ECLI:NL:RBZWB:2023:4635

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
10502509 VV EXPL 23-31 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een concurrentiebeding in kort geding; beoordeling van de belangen van werknemer en werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser01] vorderde om het concurrentiebeding dat hij met zijn werkgever, [gedaagde01], had gesloten, te schorsen. [eiser01] had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en wilde in dienst treden bij [bedrijf03], een concurrent van [gedaagde01]. De werkgever voerde aan dat [eiser01] door zijn werkzaamheden bij [gedaagde01] toegang had tot gevoelige bedrijfsinformatie en dat zijn overstap naar [bedrijf03] schadelijk zou zijn voor het bedrijfsdebiet van [gedaagde01]. De kantonrechter oordeelde dat [eiser01] onvoldoende had aangetoond dat het concurrentiebeding onbillijk was en dat de belangen van [gedaagde01] zwaarder wogen. De vordering van [eiser01] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukte dat het concurrentiebeding rechtsgeldig was en dat de bescherming van het bedrijfsdebiet van de werkgever voorop staat. De rechter concludeerde dat de belangen van [eiser01] niet opwegen tegen die van [gedaagde01], en dat er geen reden was om het concurrentiebeding te schorsen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10502509 \ VV EXPL 23-31
Vonnis in kort geding van 26 juni 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te ( [postcode01] ) [plaats01] aan het [adres01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. E.D. Korver, advocaat te Helmond,
tegen
de besloten vennootschap [bedrijf01] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te ( [postcode02] ) [plaats02] aan het [adres02] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: mr. T.P.M.D. Jansen, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 mei 2023 met producties;
- de op 9 juni 2023 ter griffie ontvangen producties van [bedrijf01] B.V.;
- de mondelinge behandeling van 12 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de ter mondelinge behandeling overgelegde pleitnota van [bedrijf01] B.V.

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
  • [gedaagde01] exploiteert een autobedrijf en is onderdeel van de [bedrijf02] ;
  • [eiser01] , geboren op [geboortedatum01] 1998, heeft de opleiding Mobiliteitsbranche Verkoop Management afgerond en werkt sinds 5 juli 2021 bij [bedrijf01] in [plaats02] , laatstelijk in de functie van ‘verkoopadviseur’;
  • [bedrijf03] B.V. in [plaats03] (verder: [bedrijf03] ) is onderdeel van de Pala Group;
  • in de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen partijen van 23 februari 2022 is (onder andere) opgenomen:
“(…)Artikel 10. Beperkende bedingen
Het is werknemer zonder schriftelijke toestemming van werkgever niet toegestaan om direct danwel indirect, tegen vergoeding danwel om niet: (…)
b.concurrentiebeding
werkzaamheden te verrichten voor een onderneming die vergelijkbaar is met, aanverwant is aan en/of anderszins concurreert met de onderneming van werkgever, (mede) leiding te geven aan een dergelijke onderneming en/of daarin een aandeel van welk aard dan ook te hebben. Dit beding is daarbij beperkt tot dergelijke ondernemingen voor zover die hun activiteiten uitoefenen binnen een straal van 50 kilometer vanaf de vestiging van werkgever waar werknemer regulier werkzaam is (…)”;
- op 21 maart 2023 heeft [eiser01] per e-mailbericht zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 mei 2023. Als reden geeft hij aan:
“(…) Ik ben in gesprek gekomen met de [bedrijf03] . Hier kreeg ik de kans om mijn lievelingsmerk MINI te mogen gaan verkopen.
Door dat we bij [gedaagde01] geen MINI Vestiging hebben heb ik hier erg veel interesse ingekregen. (Omdat er ook geen doorgroei mogelijkheden zijn naar dit merk)
Dus ik heb vanuit mijn hart gedacht en ga mijn passie voor het merk MINI en het stukje auto verkoop achterna, (…)”;
  • bij brief van 6 april 2023 heeft [gedaagde01] de opzegging van de arbeidsovereenkomst bevestigd en [eiser01] erop gewezen dat zij hem zal houden aan de tussen partijen overeengekomen geheimhoudings-, non-concurrentie- en relatiebedingen;
  • op 28 april 2023 heeft [gedaagde01] [eiser01] erop gewezen dat indiensttreding bij [bedrijf03] in [plaats03] een overtreding is van het non-concurrentiebeding, zodat [eiser01] bij indiensttreding bij [bedrijf03] direct boetes zal verbeuren.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert – samengevat – primair het concurrentiebeding te schorsen en subsidiair het concurrentiebeding te beperken in afstand, met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten, nakosten en de rente daarover.
3.2.
[eiser01] stelt bij dagvaarding dat hij onbillijk wordt benadeeld als het concurrentiebeding in stand wordt gelaten. Hij wordt door het concurrentiebeding immers belemmerd zijn grondrecht op vrije arbeidskeuze (artikel 19 lid 3 van de Grondwet) uit te oefenen. [eiser01] is vanuit zijn opleiding bij [gedaagde01] komen werken en heeft bij [gedaagde01] enkel auto’s van de merken Seat, Skoda en Cupra verkocht. Thans wil hij bij [bedrijf03] in [plaats03] gaan werken, ongeveer 45,5 kilometer van [gedaagde01] , net binnen de straal van 50 kilometer zoals is opgenomen in het concurrentiebeding. Daar kan hij aan de slag als verkoper van BMW’s en zijn lievelingsmerk Mini. Dat kan binnen de [gedaagde01] Groep niet. Het bedrijfsdebiet van [gedaagde01] wordt door deze overstap niet geschaad. [eiser01] is als verkoper immers niet op de hoogte van essentiële relevante informatie en er zijn geen unieke werkprocessen binnen [gedaagde01] . Daarbij gaat [eiser01] bij [bedrijf03] auto’s uit een hoger segment (een premium merk in plaats van een volumemerk) verkopen, zodat [eiser01] niet eens zou kunnen concurreren met [gedaagde01] . Daarnaast is van belang dat als het concurrentiebeding wordt geschorst het relatiebeding nog zal gelden. [eiser01] zal dit beding ook respecteren. Hij heeft bovendien geen contact met dergelijke klanten, zodat die niet zullen overstappen, omdat hij ergens anders werkt. Bovendien vindt de verkoop van auto’s niet meer regionaal plaats en [bedrijf03] zit in een heel andere regio dan [gedaagde01] . Voor [eiser01] is het van belang dat hij zijn lievelingsmerk kan gaan verkopen. Ook wordt hem een significante positieverbetering aangeboden en heeft hij meer doorgroeimogelijkheden, zelfs naar het ‘supercar’ segment. Het concurrentiebeding zorgt er thans voor dat hij niet de mogelijkheid heeft in de autobranche werkzaam te zijn. De carrière van een jonge werknemer wordt nu tegengehouden. Het spoedeisend belang is gelegen in de aard van de zaak en de substantiële boetes die op overtredingen van het concurrentiebeding staan. Thans werkt hij bij een nevenvestiging in [plaats04] , maar hij zal daar niet kunnen blijven.
3.3.
Op het verweer van [gedaagde01] voert [eiser01] aan dat hij geen contact had met grote klanten, zodat hij er geen invloed op heeft of zij overstappen naar andere leveranciers. De acties gaan per kwartaal, zodat zijn kennis met betrekking tot acties van [gedaagde01] na één kwartaal niet meer relevant is. [eiser01] had inderdaad toegang tot een deel van de systemen van [gedaagde01] en kon bij de marges, maar daar keek hij niet naar. Hij wist hoeveel korting hij kon geven op een voertuig en als daarvan afgeweken werd, moest hij het aan de vestigingsmanager voorleggen. Hij had ook de toegang tot informatie met betrekking tot werkwijzen van [gedaagde01] en de strategie, maar daar deed hij verder niets mee. Veel van de gegevens die hij kende, zou een klant bovendien ook zelf op kunnen vragen. Hij verkocht alleen occasions of nieuwe auto’s van de merken Seat, Skoda en Cupra. Mocht hij via het “ Leads ” team in aanraking komen met auto’s van een hoger segment, dan moest hij die doorverwijzen naar een verkoper van de vestiging die dat model auto verkoopt. Hij had dan ook weinig van doen met de hoger segment modellen van [gedaagde01] . [eiser01] was inderdaad het aanspreekpunt als het ging om occasions en maakte de inhoud van de advertenties. Hij maakte de foto’s echter niet. De vooruitgang van [eiser01] bij [bedrijf03] zit ook in een andere wijze van loonberekening, namelijk deels op provisiebasis.
3.4.
[gedaagde01] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten.
3.5.
[gedaagde01] voert aan dat [eiser01] binnen [gedaagde01] meer verantwoordelijkheden had dan door hem wordt geschetst. Bovendien verkocht hij ook andere merken auto’s dan Seat, Skoda en Cupra. [eiser01] was immers verantwoordelijk voor de occasions binnen [gedaagde01] . Hierdoor verkocht hij meerdere merken en wist hij van de inkoopprijzen en verkoopprijzen van [gedaagde01] met betrekking tot de occasions. [eiser01] is deel uit gaan maken van het “ Leads ” team. Dit is een uniek werkproces van [gedaagde01] , waarin er zo snel mogelijk contact wordt gezocht met klanten die via website informatie aanvragen. Tot slot was [eiser01] de rechterhand van de vestigingsmanager. Hij werd meegenomen in en mocht meedenken over de dagelijkse beslissingen, die een vestigingsmanager moet maken, en had de dagelijkse leiding als de vestigingsmanager afwezig was. Er werd dus veel energie in de opleiding van [eiser01] gestoken, omdat hij de ambitie en potentie had om door te groeien naar een managementfunctie. Hierdoor had [eiser01] veel toegang tot bedrijfsgevoelige informatie, zoals klantengegevens, inkoopprijzen, verkoopprijzen, marges, de calculatiemethode van [gedaagde01] (met betrekking tot de occasions), de afspraken met de importeur, de overige diensten die [gedaagde01] aan haar klanten levert en de kosten daarvoor en de afspraken met klanten. Alle medewerkers hadden overigens toegang tot veel bedrijfsgevoelige informatie, nu [gedaagde01] heel transparant is als organisatie. Daarnaast had [eiser01] toegang tot de door [gedaagde01] gehanteerde software. Tot slot wordt de werkwijze van [gedaagde01] uitgezet naar aanleiding van een grote hoeveelheid data, die [gedaagde01] verzamelt over haar klanten. Ook tot die informatie had [eiser01] de toegang. [gedaagde01] opereert in een uiterst concurrerende markt, zodat zij een zwaarwegend belang heeft haar bedrijfsdebiet te beschermen. Daarnaast heeft zij er belang bij precedentwerking te voorkomen.
3.6.
Met betrekking tot [bedrijf03] is volgens [gedaagde01] van belang dat de vestiging, waar [eiser01] zal gaan werken, 32 km hemelsbreed ligt van [gedaagde01] . [bedrijf03] behoort tot de Pala Group, zodat [eiser01] de toegang zal hebben tot alle auto’s van alle vestigingen binnen de Pala Group. Hierdoor zou [eiser01] al concurrerend kunnen opereren met [gedaagde01] . Daar komt bij dat Mini in een segment zit, waarin [eiser01] al werkte, namelijk via het “leads” team en de occasions. Ook zijn de unieke werkwijzen binnen [gedaagde01] en aanvullende diensten niet merkgebonden, zodat [eiser01] die zou kunnen toepassen bij andere merken. [eiser01] wordt ook niet onbillijk benadeeld, nu hij overal buiten de autobranche kan werken en na 12 maanden weer terug kan keren. Daarbij is er voldoende ruimte voor [eiser01] om buiten de straal van 50 km te werken. Er is immers voldoende werk met de huidige krapte op de arbeidsmarkt. Ook had hij kunnen blijven bij [gedaagde01] , waarbij [eiser01] een ruime verbetering in arbeidsvoorwaarden is aangeboden. Ook is er voldoende ruimte om door te groeien binnen [gedaagde01] . [eiser01] was echter niet meer van gedachte te brengen en bleef bij zijn ontslagname. [gedaagde01] heeft daarop bericht hem aan zijn concurrentiebeding te houden.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser01] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Voldoende is onderbouwd dat [eiser01] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Hij werkt thans tijdelijk voor een vestiging binnen de Pala Group in [plaats04] , maar de bedoeling is dat hij voor [bedrijf03] zal gaan werken. Dit is niet mogelijk als het concurrentiebeding onbeperkt van kracht blijft, want dan verbeurt [eiser01] aanzienlijke boetes. Het spoedeisend belang ligt dan ook besloten in de aard van de zaak en [eiser01] is ontvankelijk in zijn vorderingen.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat een concurrentiebeding bedoeld is om het bedrijfsdebiet (de opgebouwde knowhow en goodwill) van de werkgever te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden, of om te bewerkstelligen dat een werknemer pas na betaling van een vergoeding kan vertrekken. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, ook niet bij vertrek naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet wordt aangetast op zodanige wijze dat dit bescherming verdient. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij zijn werkgever meeneemt is immers inherent aan zijn vertrek.
4.4.
Tussen partijen staat vast dat het concurrentiebeding schriftelijk is overeengekomen in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een meerderjarige werknemer. Aan de eisen van artikel 7:653 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan, zodat sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen concurrentiebeding. Ook staat tussen partijen vast dat het concurrentiebeding niet zwaarder is gaan drukken op [eiser01] . Het concurrentiebeding verbiedt [eiser01] , kort gezegd, werkzaamheden te verrichten voor een onderneming die vergelijkbaar is met, aanverwant is aan en/of anderszins concurreert met de onderneming van [gedaagde01] , waar het gaat om ondernemingen die hun activiteiten uitoefenen binnen een straal van 50 kilometer vanaf de vestiging van [gedaagde01] in [plaats02] .
4.5.
Voor zover [eiser01] stelt dat [bedrijf03] geen concurrent is van [gedaagde01] zoals bedoeld in het concurrentiebeding kan de kantonrechter [eiser01] daarin niet volgen. Vaststaat dat [bedrijf03] een gelijksoortige onderneming exploiteert als [gedaagde01] . Beide bedrijven houdt zich bezig met onder meer de verkoop van nieuwe en occasion auto’s, leasecontracten, financieringen en verzekeringen van auto’s. Er is dus sprake van vergelijkbare ondernemingen. Dat [gedaagde01] zich richt op Seat en Skoda en [bedrijf03] daarvan geen dealer is en in een hoger segment auto’s opereert maakt daarbij niet uit. Ook staat tussen partijen vast, zoals tijdens de mondelinge behandeling vast is komen te staan, dat [bedrijf03] hemelsbreed ongeveer 32 kilometer van [gedaagde01] afligt, zodat [bedrijf03] binnen de reikwijdte van het concurrentiebeding ligt. Door in dienst te treden bij [bedrijf03] overtreedt [eiser01] dus het concurrentiebeding.
4.6.
Het is [eiser01] uitgaande van het overeengekomen concurrentiebeding dus verboden om tot en met 30 april 2024 werkzaam te zijn voor [bedrijf03] in [plaats03] .
[eiser01] verzoekt om gehele of gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding, waarbij hij stelt dat verwacht mag worden dat in een bodemprocedure zal worden beslist dat het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd. Op grond van de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), kan de kantonrechter het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen indien in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde01] , [eiser01] door dat beding onbillijk wordt benadeeld (artikel 7:653 lid 3 BW).In artikel 7:653 lid 3 BW is – kortgezegd – opgenomen dat een rechter een concurrentiebeding, dat is opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, (gedeeltelijk) kan vernietigen als een werknemer onbillijk wordt benadeeld door het beding in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat uit de door [gedaagde01] overgelegde stukken en de gedeeltelijke erkenning van de stellingen van [gedaagde01] door [eiser01] volgt dat [eiser01] verantwoordelijk was bij [gedaagde01] voor de occasions (zie onder andere productie 1 en 2 van [gedaagde01] ). Dat [eiser01] niet de foto’s maakte van de auto’s doet daar niet aan af. Uit productie 6 van [gedaagde01] volgt vervolgens dat [eiser01] inderdaad meer verantwoordelijkheden had op het moment dat de vestigingsmanager niet aanwezig was. Ook is voldoende onderbouwd dat [eiser01] toegang had tot de systemen van [gedaagde01] , (in)koopprijzen, afspraken met de importeur en marges van [gedaagde01] . Immers, niet wordt door [eiser01] betwist dat hij daar toegang tot had en dit volgt onder andere uit producties 3, 9 t/m 16 en 18. De stelling van [eiser01] dat de tweede pagina van productie 15 niet toegankelijk was voor hem, doet niet aan af aan zijn toegang tot voornoemde informatie, nu op de eerste pagina al voldoende prijsinformatie staat. De stelling van [eiser01] dat hij met die informatie niets deed omdat het onvoldoende relevant was voor hem, is ongeloofwaardig, gelet op de inhoud van zijn functie en zijn ambitie. Ook volgt uit de voornoemde producties zijn betrokkenheid bij het “ Leads ” team en dat hij toegang had tot informatie over meerdere merken auto’s (ook hoger segment) en niet enkel de modellen auto’s die hij verkocht (volume segment). Uit productie 4, 19 en 20 volgt dat [eiser01] op de hoogte was van specifieke strategieën van [gedaagde01] , die universeel kunnen worden toegepast en niet merkgebonden zijn, waarbij onweersproken is gesteld door [gedaagde01] dat het “ Leads ” team één van die strategieën is.
4.8.
Voorts is niet weersproken dat [bedrijf03] onderdeel is van de Pala Group en [eiser01] bij [bedrijf03] feitelijk de toegang heeft tot de hele vloot aan nieuwe en gebruikte auto’s van de Pala Group. Hiervoor is al overwogen dat voldoende is onderbouwd dat [eiser01] meer verantwoordelijkheden had binnen [gedaagde01] dan alleen de werkzaamheden als ‘verkoper’ en dat hij daarbij de toegang had tot bedrijfsgevoelige informatie, die verder gaat dan enkel de kennis over de modellen van Seat, Skoda en Cupra. Ook is voldoende onderbouwd dat [eiser01] daarmee schade aan het bedrijfsdebiet van [gedaagde01] zou kunnen berokkenen als hij bij [bedrijf03] in dienst zou treden. [gedaagde01] heeft dan ook een zwaarwegend belang het concurrentiebeding in stand te laten.
4.9.
In het kader van het belang van [eiser01] overweegt de kantonrechter dat [eiser01] in [plaats01] woonachtig is, zodat hij makkelijk in de buurt van zijn woonplaats buiten de reikwijdte van het concurrentiebeding zou kunnen werken. De door [gedaagde01] gestelde krapte op de arbeidsmarkt is niet weersproken, zodat onvoldoende aannemelijk is dat [eiser01] zonder inkomen blijft bij instandhouding van het concurrentiebeding. Evenmin is weersproken dat er namens [gedaagde01] ook een tegemoetkoming is aangeboden om in dienst te blijven, zodat onvoldoende is komen vast te staan dat [eiser01] er dermate op vooruit zal gaan bij [bedrijf03] dat zijn belang voor moet gaan op het belang van [gedaagde01] . Enkel de gestelde, niet onderbouwde, provisieafspraak is daarvoor onvoldoende. Dan blijft enkel over dat Mini zijn lievelingsmerk is. Dit is niet voldoende om vast te stellen dat [eiser01] onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding als zijn belang wordt vergeleken met het belang van [gedaagde01] .
4.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de primaire vordering wordt afgewezen.
4.11.
Met betrekking tot de subsidiaire vordering is van belang dat door [eiser01] niet is weersproken dat [gedaagde01] via haar vele vestigingen (ongeveer) heel Nederland bedient. Een reikwijdte van 50 km acht de kantonrechter dan ook niet onredelijk, mede gelet op de beperkte duur van het concurrentiebeding van één jaar. Aangevuld met hetgeen wat hiervoor is overwogen over de primaire vordering, is ook de subsidiaire vordering niet toewijsbaar.
4.12.
[eiser01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde01] vastgesteld op een bedrag van € 529,00 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser01] af,
5.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde01] tot dit vonnis vastgesteld op € 529,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2023.