamer dat klaagster verdacht wordt van medeplegen van overtreding van artikel 3 onder B van de Opiumwet. Om die reden is de Mercedes ook op grond van artikel 94 Sv (aantonen wederrechtelijk verkregen voordeel) inbeslaggenomen. Voorts heeft de officier van justitie aangegeven dat er ook een witwasonderzoek gestart zal worden nu er aanwijzingen zijn dat er meermalen is geoogst en dat in deze stand van het onderzoek het beslag gehandhaafd dient te blijven om de waarheid aan de dag te brengen en om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen.
De rechtbank vindt in de haar beschikbare informatie geen enkele aanwijzing dat de mogelijke eerdere oogsten teruggaan tot vóór de datum dat de BMW op naam van klaagster is gesteld. Ook overigens zijn er geen aanwijzingen dat de Mercedes van enig misdrijf afkomstig zou zijn. Het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om daartoe stukken te overleggen, hetgeen zij niet heeft gedaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er op dit moment onvoldoende strafvorderlijk belang is om het beslag op de Mercedes te handhaven. Zij zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag daarom gegrond verklaren en de teruggave van de Mercedes aan klaagster gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de Mercedes aan klaagster.
Deze beslissing is op 8 juni 2023 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juni 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).