ECLI:NL:RBZWB:2023:4751

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
C/02/392422 / HA ZA 21-707 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake toerekenbare tekortkoming in nakoming van garanties in koopovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 5 juli 2023 een vonnis gewezen in een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een gedaagde. De eiseres vorderde een verklaring voor recht dat de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van garanties die waren overeengekomen in een koopovereenkomst van 17 juni 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks de overeengekomen garanties, niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen, omdat er ten tijde van de overeenkomst een gerechtelijke procedure liep die niet was gemeld aan de eiseres. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot schadevergoeding, inclusief een voorschot op de gemaakte kosten in de procedure tegen de curatoren van een betrokken vennootschap. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de eiseres toegewezen, inclusief beslagkosten en het salaris van de advocaat. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de kosten van de procedure vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/392422 / HA ZA 21-707
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres01] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
advocaat mr. P.J.A. Nieuwland te Dordrecht,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.R. Butin Bik te Klundert.
Partijen zullen hierna [eiseres01] en [gedaagde01] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 oktober 2022;
  • de akte overleggen producties (22 tot en met 24) en opgave getuigen;
  • de akte overleggen producties 25 tot en met 27;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 februari 2023;
  • de conclusie na enquête;
  • de antwoordconclusie na enquête, met productie;
  • de akte (uitlating productie).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 19 oktober 2022 heeft de rechtbank [eiseres01] opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat het (ten tijde van de levering van de aandelen in [bedrijf01] ) de bedoeling van partijen was dat de garanties zoals deze staan vermeld in de koop-/verkoopovereenkomst, meer specifiek de garanties zoals vermeld onder artikel 4 lid 1 onder k en l, door [gedaagde01] verstrekt worden en blijven.
2.2.
[notaris01] is niet als getuige gehoord, maar heeft bij notarieel proces-verbaal het volgende verklaard. Partijen en hun adviseur hebben haar voorafgaand aan het tekenen van de akte van levering de koopovereenkomst overhandigd ter aanhechting aan de akte van levering. Geen der partijen heeft haar verzocht in de akte een afwijkende regeling op te nemen ten aanzien van de garanties uit de overeenkomst. Uit haar verklaring volgt dat niet is gesproken over de garanties.
Op 16 februari 2023 zijn in enquête getuigen gehoord. De adviseur van partijen, de heer [naam01] , heeft als getuige verklaard dat de koopovereenkomst over en weer een aantal keer naar partijen is gestuurd met het verzoek daarnaar te kijken. Dit heeft geleid tot een finaal document. Over één artikel van de garantstelling zijn opmerkingen gemaakt. Die opmerking had betrekking over een vergunning. Er is veel tijd besteed aan de koopovereenkomst waar met de stofkam doorheen is gegaan. De notaris is verzocht een akte van levering op te stellen met de koopovereenkomst als bijlage. Volgens [naam01] is bij de notaris niet gesproken over de garanties.
Ook de heer [naam02] , administrateur, heeft verklaard dat bij de notaris de garanties niet ter sprake zijn gekomen.
[naam03] heeft verklaard dat diverse concepten van de koopovereenkomst heen en weer zijn gestuurd. Er is wel gesproken over de garanties in de koopovereenkomst en dat die deel uitmaken van de akte. Er is niet ter sprake gekomen dat de tekst van de akte en de koopovereenkomst op het punt van de garanties van elkaar verschilt.
2.3.
[naam03] is partijgetuige omdat hij eigenaar is van [eiseres01] . De verklaring van [naam03] levert alleen bewijs in zijn voordeel op als de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Het bewijs is echter ook zonder de verklaring van [naam03] geleverd om de volgende redenen.
Wat de bedoeling van partijen is geweest, moet worden gereconstrueerd uit hun verklaringen en gedragingen ten opzichte van elkaar met inachtneming van de Haviltex-norm. Het gaat er dan om wat partijen over en weer jegens elkaar hebben verklaard en hoe zij zich jegens elkaar hebben gedragen, en welke betekenis zij aan elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs hebben mogen toekennen. Hierbij is van belang dat zij zich hebben laten bijstaan door een adviseur.
Uit de verklaringen van [naam01] en [naam02] volgt dat partijen hebben onderhandeld over de definitieve tekst van de koopovereenkomst, met de daarin opgenomen garanties, alvorens de notaris opdracht te geven een akte van levering op te stellen en te passeren. Uit dit onderhandelingsproces mocht [eiseres01] redelijkerwijs begrijpen dat [gedaagde01] akkoord was met de schriftelijke garanties in de ondertekende koopovereenkomst.
Uit de verklaring van [notaris01] volgt dat de garanties bij haar niet zijn besproken. Er zijn dus voor het passeren van de akte van levering door beide partijen geen mededelingen gedaan over de in de koopovereenkomst afgesproken garanties. Hieruit mocht [eiseres01] redelijkerwijs begrijpen, dat [gedaagde01] nog steeds akkoord was met de afgesproken garanties. Als [gedaagde01] dit anders had gewild, had hij dit uitdrukkelijk kenbaar moeten maken, maar dat is niet gebeurd. Dit betekent dat [gedaagde01] de garanties zoals vermeld in de koopovereenkomst heeft verstrekt en dat die ten tijde van de levering in stand zijn gebleven. Aan de andersluidende bewoordingen over de garanties in de notariële akte komt dus geen betekenis toe.
2.4.
[gedaagde01] heeft bij antwoordconclusie na enquête een e-mail overgelegd. Hieruit zou volgens [gedaagde01] moeten volgen dat [eiseres01] op 11 mei 2018 op de hoogte is gebracht van een procedure tegen [bedrijf01] in België. Dit onderbouwt volgens hem de bedoeling om de in geschil zijnde garanties niet te verlenen.
[eiseres01] betwist primair de ontvangst en de authenticiteit van deze e-mail. Ook stelt [eiseres01] - subsidiair - dat de e-mail lang voor de totstandkoming van de koopovereenkomst is gestuurd. Deze e-mail heeft niet de betekenis dat hieruit volgt dat [gedaagde01] geen garanties heeft verleend, of dat die bedoeling daaruit kenbaar was.
Het is saillant dat [gedaagde01] deze e-mail in zo’n laat stadium van de procedure inbrengt. Hij heeft immers bij conclusie van antwoord niet betwist dat [eiseres01] er (pas) na overname van de aandelen mee bekend is geraakt dat [bedrijf01] voor 17 juni 2019 in België in rechte is betrokken door de curatoren van [bedrijf02] NV. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is deze e-mail niet ingebracht en tijdens de mondelinge behandeling is deze e-mail niet genoemd. Dat had in de rede gelegen, omdat volgens [gedaagde01] deze e-mail erop duidt dat geen garanties zijn verleend.
Wat hiervan ook zij, deze e-mail doet geen afbreuk aan de conclusie in overweging 2.3 dat [eiseres01] in de bewijslevering is geslaagd. Uit niets blijkt dat in de periode voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomst op 17 juni 2019 deze procedure in België van 4 mei 2018 ter sprake is gekomen. Een ingestelde procedure kan weer worden ingetrokken. Het had daarom op de weg van [gedaagde01] gelegen er tijdens de totstandkoming van de koopovereenkomst op te wijzen dat deze procedure (nog steeds) loopt, nu dat evident in zijn belang was, er al een jaar was verstreken sinds de gestelde mededeling van 11 mei 2018 en die procedure haaks staat op de tekst van de garanties in de koopovereenkomst. Door dat niet te doen mocht [eiseres01] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat er geen procedure meer liep en dit door [gedaagde01] gegarandeerd was. Een eventueel andere bedoeling van [gedaagde01] was voor [eiseres01] onder deze omstandigheden onvoldoende kenbaar.
2.5.
Uitgaande van de overeengekomen garanties in de koopovereenkomst heeft [gedaagde01] hiermee in strijd gehandeld. Ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst op 17 juni 2019 liep er immers wel een gerechtelijke procedure. Het niet nakomen van deze garantie door [gedaagde01] levert een toerekenbare tekortkoming op. De gevorderde verklaring voor recht kan worden toegewezen.
2.6.
Omdat [gedaagde01] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst is hij verplicht de hierdoor geleden schade van [eiseres01] te vergoeden. Correcte nakoming is door de schending van de garantie blijvend onmogelijk, zodat het verzuim van [eiseres01] meteen is ingetreden zonder ingebrekestelling (artikel 6:74 lid 2 BW). Het verweer dat [gedaagde01] niet in gebreke is gesteld en hij hierdoor niet in verzuim is, gaat dan ook niet op.
2.7.
Volgens [eiseres01] bestaat de schade in elk geval uit de kosten van verweer in de procedure tegen de curatoren van [bedrijf02] N.V. [eiseres01] vordert betaling van een voorschot van € 32.688,77 wegens al gemaakte kosten en voor het overige verwijzing naar de schadestaatprocedure.
De kosten zijn gespecificeerd en met facturen onderbouwd. Deze kosten zouden niet zijn gemaakt zonder de tekortkoming, zodat sprake is van causaal verband tussen de schade en de tekortkoming. Een en ander is door [gedaagde01] ook niet betwist. Het is bovendien aannemelijk dat de uiteindelijke schade hoger zal zijn. De rechtbank zal daarom zowel het gevorderde voorschot, als de verwijzing naar de schadestaatprocedure toewijzen. Omdat de gevorderde wettelijke rente pas is verschuldigd als toekomstige schadeposten opeisbaar zijn, kan deze niet op de wijze als gevorderd worden toegewezen. Wettelijke rente zal in de schadestaatprocedure moeten worden gevorderd. Over het voorschot is nu geen wettelijke rente gevorderd.
2.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij moet [gedaagde01] worden veroordeeld in de proceskosten van [eiseres01] , daaronder begrepen de kosten van het getuigenverhoor en de beslagkosten. De eisvermeerdering leidt niet tot een hoger griffierecht.
2.8.1.
De beslagkosten worden begroot als volgt:
- griffierecht € 667,-
- salaris advocaat 598,-
- pv beslaglegging bank 209,33
- pv beslaglegging schip 413,60
- overbetekeningsexploot 71,19
Totaal € 1.959,12
2.8.2.
De overige proceskosten worden als volgt begroot, waarbij voor het salaris advocaat rekening wordt gehouden met de na dagvaarding vermeerderde eis:
- griffierecht € 1.409,-
- dagvaarding 100,32
- getuigentaxe 400,-
- salaris advocaat 3.662,-punt x tarief € 598 en 4 punten x tarief € 766)
Totaal € 5.571,32
2.8.3.
De proceskostenveroordeling komt daarmee uit op een bedrag van € 7.530,44.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde01] door inbreuk te maken op de in de overeenkomst van 17 juni 2019 overeengekomen garanties, toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van die overeenkomst;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] tot vergoeding van de door [eiseres01] als gevolg van voormelde toerekenbare tekortkoming geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan [eiseres01] te betalen een bedrag van € 32.688,77 als voorschot op de hiervoor genoemde schade;
3.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres01] inclusief beslagkosten en salaris advocaat tot op heden begroot op € 7.530,44;
3.5.
verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.