ECLI:NL:RBZWB:2023:4652

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2718
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen door het UWV inzake Wajong-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV van 30 maart 2022, waarin werd vastgesteld dat zij niet in aanmerking kwam voor een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiseres stelde dat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar, ingediend op 19 april 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank wijst erop dat eiseres het UWV op 15 december 2022 in gebreke heeft gesteld, waarna de termijn voor het indienen van beroep is verstreken, maar dat de vertraging niet onredelijk is gezien de omstandigheden.

De rechtbank legt het UWV op om binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten en het UWV moet het griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter J. van Alphen, in aanwezigheid van griffier C.J.M. Hendrickx, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2718

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 19 april 2022 tegen het besluit van 30 maart 2022 betreffende de beslissing dat eiseres niet in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het UWV beslist op het onderhavige bezwaar binnen zeventien weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken. [2] Eiseres heeft het bezwaarschrift tegen het besluit van 30 maart 2022 ingediend op 19 april 2022. Het UWV heeft met instemming van eiseres de termijn verlengd tot 9 december 2022. Het UWV had dus uiterlijk op 9 december 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het UWV moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft het UWV op 15 december 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
3.1.
De betrokkene moet het beroep binnen een redelijke termijn instellen. Als het beroep niet binnen een redelijke termijn is ingesteld, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. Alhoewel het beroepschrift ruim vier maanden na afloop van de ingebrekestelling is verzonden, is de rechtbank van oordeel dat eiseres het beroep niet onredelijk laat heeft ingesteld. Uit het dossier blijkt dat er tussen partijen in deze periode contact is geweest.
3.2.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn moet aan het UWV worden opgelegd?
4. Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. Uit het verweerschrift van 24 mei 2023 blijkt dat de beslistermijn is overschreden vanwege enerzijds het afwachten op de (aanvullende) gronden en anderzijds door de wens van eiseres tot een (fysieke) hoorzitting. Blijkens de e-mail van 19 oktober 2022 heeft de verzekeringsarts voldoende informatie om het bezwaar zorgvuldig te kunnen beoordelen zonder hoorzitting. Eiseres wenst echter wel een hoorzitting. Het UWV heeft een zeer beperkte capaciteit aan verzekeringsartsen en hiermee gaan helaas grote werkvoorraden gepaard. Hierdoor is nog geen fysieke hoorzitting in aanwezigheid van een verzekeringsarts ingepland. Het is niet bekend binnen welke termijn een beslissing kan worden genomen, maar uit het verweerschrift blijkt dat het inplannen van de hoorzitting eerder nog enkele maanden dan weken op zich laat wachten. Mogelijk zal daarna nog een arbeidsdeskundig onderzoek noodzakelijk kunnen zijn.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV vier maanden de tijd krijgt de beslissing op bezwaar te nemen.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen vier maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van
C.J.M. Hendrickx, griffier, op 5 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:3 van de Wajong.