ECLI:NL:RBZWB:2023:4557

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
C/02/402351 / FARK 22-4604
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P. Pellikaan
  • J. Snatersen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gezamenlijk gezag over minderjarige op basis van artikel 1:253t BW

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag over de minderjarige [minderjarige01]. Verzoeksters, de moeder en de tante van de minderjarige, hebben verzocht om gezamenlijk gezag over [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in deze procedure geadviseerd en onderzoek verricht naar de situatie van de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2023 was de tante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. J.M.G. Cox, terwijl de moeder niet op de behandeling kon verschijnen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er belemmeringen zijn voor de uitoefening van gezamenlijk gezag door verzoeksters, met name in hun onderlinge communicatie. De Raad heeft geadviseerd om de tante te benoemen tot tijdelijke voogdes, wat door de tante is aanvaard. De rechtbank heeft in haar oordeel meegenomen dat de moeder lijkt in te stemmen met de benoeming van de tante als tijdelijke voogdes, gezien eerdere communicatie met de Raad en de gemeente.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om gezamenlijk gezag afgewezen, omdat het niet in het belang van [minderjarige01] zou zijn om verzoeksters samen met het gezag te belasten. De beslissing is mondeling gegeven door mr. Pellikaan en in het openbaar uitgesproken, met de griffier mr. Snatersen aanwezig. De schriftelijke vaststelling van de uitspraak vond plaats op 16 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/402351 / FA RK 22-4604
Datum uitspraak: 8 juni 2023
nadere beschikking betreffende het gezag
in de zaak van

1.[de moeder01] ,

wonende te [land01] ,
hierna te noemen de moeder,
en
2.
[de tante01],
wonende te [woonplaats01] ,
hierna te noemen de tante,
hierna gezamenlijk te noemen verzoeksters,
advocaat: mr. J.M.G. Cox te Tilburg,
betreffende de minderjarige:
- [minderjarige01]geboren op [geboortedatum01] 2012 te [land01] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1. Het verdere procesverloop

1.1
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 15 november 2022 en alle daarin vermelde stukken;
- het op 2 maart 2023 ontvangen rapport van de Raad;
- de brief van mr. Cox van 11 april 2023;
- het door [minderjarige01] ingezonden reactieformulier, ingekomen bij de griffie op 8 mei 2023.
1.2
Het verzoek is op 8 juni 2023, gelijktijdig met de zaak met zaaknummer C/02/407215 / FA RK 23-1138, met gesloten deuren mondeling behandeld. In voormelde zaak is bij afzonderlijke beschikking beslist.
Op de mondelinge behandeling is de tante verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Tevens was een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig.
In verband met het verblijf van de moeder op [land01] is aan de moeder een e-mail verzonden, met daarin een hyperlink om op 8 juni 2023 via Teams deel te nemen aan de mondelinge behandeling. De moeder heeft geen gebruik gemaakt van de aan haar verzonden link voor deelname via Teams. De tante heeft kort voor aanvang van de mondelinge behandeling geprobeerd de moeder telefonisch te bereiken, maar dit is niet gelukt.
1.3
[minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening over het verzoek kenbaar te maken tijdens een kindgesprek op 5 juni 2023. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt.

2.De beoordeling

2.1
Aan de orde is het verzoek van verzoeksters om te bepalen dat de uitoefening van het gezag over [minderjarige01] aan hen gezamenlijk toekomt.
2.2
Bij (tussen)beschikking van 15 november 2022 heeft de rechtbank, met instemming van verzoeksters, de Raad verzocht een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de volgende vraag:
- Bestaat er gegronde vrees dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van [minderjarige01] zouden worden verwaarloosd?
In afwachting van het rapport van de Raad heeft de rechtbank de behandeling van de zaak aangehouden tot 25 april 2023 pro forma.
2.3
De Raad heeft in navolging van voormelde beschikking onderzoek verricht naar het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en daarvan op 28 februari 2023 rapport uitgebracht. Op basis van zijn onderzoek heeft de Raad geconcludeerd dat er enkele belemmeringen bestaan voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag door verzoeksters, welke belemmeringen met name zijn gelegen in hun onderlinge communicatie. De Raad heeft hierin reden gezien om zijn onderzoek uit te breiden waarbij ook de mogelijkheden van tijdelijke voogdij zijn onderzocht. Geconstateerd is dat het in het belang van [minderjarige01] is om de tante met de tijdelijke voogdij over [minderjarige01] te belasten. Naar aanleiding hiervan heeft de Raad op
1 maart 2023 een verzoek ingediend om de tante te benoemen tot tijdelijke voogdes over [minderjarige01] . Deze procedure is geregistreerd onder zaaknummer C/02/407215 / FA RK 23-1138. De tante heeft met dit verzoek ingestemd en heeft zich schriftelijk bereid verklaard tot aanvaarding van de voogdij over [minderjarige01] .
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Cox, die verzoeksters in de onderhavige procedure bijstaat, te kennen gegeven dat het haar niet is gelukt om in contact te komen met de moeder om het verzoek tot tijdelijke voogdij van de Raad te bespreken en dat zij om die reden het onderhavige verzoek niet kan intrekken.
Gelet op het raadsrapport, waarvan de inhoud van dit rapport en het daarin gegeven advies als hier ingelast moet worden beschouwd, is de rechtbank met de Raad van oordeel dat het niet in het belang van [minderjarige01] is om verzoeksters samen met het gezag over [minderjarige01] te belasten. De rechtbank ziet hierin reden om het verzoek af te wijzen. In haar oordeel betrekt de rechtbank voorts dat de moeder ermee lijkt in te kunnen stemmen dat de tante als tijdelijke voogdes over [minderjarige01] wordt benoemd, zoals door de Raad verzocht is in de zaak met zaaknummer C/02/407215 / FA RK 23-1138. Immers, bij brief van 5 mei 2021 heeft de moeder de [gemeente] reeds verzocht om de tante te belasten met de (tijdelijke) voogdij over [minderjarige01] . Voorts heeft de moeder, blijkens het rapport van de Raad, op
22 februari 2023 aan de Raad laten weten dat zij het conceptrapport heeft doorgenomen en dat zij ermee akkoord is.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven door mr. Pellikaan, en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2023, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 16 juni 2023.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.