In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juli 2023 een aanvullend vonnis gewezen in een civiele procedure tussen de eisers in conventie, [eisers in conventie01], en de verweerders in conventie, [verweerder in conventie01] en Stichting Bella. De zaak betreft een verzoek tot herstel van een eerder vonnis van 31 mei 2023, waarin abusievelijk een beslissing tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming niet in het dictum was opgenomen. De eisers hebben op 6 juni 2023 verzocht om aanvulling van het vonnis, wat door de kantonrechter is ingewilligd, aangezien de verweerders geen bezwaar hebben gemaakt tegen dit verzoek.
De kantonrechter heeft in het aanvullend vonnis de eerdere beslissing bevestigd en de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot een manege met woning en stallen aan [adres01] in [plaats01] uitgesproken. Tevens zijn de verweerders veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, met een boete van € 300,00 bij gebreke van afgifte van de sleutels. Daarnaast zijn de verweerders veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan de eisers, waaronder een bedrag van € 168.000,00 en € 282.683,33, vermeerderd met wettelijke rente.
De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van de eisers vastgesteld op € 4.792,57 en de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de verweerders het vonnis moeten naleven, ook als zij in hoger beroep gaan. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de veroordeling is hoofdelijk, wat inhoudt dat zowel [verweerder in conventie01] als Stichting Bella verantwoordelijk zijn voor de volledige betaling van de bedragen.