In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag over de minderjarige [minderjarige01]. Verzoeksters, de moeder en de tante van de minderjarige, hebben verzocht om gezamenlijk gezag over [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in deze procedure geadviseerd en onderzoek verricht naar de situatie van de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2023 was de tante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. J.M.G. Cox, terwijl de moeder niet op de behandeling kon verschijnen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er belemmeringen zijn voor de uitoefening van gezamenlijk gezag door verzoeksters, met name in hun onderlinge communicatie. De Raad heeft geadviseerd om de tante te benoemen tot tijdelijke voogdes, wat door de tante is aanvaard. De rechtbank heeft in haar oordeel meegenomen dat de moeder lijkt in te stemmen met de benoeming van de tante als tijdelijke voogdes, gezien eerdere communicatie met de Raad en de gemeente.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om gezamenlijk gezag afgewezen, omdat het niet in het belang van [minderjarige01] zou zijn om verzoeksters samen met het gezag te belasten. De beslissing is mondeling gegeven door mr. Pellikaan en in het openbaar uitgesproken, met de griffier mr. Snatersen aanwezig. De schriftelijke vaststelling van de uitspraak vond plaats op 16 juni 2023.