ECLI:NL:RBZWB:2023:4678

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
22-029051 en 22-029052
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schadevergoeding na voorlopige hechtenis en inverzekeringstelling

Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend op 15 december 2022, waarin verzoeker een schadevergoeding vroeg van de Staat voor geleden schade door ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Verzoeker was op 6 januari 2022 aangehouden en in verzekering gesteld, maar op 11 januari 2022 weer in vrijheid gesteld. De officier van justitie had de strafzaak tegen verzoeker op 3 november 2022 geseponeerd. Verzoeker verzocht om een vergoeding van € 960,00 voor de dagen dat hij in voorlopige hechtenis had gezeten, alsook om vergoeding van kosten van rechtsbijstand en een forfaitaire vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 1 juni 2023 was verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. B.P.A. van Beers, was wel aanwezig. De officier van justitie steunde de verzoeken tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en het forfait voor de indiening, maar betwistte de hoogte van de vergoeding voor de voorlopige hechtenis. De rechtbank overwoog dat verzoeker de tegen hem gerezen verdenking en de daaropvolgende vrijheidsbeneming aan zichzelf te wijten had, en dat er geen gronden van billijkheid waren om een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank wees daarom alle verzoeken tot vergoeding af.

De beslissing werd genomen door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van griffier J. van ‘t Westende, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/004216-22
rk-nummers: 22-029051 en 22-029052
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 15 december 2022, in de zaak:
[verzoeker01]wonende te [woonplaats01] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. B.P.A. van Beers, Vughtstraat 3, 4701 NJ Roosendaal

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 960,00, € 960,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 808,58, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 3 november 2022;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 6 januari 2022 in verzekering is gesteld, de inverzekeringstelling is verlengd op 9 januari 2022 en op 11 januari 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 1 juni 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. B.P.A. van Beers als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker wordt aangevoerd dat de officier van justitie de strafzaak tegen verzoeker met parketnummer 02/004216-22 op 3 november 2022 heeft geseponeerd. Verzoeker is vanwege de strafrechtelijke verdenking op 6 januari 2022 aangehouden en in verzekering gesteld. Op 11 januari 2022 is verzoeker in vrijheid gesteld. Verzoeker heeft onterecht in voorlopige hechtenis verbleven en verzoekt een vergoeding ter hoogte van € 130,00 per dag, te vermeerderen met € 30,00 per dag wegens opgelegde beperkingen. In totaal verzoekt verzoeker een vergoeding ter hoogte van € 960,00. Voorts heeft verzoeker kosten van rechtsbijstand moeten maken gelet op deze strafrechtelijke verdenking. Verzoeker vraagt de rechtbank deze kosten, ter hoogte van € 808,58 te vergoeden. ten slotte vraagt verzoeker de rechtbank de forfaitaire vergoeding aangaande het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift ter hoogte van € 680,00 te vergoeden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld de door verzoeker gevraagde vergoedingen aangaande de kosten van rechtsbijstand en het forfait voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift kunnen worden toegekend.
In raadkamer heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld aangaande het verzoek tot vergoeding van de volgens verzoeker onterecht ondergane voorlopige hechtenis dat hoewel het Openbaar Ministerie zich kan vinden in een vergoeding van € 130,00 per dag die verzoeker in verzekering gesteld heeft gezeten, een verhoging niet aan de orde is. Omtrent de vraag of er sprake is van gronden van billijkheid voor een vergoeding zal de officier van justitie zich refereren aan het oordeel van de rechtbank.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker de tegen hem gerezen verdenking en de daarop gevolgde vrijheidsbeneming en de kosten van juridische bijstand aan zichzelf te wijten heeft gehad, zodat er geen gronden van billijkheid zijn om een vergoeding voor geleden schade toe te kennen.
Uit de voor de rechtbank beschikbare raadkamerstukken en het verhandelde in raadkamer maakt de rechtbank op dat er zich op 5 januari 2022 in een woning te Roosendaal een situatie heeft voorgedaan waarbij verzoeker betrokken was. Gedurende die situatie zijn er twee jongens (mogelijk) (een korte tijd) van hun vrijheid beroofd, bedreigd en mishandeld. Op het moment dat de politie arriveerde verklaarde verzoeker meteen en zonder aarzeling; ‘ik heb het gedaan, kijk maar naar mijn handen. Ik heb geslagen’. Aangevers verklaren afzonderlijk van elkaar dat een jongen, wiens signalement zou kunnen passen in dat van verzoeker, hen heeft bedreigd, mishandeld en tegen hun wil heeft vastgehouden. Voorts wordt er over en weer wisselend verklaard door de betrokken (mede)verdachten en ontkent verzoeker in zijn eerste verhoor ten stelligste. In afwijking van zijn eerdere opmerking(en). Hetgeen er toe heeft geleid dat er langdurig strafvorderlijk onderzoek diende te worden verricht naar de gebeurtenissen op voornoemde datum.
Gelet op de hiervoor genoemde gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat verzoeker de tegen hem gerezen verdenking en de daarop gevolgde vrijheidsbeneming aan zichzelf te wijten heeft gehad, zodat er geen gronden van billijkheid zijn een vergoeding voor geleden schade toe te kennen.
Nu de verzoeken tot toekennen van een vergoeding worden afgewezen, wijst de rechtbank ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen en de behandeling van de verzoekschriften in raadkamer af.

3.De beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 15 juni 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).