3.3.1Het standpunt van de verdediging
Schriftelijk gespreksverslag [zorgverlening01] , zoals toegevoegd tijdens het voorbereidend onderzoek:
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een ernstig vormverzuim, namelijk het onrechtmatig verkrijgen van bewijs. De vordering van de officier van justitie aan de rechter-commissaris ex artikel 126nf Wetboek van Strafvordering is gemotiveerd door de rechter-commissaris afgewezen vanwege onvoldoende verdenking tegen verdachte. Ondanks deze beslissing heeft de officier van justitie een vordering opgemaakt strekkende tot verkrijging van een gespreksverslag van [zorgverlening01] , aan team zeden van de politie verstrekt en is dat gespreksverslag in het voorbereidend onderzoek ten onrechte aan het dossier toegevoegd.
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat sprake is van doelbewust onthouden van stukken aan de verdediging nu zij herhaaldelijk voorafgaand aan de zitting om een afschrift van de machtiging van de rechter-commissaris heeft verzocht maar deze niet heeft verkregen.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het gespreksverslag dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Schriftelijk gespreksverslag [zorgverlening01] , zoals toegevoegd na heropening van het onderzoek ter terechtzitting:
Ter zake van het gespreksverslag dat na heropening van het onderzoek is toegevoegd aan het dossier stelt de verdediging eveneens dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en subsidiair dat het gespreksverslag uitgesloten dient te worden van het bewijs. De verdediging overweegt hiertoe dat het gaat om privacygevoelige informatie en dat artikel 126nf Sv onverkort geldt. De officier van justitie had het gespreksverslag derhalve niet mogen opvragen bij aangeefster, maar had hiervoor wederom een vordering bij de rechter-commissaris moeten doen. Een vordering ex artikel 126nf Sv mag enkel worden gedaan aan degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot bepaalde opgeslagen of vastgestelde gegevens. De officier van justitie had zich dan ook wederom tot [zorgverlening01] moeten richten.
3.3.2Het standpunt van de officier van justitie
Schriftelijk gespreksverslag [zorgverlening01] , zoals toegevoegd tijdens het voorbereidend onderzoek:
De officier van justitie heeft toegelicht dat ondanks de door de rechter-commissaris afgewezen machtiging toch een bevel als bedoel in artikel 126nf Sv is opgemaakt en verstrekt aan team zeden, aangezien in het registratiesysteem stond genoteerd dat de machtiging was verstrekt. Achteraf bezien is er een fout gemaakt bij het invullen van gegevens in dat registratiesysteem en bleek hem pas op zitting van 2 juni 2023 dat de machtiging niet was toegewezen maar afgewezen. Hierdoor is het gespreksverslag van [zorgverlening01] ten onrechte in het voorbereidend onderzoek toegevoegd aan het dossier.
Er is echter geen sprake van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling tekort is gedaan. Het openbaar ministerie is afgegaan op de gegevens die, naar achteraf bleek, onjuist in het registratiesysteem waren gezet. Ten onrechte is niet gecontroleerd of die registratie juist was, maar het openbaar ministerie heeft niet opzettelijk de beslissing van de rechter-commissaris genegeerd. Daarom is een niet-ontvankelijkverklaring niet aan de orde.
De officier van justitie is van oordeel dat hier wel sprake van een zodanig vormverzuim dat het op basis van de vordering verkregen gespreksverslag dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Schriftelijk gespreksverslag [zorgverlening01] , zoals toegevoegd na heropening van het onderzoek ter terechtzitting:
Ter zake van het gespreksverslag dat na heropening van het onderzoek ter terechtzitting is toegevoegd heeft de officier van justitie opgemerkt dat hij na de zitting van 2 juni 2023 contact met aangeefster heeft opgenomen. Hij heeft haar gevraagd of ze haar aangifte kon onderbouwen met het gespreksverslag opgemaakt door [zorgverlening01] . Dit gespreksverslag is via de slachtoffercoördinator bij de officier van justitie terecht gekomen. De officier van justitie heeft – als leider van het onderzoek – de bevoegdheid dit te doen. Hiervoor is een vordering ex artikel 126nf Sv niet nodig. De officier van justitie heeft zich gehouden aan zijn bevoegdheden en niet onrechtmatig gehandeld. Niet-ontvankelijkverklaring dan wel bewijsuitsluiting is dan ook niet aan orde. Het gespreksverslag zoals dit in tweede instantie aan het dossier is toegevoegd kan worden gebezigd voor het bewijs.
3.3.3Het oordeel van de rechtbank
Schriftelijk gespreksverslag [zorgverlening01] , zoals toegevoegd tijdens het voorbereidend onderzoek:
De officier van justitie heeft op 8 april 2022 schriftelijk gevorderd dat de rechter-commissaris een machtiging verleent tot verstrekking van gevoelige gegevens (gespreksverslag [zorgverlening01] ). Op basis van de vordering van de officier van justitie heeft [zorgverlening01] het gespreksverslag afgegeven en is dat verslag toegevoegd aan het dossier.
De verdediging heeft voorafgaand aan de zitting van 2 juni 2023 twee maal verzocht om een afschrift van de machtiging van de rechter-commissaris als bedoeld in artikel 126nf Sv. Ter zitting van 2 juni 2023 heeft de verdediging hierom wederom verzocht nu deze machtiging tot dan toe niet was verstrekt. De officier van justitie heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting bij zijn administratie de machtiging opgevraagd en deze aan zowel de rechtbank als de verdediging ter beschikking gesteld. Uit dat stuk bleek dat de rechter-commissaris de machtiging niet had verstrekt.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
Na afloop van de zitting heeft de officier van justitie aan de rechtbank en de verdediging laten weten dat hij heeft onderzocht waarom er toch een vordering is uitgegaan. De BOB-kamer van het parket te Breda heeft aangegeven dat de rechter-commissaris de vordering heeft afgewezen, maar in het registratiesysteem heeft genoteerd dat de vordering was toegewezen. De BOB-kamer heeft op basis van het registratiesysteem de vordering opgemaakt en aan team zeden verstrekt, zonder daarbij te controleren of de geregistreerde beslissing overeen kwam met de genomen beslissing. De officier van justitie heeft aangegeven op zitting van 2 juni 2023 voor het eerst met de afwijzing van de rechter-commissaris te zijn geconfronteerd. Hij is uitgegaan van de juistheid van het registratiesysteem waar was aangevinkt dat de vordering was toegewezen. De rechter-commissaris heeft bevestigd dat de toe- of afwijzing in het systeem wordt geregistreerd met een vinkje en dat dit hetgeen is dat door het Openbaar Ministerie wordt gezien.
De rechtbank stelt vast dat de vordering is verstrekt terwijl hiervoor geen machtiging is afgegeven. Het gespreksverslag van [zorgverlening01] is hierdoor ten onrechte in het dossier terecht gekomen. Hierdoor is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De vervolgvraag is of, en zo ja, welk rechtsgevolg aan dit vormverzuim moet worden verbonden. Bij de beoordeling hiervan dient de rechtbank rekening te houden met de in artikel 359a, lid 2, Sv genoemde factoren, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt.
Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie op grond van schending van een vormvoorschrift, komt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen aan de orde. Dit kan aan de orde zijn wanneer sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling tekort is gedaan. In dit geval is er weliswaar sprake geweest van schending van een vormvoorschrift, zoals hiervoor is overwogen, maar naar het oordeel van de rechtbank is daarmee niet in zodanige mate aan het recht van verdachte op een eerlijke behandeling te kort gedaan, dat dit moet leiden tot een niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank neemt aan dat het vormverzuim is veroorzaakt door een onjuiste registratie door de rechtbank, die vervolgens ten onrechte niet is gecontroleerd door het Openbaar Ministerie. De enkele omstandigheid dat er door het Openbaar Ministerie niet is gereageerd op de verzoeken van de raadsvrouw om de machtiging te verstrekken is onvoldoende om aan te nemen dat de rechten van verdachte doelbewust zijn gefrustreerd. Van andere feiten en omstandigheden – zoals door de verdediging naar voren is gebracht – die tot een niet-ontvankelijkheid zouden kunnen leiden is evenmin gebleken. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat er meer aan de hand is dan een ongelukkige samenloop van omstandigheden, zodat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.
Subsidiair is aangevoerd dat er overgegaan moet worden tot uitsluiting van het bewijs, te weten de gegevens die zijn gevorderd van [zorgverlening01] . Bewijsuitsluiting kan uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door een verzuim is verkregen en door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat dit het geval is. Er is sprake van een schending van artikel 8 EVRM. Het gespreksverslag van [zorgverlening01] zoals dit tijdens het voorbereidend onderzoek aan het dossier is toegevoegd, zal derhalve uitgesloten worden van het bewijs.
Schriftelijk gespreksverslag [zorgverlening01] zoals toegevoegd na heropening van het onderzoek ter terechtzitting:
Zoals hierboven reeds is overwogen is tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 2 juni 2023 gebleken dat er geen machtiging tot verstrekking gevoelige gegevens is verleend door de rechter-commissaris.
Na het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting hebben er over en weer mailwisselingen plaatsgevonden tussen de officier van justitie en de verdediging. De officier van justitie heeft op 6 juni 2023 een mail gestuurd met als bijlage een door hem opgesteld proces-verbaal van bevindingen waaruit naar voren komt dat hij na sluiting van het onderzoek contact met aangeefster heeft opgenomen met de vraag of zij het verslag van het gesprek dat zij samen met verdachte heeft gehad bij [zorgverlening01] , nog in haar bezit had of bij [zorgverlening01] wilde opvragen. De officier van justitie heeft via de slachtoffercoördinator een mail gekregen van aangeefster met daarin het gespreksverslag van [zorgverlening01] . Op deze mail en bijlage van de officier van justitie heeft de verdediging gereageerd. Deze mailwisseling is voor de rechtbank aanleiding geweest de zaak te heropenen.
Over de vraag of dat het gespreksverslag van [zorgverlening01] in tweede instantie rechtmatig aan het dossier is toegevoegd door de officier van justitie, overweegt de rechtbank het volgende.
Aangeefster is samen met verdachte betrokken geweest bij de totstandkoming van het gespreksverslag bij [zorgverlening01] . Het betreft immers een verslag van een systeemgesprek dat aangeefster en verdachte op 29 september 2021 hebben gevoerd met een systeemtherapeut en gezinsbehandelaar van [zorgverlening01] . Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat aangeefster het recht had om over dit verslag te beschikken nu dit verslag mede op haarzelf betrekking had. De officier van justitie heeft – als leider van het onderzoek – de bevoegdheid om dit verslag bij aangeefster op te vragen. Hiervoor is een vordering
ex artikel 126nf Sv niet nodig. Een vordering ex artikel 126nf Sv heeft als doel het kunnen opvragen van gevoelige gegevens bij een derde indien er een redelijke vermoeden bestaat dat deze derde over de te vorderen gegevens beschikt. Aangeefster is geen derde in de zin van artikel 126nf Sv. De officier van justitie mocht de gegevens derhalve opvragen bij aangeefster.
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet, is of de officier van justitie ook onder deze omstandigheden – na afwijzing van de vordering door de rechter-commissaris – van deze bevoegdheid gebruik mocht maken.
De rechtbank stelt vast dat het in tweede instantie opvragen van het gespreksverslag bij aangeefster door de officier van justitie niet zonder meer als de koninklijke weg kan worden beschouwd. Dat neemt echter niet weg dat het de officier van justitie, als leider van het onderzoek, vrijstaat om navraag te doen naar documenten die van belang kunnen zijn in de strafzaak. Daarmee maakt de officier van justitie geen ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling tekort is gedaan. Het opvragen van het verslag bij aangeefster levert ook geen schending van de privacy van verdachte op. Verdachte en aangeefster zijn als echtgenoten gezamenlijk in gesprek gegaan onder begeleiding van [zorgverlening01] en daarvan is met hun medeweten een verslag gemaakt. Het opvragen van dat verslag door de een impliceert dat gegevens van de ander ook verstrekt worden.
De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in de vervolging. Ook van bewijsuitsluiting – zoals subsidiair door de verdediging is verzocht – kan onder genoemde omstandigheden geen sprake zijn. Het gesprekverslag zoals dit na sluiting van het onderzoek is toegevoegd zal door de rechtbank dan ook worden toegelaten voor het bewijs.