ECLI:NL:RBZWB:2023:4750

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
10231184 CV EXPL 22-4487 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht afwijkende betalingsafspraak in een wervings- en selectieovereenkomst

In deze civiele procedure tussen LUBA UITZEND BURO B.V. (hierna: Luba) en DDS DRUMA B.V. (hierna: Druma) staat de vraag centraal of Druma verplicht is om een tweede termijnbedrag te betalen aan Luba voor de werving en selectie van een werkneemster. De procedure begon met een tussenvonnis op 22 februari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 maart 2023. Luba, een uitzendbureau, heeft Druma geholpen bij het vinden van een werkneemster, mevrouw [naam01]. Er zijn afspraken gemaakt over de betaling van een bedrag van € 3.240,00 exclusief btw bij aanvang van het dienstverband en een tweede termijnbedrag van € 3.240,00 exclusief btw na een maand proeftijd.

Het geschil ontstond omdat Druma stelt dat het tweede termijnbedrag pas verschuldigd is als [naam01] na een proeftijd van zes maanden nog steeds in dienst is. Luba daarentegen stelt dat de afspraak was dat het tweede termijnbedrag verschuldigd is na één maand proeftijd. De kantonrechter heeft de e-mailcorrespondentie van 30 november 2021 als uitgangspunt genomen en geconcludeerd dat Druma moet bewijzen dat er na deze e-mails een afwijkende afspraak is gemaakt. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door Druma, waarbij de kantonrechter heeft bepaald dat Druma moet aangeven of zij bewijs wil leveren en op welke wijze.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat Druma de gelegenheid krijgt om bewijs te leveren over de gemaakte afspraken. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor uitlating door Druma over de bewijsvoering. Dit vonnis is uitgesproken op 17 mei 2023 door mr. M. Zander.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter te Tilburg
Zaaknummer: 10231184 \\ CV EXPL 22-4487
Vonnis van 17 mei 2023
in de zaak van
LUBA UITZEND BURO B.V.,
te Leiden,
eisende partij,
hierna te noemen: Luba,
gemachtigde: [gemachtigde01] ,
tegen
DDS DRUMA B.V.,
te Tilburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Druma,
gemachtigde: mr. M.M.A.A. van Oosterhout.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 februari 2023
- de akte met producties van Luba d.d. 13 maart 2023
- de mondelinge behandeling van 20 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Luba is een uitzendbureau en Druma is een groothandel op het gebied van sign, print en zeefdruk. Luba heeft Druma geholpen bij het vinden van (voormalig) werkneemster van Druma mevrouw [naam01] (hierna te noemen: [naam01] ).
2.2.
In een e-mailbericht van 30 november 2021 om 14:17 uur schrijft Luba hierover aan Druma onder meer het volgende: “
Zoals zojuist telefonisch besproken hierbij het voorstel voor [naam01] . Er zijn twee opties mogelijk via Luba:
  • Fase A contract voor bepaalde tijd, uitzendtermijn 1500 uur.(…)
  • Werving & Selectie 20% van het bruto jaarinkomen inclusief vakantiegeld. Jaarinkomen is € 32.400,00 x 20% = € 6480,00. 1ste termijn € 3240,00 bij aanvang dienstverband, 2de termijn € 3240,00 na 1 maand proeftijd bij gebleken geschiktheid.
Ik hoor graag waar de keuze naar uitgaat.
2.3.
Vervolgens staat in een e-mailbericht van Luba aan Druma van 30 november 2021 om 16:38 uur onder meer het volgende: “
Zoals besproken met [naam02] kiezen jullie voor optie 2. Werving en selectie. [naam01] is op de hoogte en is donderdag [datum01] bij Druma aanwezig.
2.4.
Druma heeft gekozen voor werving en selectie. Op [datum01] 2021 is [naam01] begonnen met haar werkzaamheden bij Druma. Op [datum02] 2022 is de arbeidsovereenkomst tussen Druma en [naam01] met wederzijds goedvinden beëindigd.
2.5.
Druma heeft voor de werving en selectie van [naam01] een bedrag van € 3.920,40 inclusief btw (€ 3.240,00 exclusief btw) aan Luba betaald.
2.6.
Bij factuur van 11 januari 2022 heeft Luba (nogmaals) een bedrag van € 3.920,40 inclusief btw (€ 3.240,00 exclusief btw) bij Druma in rekening gebracht. Luba heeft tegen deze factuur (en tegen de daaropvolgende sommaties) geprotesteerd en zij is niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
Luba vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Druma te veroordelen tot betaling van € 4.963,52, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
Druma voert verweer. Druma concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Luba, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Luba, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Luba in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat zij met elkaar een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan Luba de werving en selectie van [naam01] heeft verzorgd tegen betaling van een eerste termijnbedrag van € 3.240,00 exclusief btw bij aanvang van het dienstverband en een – voorwaardelijke – tweede termijnbedrag van € 3.240,00 exclusief btw.
4.2.
Het geschil tussen partijen ziet met name op de voorwaarde waaronder Druma het tweede termijnbedrag verschuldigd zou worden. Luba stelt dat zij met Druma overeengekomen is dat Druma het tweede termijnbedrag verschuldigd is na één maand proeftijd. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst Luba naar de e-mailberichten van 30 november 2021. Aangezien [naam01] op [datum01] 2021 is begonnen met haar werkzaamheden bij Druma en de arbeidsovereenkomst op [datum02] 2022 eindigde, maakt Luba aanspraak op het tweede termijnbedrag.
4.3.
Echter, volgens Druma zijn partijen overeengekomen dat zij het tweede termijnbedrag pas verschuldigd zou zijn als [naam01] na gebleken geschiktheid na de bepaalde tijd van zes maanden nog steeds bij Druma werkzaam zou zijn. Druma voert aan dat Verbunt namens Druma en Konings namens Luba dit direct na het e-mailbericht van 30 november om 16:38 uur telefonisch hebben afgesproken. Aangezien [naam01] minder dan zes maanden bij Druma heeft gewerkt, is Druma naar eigen zeggen het tweede termijnbedrag niet verschuldigd.
4.4.
Bij de beoordeling van deze zaak neemt de kantonrechter als uitgangspunt de e-mailberichten van Luba van 30 november 2021 om 14:17 uur en om 16:38 uur. Immers, daarop heeft Druma niet meer (schriftelijk) gereageerd en partijen hebben (deels) uitvoering gegeven aan de daarin verwoorde afspraken doordat [naam01] na werving en selectie door Luba bij Druma in dienst is getreden op [datum01] 2021. In het e-mailbericht van 30 november 2021 om 14:17 uur staat ook dat Druma het tweede termijnbedrag van € 3.240,00 exclusief btw verschuldigd is “
na 1 maand proeftijd bij gebleken geschiktheid.
4.5.
Tussen partijen is allereerst in geschil wat met ‘
1 maand proeftijd’ wordt bedoeld. Volgens Luba ziet dat op een termijn van één maand die tussen Luba en Druma geldt met als doel om Druma de kans te geven om te beoordelen of de kandidaat (in dit geval [naam01] ) geschikt is. Druma voert echter aan dat met de maand proeftijd wordt bedoeld de proeftijd in de zin van artikel 7:652 BW tussen Druma als werkgever en [naam01] als werknemer. In dat kader stelt Druma dat deze proeftijd op grond van artikel 7:652 lid 4 BW niet rechtsgeldig is, aangezien de arbeidsovereenkomst was aangegaan voor zes maanden. De kantonrechter overweegt dat dit geschilpunt voor de te nemen beslissing niet relevant is. Immers, bij de uitleg van Luba gold een proeftijd van één maand en bij de uitleg van Druma gold er geen proeftijd. In beide gevallen zou de tweede termijn dan verschuldigd zijn, omdat [naam01] op beide momenten ( [datum01] 2021 en 2 januari 2022) nog in dienst was bij Druma (namelijk tot [datum02] 2022). Daarom zal de kantonrechter op dit punt niet verder ingaan.
4.6.
Druma voert daarnaast als bevrijdend verweer dat er op 30 november 2021 na 16:38 uur telefonisch een afwijkende afspraak is gemaakt. In het licht van het voorgaande en met het oog op de artikelen 149 en 150 Rv ligt het op de weg van Druma om te bewijzen dat Luba en Druma na het e-mailbericht van Luba van 30 november 2021 om 16:38 uur de (afwijkende) afspraak hebben gemaakt dat Druma het tweede termijnbedrag pas verschuldigd zou zijn als [naam01] na gebleken geschiktheid na de bepaalde tijd van zes maanden nog steeds bij Druma werkzaam zou zijn. Druma heeft op dat punt ook een bewijsaanbod gedaan, zodat de kantonrechter de zaak zal verwijzen naar na te melden rolzitting om Druma de gelegenheid te geven zich uit te laten over de vraag of zij het gevraagde bewijs wenst te leveren en zo ja, op welke wijze.
4.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt Druma op te bewijzen dat Luba en Druma na het e-mailbericht van Luba van 30 november 2021 om 16:38 uur de (afwijkende) afspraak hebben gemaakt dat Druma het tweede termijnbedrag pas verschuldigd zou zijn als [naam01] na gebleken geschiktheid na de bepaalde tijd van zes maanden nog steeds bij Druma werkzaam zou zijn,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 31 mei 2023voor uitlating door Druma of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als Druma geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als Druma
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
juni 2023tot en met
oktober 2023dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. Zander, in het gerechtsgebouw te Tilburg, Piusplein 50,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.