Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering
primair:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die ex-echtgenoten zijn. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.A. Breewel-Witteveen, vorderde haar ontvankelijkheid in kort geding en de vernietiging van een eerder verstekvonnis van 4 april 2023, waarin zij was veroordeeld om mee te werken aan een zorgregeling voor hun minderjarige dochter. De man, vertegenwoordigd door mr. M.C. Bekkering, voerde verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw.
De procedure begon met een dagvaarding op 26 mei 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord op 2 juni 2023 en een zitting op 7 juni 2023. De voorzieningenrechter behandelde de zaak met gesloten deuren, gezien het belang van de minderjarige. De vrouw stelde dat zij niet in staat was om te verschijnen bij de eerdere zitting vanwege taalproblemen en dat zij pas later, met hulp van haar advocaat, verzet heeft aangetekend tegen het verstekvonnis. De man betwistte de claims van de vrouw en stelde dat zij niet-ontvankelijk verklaard moest worden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw niet tijdig verzet had gedaan tegen het verstekvonnis, waardoor dit vonnis onherroepelijk was geworden. Hierdoor kon de vrouw niet worden ontvangen in haar vorderingen en werd er niet inhoudelijk op de zaak ingegaan. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige verzet in kort geding procedures en de gevolgen van het niet tijdig indienen van verzet.