In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag, ingediend op 6 september 2021. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres op 7 september 2022 verweerder in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen, maar overweegt dat een langere termijn van acht weken meer recht doet aan de reële mogelijkheden voor verweerder om op de aanvraag te beslissen, gezien het aantal aanvragen dat behandeld moet worden.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank bevestigt dat de dwangsom correct is vastgesteld op het maximumbedrag van € 1.442,- in een eerdere dwangsombeschikking. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, dat verweerder de termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen, en dat de dwangsom aan verweerder wordt opgelegd. Tevens moet verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden, die in totaal € 418,50 bedragen.