ECLI:NL:RBZWB:2023:4656

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
21- 014755 en 23-004231
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor onterecht ondergane inverzekeringstelling en kosten van verzoekschrift in raadkamer

Op 1 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker die in verband met een verdenking van oplichting in vereniging op 18 november 2020 was aangehouden en op 19 november 2020 in verzekering was gesteld. De verzoeker werd op 20 november 2020 weer in vrijheid gesteld, en op 10 juli 2021 besloot het Openbaar Ministerie de strafrechtelijke verdenking te seponeren wegens onvoldoende bewijs. De verzoeker stelde dat hij recht had op een forfaitaire schadevergoeding voor de dagen die hij onterecht in verzekering had gezeten, en vroeg een vergoeding van € 390,00 voor de schade en € 680,00 voor de kosten van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft de officier van justitie en de gemachtigd advocaat van de verzoeker gehoord. De officier van justitie stelde dat de verzoeker recht had op een vergoeding van € 260,00 voor de twee dagen die hij onterecht in verzekering had gezeten. De advocaat van de verzoeker wijzigde het standpunt en vroeg om toekenning van € 260,00 voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling. De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek te behandelen. De rechtbank concludeerde dat de gevraagde vergoeding conform de LOVS-uitgangspunten was en kende een bedrag van € 260,00 toe voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling en € 680,00 voor de kosten van het verzoekschrift.

De rechtbank wees de verzoeken voor het overige af en bepaalde dat een totaalbedrag van € 940,00 zou worden overgemaakt op rekening van de Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Stoffels. Deze beslissing werd schriftelijk bevestigd en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2023. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/182111-21
rk-nummers: 21- 014755 en 23-004231
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 21 september 2021, in de zaak:
[verzoeker01]geboren op [geboortedatum01] 2002 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. F.J.V.H. Stoffels, Stationslaan 2a, 4761 BG Zevenbergen

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,00, € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 680,00, € 680,00, zijnde de kosten met betrekking tot het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 10 juli 2021;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker in verzekering is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 1 juni 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. F.J.V.H. Stoffels als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker wordt aangevoerd dat verzoeker verdacht werd van oplichting in vereniging gepleegd. Vanwege deze verdenking is verzoeker op 18 november 2020 aangehouden, op 19 november 2020 in verzekering gesteld en op 20 november 2020 in vrijheid gesteld. Op 10 juli 2021 heeft het Openbaar Ministerie de strafrechtelijke verdenking geseponeerd omdat er onvoldoende bewijs tegen verzoeker zou zijn. Verzoeker heeft gedurende de verdenking telkens gezegd onschuldig te zijn. Verzoeker meent recht te hebben op een forfaitaire vergoeding inzake de dagen die hij onterecht in verzekering heeft gezeten. Volgens verzoeker drie dagen tegen een bedrag van € 390,00. Te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker op 19 november 2020 in verzekering is gesteld en op 20 november 2020 in vrijheid is gesteld. Verzoeker heeft recht op een vergoeding ter hoogte van € 260,00 voor de twee dagen die verzoeker onterecht in verzekering gesteld heeft gezeten. De forfaitaire vergoeding kan toegewezen worden.
De advocaat van verzoeker heeft zich in raadkamer op het gewijzigde standpunt gesteld dat het verzoek 530 Sv. toegewezen kan worden ter hoogte van € 260,00. Zijnde de twee dagen die verzoeker in verzekering heeft doorgebracht op het politiebureau.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00, bestaande uit de vergoeding voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling; en
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00zijnde de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 940,00zal worden overgemaakt op rekeningnummer [iban_nummer01] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Stoffels, onder vermelding van “ [omschrijving01] ”.
Deze beslissing is een schriftelijke bevestiging van de op 1 juni 2023 mondeling gegeven beslissing door mr. A.L Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).