ECLI:NL:RBZWB:2023:4648

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
23-003021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van telefoon in verband met voorbereidingshandelingen voor plofkraak

Op 1 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een klaagschrift behandeld dat was ingediend door een klager, geboren in 1997, die zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen Nederland was. Het klaagschrift betrof de inbeslagname van een mobiele telefoon, die door de klager werd aangevoerd als zijn eigendom. De klager verzocht om teruggave van de telefoon, omdat er volgens hem geen belang meer gediend was met de inbeslagname. De officier van justitie, mr. Z.M. Alaca, stelde echter dat het klaagschrift ongegrond moest worden verklaard, aangezien de klager verdacht werd van voorbereidingshandelingen voor het plegen van een plofkraak. De klager was op 8 december 2022 met medeverdachten aangehouden, waarbij explosieven waren aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er aanwijzingen waren dat de klager betrokken was bij strafbare feiten en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring van de telefoon zou besluiten.

De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift een summier karakter heeft en dat de rechter niet kan worden gevergd om in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak te treden. De rechtbank concludeerde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de telefoon, omdat deze mogelijk van belang was voor het onderzoek. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de inbeslagname van de telefoon in stand blijft. Deze beslissing werd schriftelijk bevestigd en was een bevestiging van de mondelinge beslissing die op dezelfde dag was genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/320960-22
rk.nummer: 23-003021
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager01]geboren op [geboortedatum01] 1997,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen Nederland,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. Z.M. Alaca, Ceresstraat 1, 4811 CA te Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 8 december 2022 onder klager in beslag is genomen: een mobiele telefoon.
  • het klaagschrift, ingediend op 1 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 1 juni 2023. Gehoord is de officier van justitie, mr. Z.M. Alaca, raadsman van klager, is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar, zoals reeds was aangekondigd door de raadsman, niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Namens klager wordt aangevoerd dat er onder klager een telefoon in beslag is genomen. Klager is eigenaar van de telefoon. Er is geen enkel verder belang (meer) gediend met de inbeslagname van de telefoon. Redenen waarom klager de rechtbank verzoekt tot teruggave van de telefoon aan klager.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Klager wordt verdacht van voorbereidingshandelingen voor het plegen van een plofkraak. Klager is op 8 december 2022 met medeverdachten aangehouden. Onder medeverdachte zijn explosieven aangetroffen. Klager was in het bezit van een batterij die benodigd was om de explosieven te (kunnen) laten ontploffen. Uit strafvorderlijk onderzoek blijkt klager zijn medeverdachte op de hoogte te hebben gehouden over politiecontroles en de werking van explosieven. Er zouden ook diverse foto’s en filmpjes met voorgaande informatie op de telefoon van klager zijn aangetroffen. In die stand van zaken is de officier van justitie van mening dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, tot de verbeurdverklaring van de telefoon zal oordelen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
:
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
Met de officier van justitie concludeert de rechtbank dat er in het raadkamerdossier aanwijzingen zitten dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het plegen van een plofkraak. In de auto van medeverdachte worden, na aanhouding, explosieven aangetroffen en onder klager wordt een batterij aangetroffen die, zo begrijpt de rechtbank, de ontsteker vormt die de explosieven nodig hebben om tot ontploffing te komen. Uit nader strafvorderlijk onderzoek in de telefoon van klager komen vervolgens voor het onderzoek van belang zijnde historische gegevens en veelvuldig chatcontact met de medeverdachte die de explosieven bij zich had naar voren. In samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, tot een verbeurdverklaring van de telefoon zal komen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is een schriftelijke bevestiging van de op 1 juni 2023 mondeling gegeven beslissing door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).