ECLI:NL:RBZWB:2023:4588

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
02-312981-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Combee
  • M.P. de Graaf
  • M. Kruit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor het meermalen mishandelen. Vrijspraak van vernielingen.

Op 3 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005. De zaak betreft de beschuldiging van meermalen mishandeling van [slachtoffer01] in de periode van 13 mei 2022 tot en met 16 september 2022, en vernielingen van een vloer, televisie en deuren in de periode van 16 september 2022 tot 2 oktober 2022. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op 19 juni 2023. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd, waaronder aangiften en verklaringen van getuigen, die de mishandeling ondersteunen. De verdediging heeft betoogd dat de aangifte van [slachtoffer01] onbetrouwbaar is en dat er onvoldoende bewijs is voor de vernielingen. De rechtbank heeft de aangifte van [slachtoffer01] als betrouwbaar beoordeeld, gesteund door medische rapporten en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer01] meermalen heeft mishandeld, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de vernielingen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze had gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 150 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen, met bijzondere voorwaarden waaronder toezicht door Reclassering Nederland. Daarnaast is de benadeelde partij [slachtoffer01] een schadevergoeding van € 4.047,79 toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-312981-22
vonnis van de meervoudige kamer van 3 juli 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01]
wonende [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 19 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: in de periode van 13 mei 2022 tot en met 16 september 2022 [slachtoffer01] meermalen heeft mishandeld.
Feit 2: in de periode van 16 september 2022 tot en met 2 oktober 2022 een vloer, een televisie en een of meerdere deuren heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ) meermaals heeft mishandeld en de vernielingen heeft gepleegd. Ten aanzien van de mishandeling zijn er zoals zo vaak geen getuigen. Toch komt de officier van justitie tot een bewezenverklaring op grond van de aangifte, de verklaring van de zus van [slachtoffer01] en de foto’s van het letsel in het dossier. Ook staat vast dat [slachtoffer01] in een Safehouse heeft verbleven. De officier van justitie acht dit ook van belang in combinatie met de berichten van verdachte aan [slachtoffer01] waarin hij aangeeft dat zij weer teruggaat naar het Safehouse. De officier van justitie vindt de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Verdachte geeft aan dat hij [slachtoffer01] wel eens een ‘spankje’ heeft gegeven, maar daardoor ontstaat niet het letsel dat bij [slachtoffer01] is waargenomen. Ook geeft verdachte aan geen letsel bij [slachtoffer01] te hebben gezien, terwijl zij praktisch samenwoonden, of verdachte in ieder geval 3 á 4 dagen per week bij [slachtoffer01] verbleef. De officier van justitie vindt de verklaring van [slachtoffer01] wel betrouwbaar en komt op basis van haar aangiftes ook tot een bewezenverklaring van feit 2, de vernielingen. Verdachte is na 16 september 2022 nog in de woning van [slachtoffer01] geweest. Dit in combinatie met de berichten die hij in die periode nog naar [slachtoffer01] heeft gestuurd, is de officier van justitie van oordeel dat ook de vernielingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank voor beide feiten niet tot een bewezenverklaring kan komen. Ten aanzien van de mishandeling wordt door [slachtoffer01] zelf al aangegeven dat zij geen directe getuigen heeft. Er was sprake van een relatie met problemen en er zijn momenten geweest dat men over de grens van het toelaatbare is gegaan op verbaal gebied. Na het verbreken van de relatie is er ruzie ontstaan over spullen. Daarnaast had [slachtoffer01] ook dubieuze contacten en was er sprake van verslavingsproblematiek. In deze perikelen kan een motief worden gevonden voor het doen van valse aangifte door [slachtoffer01] . Door verdachte wordt het in de aangifte genoemde geweld pertinent ontkend. [slachtoffer01] heeft aangifte gedaan, maar er is geen direct steunbewijs. Er zijn twee getuigen die alleen het letsel hebben gezien, maar niet de oorzaak van het letsel. [slachtoffer01] zelf heeft voor het letsel diverse oorzaken gegeven: gevallen tegen een hek, gevochten tijdens het stappen. Ook wijkt de tijdens de zitting voorgedragen slachtofferverklaring af van de aangifte, hetgeen de geloofwaardigheid van de aangifte onder druk zet. Het steunbewijs kan ook niet worden gevonden in de in het dossier opgenomen berichtjes. Vaak ontbreekt de context. Verdachte verklaart zelf dat de seks die hij en [slachtoffer01] hadden tijdens hun relatie nogal wild kon zijn. De blauwe plekken van [slachtoffer01] kunnen daarvan het resultaat zijn. De foto’s die in het dossier zijn opgenomen van het letsel van [slachtoffer01] daarop worden geen metadata vermeld en er kan dus ook niet worden geconcludeerd dat deze foto’s aansluiten bij het verhaal van [slachtoffer01] . Bovendien leeft [slachtoffer01] kennelijk een turbulent leven en heeft zij ook een auto-ongeluk gehad waardoor zij bont en blauw was.
[slachtoffer01] is pas op 16 september 2022 bij de huisarts geweest, terwijl de mishandelingen al langer zouden plaatsvinden. Had verdachte het letsel moeten opvallen? We weten niet wanneer verdachte en aangeefster precies samen waren, misschien toen even niet.
De verdediging stelt dat er onvoldoende bewijs is voor ondersteuning van de aangifte en vraagt verdachte vrij te spreken voor feit 1.
Ten aanzien van feit 2 voert de verdediging aan dat er geen onderbouwing is dat verdachte de vernielingen zou hebben gepleegd. Meerdere mensen beschikten over de sleutel van de woning van [slachtoffer01] . In het dossier is geen bewijs aanwezig waaruit blijkt dat verdachte één van de dagen in de woning is geweest, laat staan dat hij iets vernield heeft. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1 – mishandeling
Door de verdediging is betoogd dat [slachtoffer01] een valse aangifte heeft gedaan en wordt dus de betrouwbaarheid van de aangifte betwist.
De rechtbank acht de aangifte van [slachtoffer01] betrouwbaar. Zij baseert zich daarbij op het volgende.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer01] op 2 oktober 2022 aangifte heeft gedaan. Op dat moment verbleef zij op een veilige locatie. Zij geeft in haar aangifte aan dat zij op 31 maart 2022 een relatie heeft gekregen met verdachte en dat zij gedurende de relatie door verdachte meerdere malen is mishandeld. De eerste mishandeling zou op 13 mei 2022 hebben plaatsgevonden, de laatste mishandeling zou op 16 september 2022 hebben plaatsgevonden.
Op 16 september 2022 is [slachtoffer01] gaan werken en werden er op het werk vragen gesteld over het blauwe oog van [slachtoffer01] . Een baas van [slachtoffer01] geloofde haar verhaal dat zij was gevallen niet en heeft haar apart genomen. [slachtoffer01] heeft hem toen verteld dat zij door verdachte was mishandeld. Aan het einde van de werkdag is [slachtoffer01] gewoon naar huis gegaan en dat weekend is er niks gebeurd.
Toen [slachtoffer01] op maandag 19 september 2022 weer naar haar werk is gegaan, was haar oog enorm dik waardoor mensen omkeken en geschokt reageerde. Een vrouwelijke baas van [slachtoffer01] heeft haar toen apart genomen en de politie erbij gehaald.
Op 19 september 2022 kreeg de politie de melding om te gaan naar de apotheek waar [slachtoffer01] op dat moment was. Door de politie werd gezien dat [slachtoffer01] een flink blauw oog had. [slachtoffer01] vertelde hoe het blauwe oog was ontstaan en dat verdachte het blauwe oog veroorzaakt had.
Blijkens de uitdraai van het contact op 16 september 2022 van [slachtoffer01] bij de huisartsenpost is er bij [slachtoffer01] letsel waargenomen: onder andere een haematoom rechteroogkas, hersenschudding en ribcontusie.
Het letsel dat is waargenomen op de huisartsenpost op 16 september 2022 en door de politie op 19 september 2022 past bij de mishandelingen van 16 september 2022 die [slachtoffer01] omschrijft in haar aangifte.
[slachtoffer01] heeft in haar aangifte aangegeven dat de eerste mishandeling op 13 mei 2022 zou hebben plaatsgevonden. [naam01] , de zus van [slachtoffer01] , heeft verklaard dat [slachtoffer01] ongeveer 7 maanden een relatie heeft gehad met verdachte. Na drie maanden begon zij de eerste dingen te zien: dit waren vooral blauwe plekken op de arm van [slachtoffer01] . Later zijn dit ook blauwe plekken geworden in het gezicht, brandwonden en plukken haar uit het hoofd. Na een tijdje begon [slachtoffer01] volgens [naam01] in kleding met lange mouwen te lopen en zagen zij [slachtoffer01] minder op feestjes en bijeenkomsten. [naam01] verklaarde bovendien dat zij naderhand in de woning van [slachtoffer01] hele stukken met haar vond.
De verklaring van verdachte dat hij nooit letsel bij [slachtoffer01] heeft gezien, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte en [slachtoffer01] waren volgens verdachte gemiddeld 3 à 4 dagen per week samen. Hoewel door anderen wel letsel bij [slachtoffer01] is waargenomen, zou verdachte nooit letsel bij [slachtoffer01] hebben gezien. Ook de verklaring van verdachte dat mogelijk blauwe plekken zouden zijn ontstaan doordat de seks van verdachte en [slachtoffer01] nog wel wild kon zijn, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Door een door verdachte genoemd ‘spankje op de kont’ kunnen geen blauwe ogen of brandwonden ontstaan.
Op grond van de waarneming van het letsel op 16 en 19 september 2022 door de huisarts en de politie en de verklaring van [naam01] stelt de rechtbank vast dat er sprake is geweest van letsel bij [slachtoffer01] dat past bij de mishandelingen die [slachtoffer01] omschrijft in haar aangifte van 2 oktober 2022. De rechtbank ziet daarin een patroon waarbij geweld door verdachte richting [slachtoffer01] werd gebruikt als hij boos op haar werd. De rechtbank oordeelt dat de aangifte van [slachtoffer01] in voldoende mate steun vindt in de andere bewijsmiddelen en acht de mishandelingen in de tenlastegelegde periode wettig en overtuigend bewezen. Echter met uitzondering van het onder het 3e streepje vermelde spugen tegen/op het lichaam, aangezien het spugen niet als mishandeling kan worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van feit 2 - vernieling
De rechtbank acht de ten laste gelegde vernielingen niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Hoewel de aangifte van [slachtoffer01] van de vernielingen samen met foto’s van de situatie in het dossier is gevoegd, is er geen bewijs aanwezig dat verdachte deze vernielingen heeft gepleegd. Het enkele feit dat verdachte na 16 september 2022 toegang tot de woning van [slachtoffer01] heeft gehad is daartoe onvoldoende, nu niet kan worden vastgesteld dat hij de enige is geweest die in de woning kon komen dan wel is geweest.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1:
op tijdstippen in de periode van 13 mei 2022 t/m 16 september 2022 te Roosendaal, [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01]
- meermalen met kracht met
zijnvuist op
entegen het oog en het gezicht en de armen en de benen, althans het lichaam te slaan en;
- meermalen tegen het lichaam te schoppen en;
- meermalen aan de haren vast te pakken en te trekken, en;
- meermalen in een wurggreep vast te houden en;
- meermalen met een hete lepel te verbranden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen werkstraf van 120 uur, dan wel 60 dagen vervangende jeugddetentie. Gelet op het hoge recidiverisico vordert de officier van justitie daarnaast ook een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde op te leggen dat verdachte dagbesteding dient te hebben en te behouden en dat hij dient mee te werken aan behandeling door [zorgverlening01] , waarbij het reclasseringstoezicht zal worden uitgevoerd door Reclassering Nederland.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt het opvallend dat door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) eerst een leerstraf werd geadviseerd en na een gesprek met de jeugdreclassering de Raad het advies heeft gewijzigd. De raadsman vindt dat bij een veroordeling van verdachte een leerstraf passend is, zodat hij kan leren op een andere wijze met de situatie om te gaan. De verdediging wordt ter zitting overvallen met het advies van de Raad om behandeling van verdachte bij [zorgverlening01] te starten. Aan een dergelijk advies ligt normaal diagnostiek ten grondslag en dat is in deze zaak niet het geval. De verdediging stelt dat er voldoende informatie bekend was ten tijde van de rapportage van de Raad van 26 januari 2023 en verzoekt dit advies te volgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in een periode van enkele maanden meermaals mishandelen van [slachtoffer01] . Het geweld dat verdachte hierbij gebruikte is heftig. Het bestond niet alleen uit het slaan, schoppen en trekken aan haren van [slachtoffer01] , maar ook uit het toebrengen van brandwonden met een hete lepel en vasthouden van [slachtoffer01] in een wurggreep.
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden gesproken van stelselmatige mishandeling nu de mishandelingen meermaals hebben plaatsgevonden. De mishandelingen hebben plaatsgevonden in de eigen woning van [slachtoffer01] , terwijl zij zich juist in haar eigen woning veilig had moeten kunnen voelen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat hij ter zitting zijn gedragingen heeft ontkend en daarmee geen (zelf)inzicht en berouw toont. [slachtoffer01] heeft door het handelen van verdachte veel angst ervaren en letsel opgelopen. [slachtoffer01] heeft gebruik gemaakt van haar spreekrecht door haar advocaat haar slachtofferverklaring voor te laten dragen. Hierin komt naar voren dat de mishandelingen [slachtoffer01] veel psychische schade hebben berokkend. Er zijn bij haar stress- en angststoornissen geconstateerd en zij heeft gesprekken bij een psycholoog daarnaast heeft zij EMDR behandelingen voor trauma’s.
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van geweldsdelicten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage van de Raad van 31 januari 2023. Uit het onderzoek komen veel zorgen naar voren op eigenlijk alle domeinen. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De Raad is van mening dat het geven van een gestructureerde, duidelijke en zinvolle dagbesteding van verdachte heel erg belangrijk is voor het voorkomen van recidive en vindt het daarom belangrijk dat dit op korte termijn wordt gerealiseerd. Ten tijde van het rapport lijkt het de Raad passender om een leerstraf in te zetten, ter voorkoming van recidive, dan een werkstraf gezien de vaardigheidstekorten die verdachte laat zien en met name op het gebied van zijn oplossingsstrategieën. Ter voorkoming van recidive is het belangrijk dat verdachte andere oplossingsstrategieën aanleert zodat hij problemen/conflicten op kan lossen zonder hierdoor in de problemen te komen. Verdachte is eerder een leerstraf opgelegd, maar deze is negatief retour gezonden waarop verdachte een werkstraf heeft uitgevoerd. Omdat de Raad van mening is dat de vaardigheidstekorten van verdachte een grote rol spelen in zijn delictgedrag, is het uitbreiden van zijn vaardigheden noodzakelijk om recidive te voorkomen. De Raad is dan ook van mening dat hiernaast een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd dient te worden om ervoor te zorgen dat verdachte deze leerstraf ook daadwerkelijk gaat uitvoeren en hij hiervan kan profiteren. Verder heeft verdachte eerder werkstraffen uitgevoerd en hebben die er niet voor gezorgd dat verdachte niet recidiveert. Hiernaast vindt de Raad het belangrijk dat toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering wordt voortgezet zodat zij de situatie kunnen monitoren en er o.a. voor kunnen zorgen dat verdachte een zinvolle dagbesteding heeft en behoudt.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft de Raad het advies gewijzigd. Er is al jarenlang sprake van problematiek bij verdachte. De Raad adviseert een werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar, met begeleiding door Reclassering Nederland en als bijzondere voorwaarden het hebben en houden van zinvolle dagbesteding en behandeling door [zorgverlening01] . De behandeling dient te zien op het verkrijgen van probleembesef en voorkoming van recidive.
Verder houdt de rechtbank rekening met hetgeen door de jeugdreclassering is aangevoerd tijdens de behandeling ter terechtzitting. De jeugdreclasseringswerker is al 2,5 jaar betrokken bij verdachte. Zij maakt zich al lange tijd zorgen over verdachte. De jeugdreclassering is van mening dat het niet in het belang van verdachte is om thuis bij zijn moeder te blijven wonen. Voorheen is MST gestart in de thuissituatie, maar niet van de grond gekomen. Eind 2022 is een jobcoach gestart, maar verdachte neemt onvoldoende initiatief waardoor de begeleiding door de jobcoach ook niet goed verloopt. De jeugdreclassering heeft verdachte negatief retour gemeld, omdat er geen vooruitgang kan worden bereikt en afspraken door verdachte niet worden nagekomen. Rond de negatieve retourmelding is verdachte ook verbaal agressief geweest richting de jeugdreclasseringswerker. De jeugdreclassering denkt dat het goed is als de begeleiding door Reclassering Nederland wordt opgepakt. Daarnaast ondersteunt de jeugdreclassering het advies van de Raad om behandeling bij [zorgverlening01] te starten. De vaardigheidstekorten die bij verdachte worden gezien zijn te groot voor een leerstraf, verdachte heeft langdurige behandeling nodig en die kan worden geboden bij [zorgverlening01] .
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit, de stelselmatige mishandeling, en de impact die het feit op het slachtoffer heeft gehad, acht de rechtbank de oplegging van een jeugddetentie in beginsel gerechtvaardigd. Zij zal echter volstaan met een geheel voorwaardelijke jeugddetentie, in combinatie met een forse onvoorwaardelijke werkstraf. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie zal in het kader van beperking van het recidiverisico bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, waaronder reclasseringstoezicht door Reclassering Nederland.
Hoewel de rechtbank meent dat het voor verdachte heel nuttig zou zijn om te werken aan zijn vaardigheidstekorten, komt zij niet tot oplegging van en leerstraf of behandeling bij [zorgverlening01] . Een eerdere leerstraf heeft verdachte niet uitgevoerd en daarbij betwijfelt de rechtbank of een leerstraf biedt wat nodig is om de vaardigheidstekorten bij verdachte die hebben geleid tot het huiselijk geweld voldoende aan te pakken. Een behandeling bij [zorgverlening01] zou beter passend kunnen zijn, maar verdachte wil daaraan geen medewerking verlenen en voor de rechtbank is onvoldoende duidelijk wat deze behandeling voor verdachte in zou (moeten) houden.
Nu de rechtbank geen leerstraf of behandeling op zal leggen, zal zij een hogere werkstraf bepalen dan door de officier van justitie is gevorderd. Bij het bepalen van de hoogte van de werkstraf heeft de rechtbank daarnaast meegewogen dat verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde vernielingen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer01] vordert, na aanvulling op 9 juni 2023, een schadevergoeding van € 4.886,73, bestaande uit € 886,73 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade. Ter zitting heeft de benadeelde partij verzocht de aanvulling van de vordering van € 197,44 aan materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de nota betreffende de deur buiten de ten laste gelegde periode valt.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvulling van de vordering die ziet op de deur niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de ten laste gelegde periode. Voor het overige kan de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de aanvulling van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er vrijspraak is bepleit. Daarnaast is de vernieling van de voordeur niet in de tenlastelegging is opgenomen, waardoor het verzoek tot vergoeding van die post niet-ontvankelijk te worden verklaard. Tevens stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering voor wat betreft de immateriële schadevergoeding niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Uit de onderbouwing van de psycholoog blijkt dat de benadeelde partij alles uit het verleden wil verwerken. Volgens de verdediging omvat dit mogelijk meer dan de verwerking van onderhavig gestelde incidenten. Er kan niet worden vastgestelde dat het specifiek gaat over de periode waarin zij een relatie had met verdachte. Het rechtstreekse verband kan onvoldoende worden aangetoond. Het aantonen hiervan levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, waardoor de vordering nu niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair wordt verzocht de immateriële schadevergoeding te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Verdachte is vrijgesproken van de onder feit 2 ten laste gelegde vernielingen. Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding voor wat betreft de vernieling van de televisie en deuren (ook de aanvulling vordering) zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Dat is anders ten aanzien van de gevorderde materiële schade voor het opvragen van de medische informatie bij de huisarts. Deze kosten zijn onderbouwd met een factuur. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 47,79 toewijsbaar.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een vergoeding van immateriële schade gevorderd. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de lange periode waarin de benadeelde partij door verdachte is mishandeld en de psychische schade die zij daaraan over heeft gehouden, zoals onder meer blijkt uit de door haar ingebrachte verklaring van de psycholoog, sprake is van geestelijk letsel dat kan worden aangemerkt als aantasting van de persoon. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 4.000,00 toewijsbaar en houdt er daarbij rekening mee dat de mishandeling heeft plaatsgevonden in de eigen woning van de benadeelde partij, dat de verdachte de partner was van benadeelde, de diverse vormen van mishandeling gedurende een periode van enkele maanden, de heftigheid van de mishandelingen, het forse letsel en dat de benadeelde partij mogelijk blijvende littekens overhoudt aan de mishandeling. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op schadevergoedingen die in soortgelijke gevallen worden toegekend.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 16 september 2022.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van 7
5 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen de drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering voor de duur van twee jaar;
* dat verdachte meewerkt aan het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] van
€ 4.047,79, waarvan € 47,79 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 16 september 2022 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer01] (feit 1), € 4.047,79 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 16 september 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Combee, voorzitter, mr. De Graaf en mr. Kruit, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van Van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 juli 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.