ECLI:NL:RBZWB:2023:456
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- mr. Van der Burgt
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van vorderingen tot betaling van huurpenningen en beslagkosten in kort geding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. De eiser, vertegenwoordigd door Twaelf Legal Services B.V., vorderde betaling van achterstallige huurpenningen, een contractuele boete, beslagkosten en buitengerechtelijke incassokosten. De eiser stelde dat de gedaagde, die een huurovereenkomst had voor bedrijfsruimte, de huurpenningen stelselmatig te laat had betaald en sinds maart 2022 geen huur meer had voldaan. Tevens was er conservatoir beslag gelegd op de inventaris van de gedaagde, wat leidde tot oplopende kosten voor de eiser. De gedaagde voerde verweer en betwistte de spoedeisendheid van de vorderingen, met het argument dat hij door het beslag niet in staat was om de huur te betalen en dat er een andere huurder was gevonden.
De kantonrechter oordeelde dat de eiser voldoende spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, gezien de oplopende kosten van het beslag en het niet betalen van de huur. De rechter wees de vorderingen van de eiser toe, inclusief de achterstallige huurpenningen van € 15.847,80, een contractuele boete van € 4.500,00, beslagkosten van € 9.694,34 en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.183,96. De gedaagde werd ook veroordeeld tot doorbetaling van de huur voor de duur van de huurovereenkomst. De proceskosten aan de zijde van de eiser werden begroot op € 1.440,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde werd in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis te voldoen, anders zouden er extra kosten in rekening worden gebracht.