In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2023, is eiseres, een maatschap gevestigd in Nederland, opgekomen tegen gedaagde, die woonachtig is in België. Gedaagde is niet verschenen op de zitting, ondanks een behoorlijke dagvaarding. De procesgang begon met een dagvaarding op 9 november 2022, gevolgd door betekening in België op 24 november 2022. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, op basis van artikel 7 lid 1 sub b van de Verordening (EU) nr. 1215/2012, omdat de uitvoering van de dienst in Nederland plaatsvond.
Vervolgens heeft de kantonrechter beoordeeld welk recht van toepassing is op de vordering. Het Nederlandse recht is van toepassing verklaard op basis van de algemene voorwaarden van eiseres en de relevante Europese regelgeving (Rome I). De vordering van eiseres is niet onrechtmatig of ongegrond bevonden, en de kantonrechter heeft deze toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat niet voldaan was aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW.
De kantonrechter heeft de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen, mits gedaagde niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan de proceskostenveroordeling voldoet. De nakosten zijn voorwaardelijk toegewezen, met een maximum van € 62,00. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.098,08 aan eiseres, inclusief proceskosten van € 696,88. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de overige vorderingen zijn afgewezen.