ECLI:NL:RBZWB:2023:4756

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1681
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de re-integratie-inspanningen van de ex-werkgever van eiseres in het kader van de WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV over haar re-integratie beoordeeld. Eiseres, die sinds 1 juli 2003 als supportmedewerker werkte, had zich op 18 februari 2019 ziek gemeld na een werkgerelateerd incident. Het UWV kende haar per 16 februari 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar verklaarde het bezwaar van eiseres tegen de beoordeling van de re-integratie-inspanningen van haar ex-werkgever ongegrond. Eiseres ging hiertegen in beroep.

De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de re-integratie-inspanningen van de ex-werkgever voldoende zijn geweest. Eiseres had aangevoerd dat haar ex-werkgever niet tijdig een plan van aanpak had gemaakt en onvoldoende had gereageerd op door haar aangedragen vacatures. De rechtbank oordeelt echter dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat de ex-werkgever voldoende inspanningen heeft verricht, ook al was er enige tijd sprake van het ontbreken van benutbare mogelijkheden bij eiseres. De rechtbank benadrukt dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat de werkgever tekort is geschoten in zijn re-integratie-inspanningen, wat zij niet heeft gedaan.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit van het UWV in stand blijft. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1681 WIA

uitspraak van 6 juli 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. S. Penning,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beoordeling van het UWV over de re-integratie van eiseres.
Het UWV heeft met een besluit van 16 april 2021 (primair besluit) aan eiseres vanaf
16 februari 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. Tevens heeft het UWV geoordeeld dat zowel eiseres als haar ex-werkgever, [naam ex-werkgever] , voldoende hebben gedaan aan de re-integratie van eiseres. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit van 10 februari 2022 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld bij deze rechtbank tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2023 in Middelburg op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: [naam vertegenwoordiger] namens het UWV. Eiseres is niet verschenen op de zitting.

Overwegingen van de rechtbank

2.1
Eiseres werkte sinds 1 juli 2003 als supportmedewerker BOPZ bij [naam ex-werkgever] voor 28 uur per week. Voor dit werk heeft eiseres zich op 18 februari 2019 ziek gemeld na een werk gerelateerd incident. Eiseres heeft op 28 november 2020 een WIA-uitkering aangevraagd per einde wachttijd (na 104 weken ziekte).
2.2.
Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres vanaf 16 februari 2021 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering en dat zowel eiseres als haar ex-werkgever voldoende hebben gedaan aan de re-integratie van eiseres, waardoor niet een zogenaamde loonsanctie aan de ex-werkgever zal worden opgelegd. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Deze beroepsgronden zijn opgenomen in overweging 3.7.
3.
Beoordeling door de rechtbank
Omvang van het geding
3.1.
De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden van eiseres zich uitsluitend richten tegen de weigering van het UWV om aan de ex-werkgever een loonsanctie op te leggen. De rechtbank zal daarom niet beoordelen of de WIA-uitkering op medische en arbeidskundige gronden terecht aan eiseres is toegekend, maar zal haar beoordeling richten op het oordeel van het UWV over de re-integratie-inspanningen van de ex-werkgever van eiseres.
Procesbelang
3.2.
Gelet op het feit dat de wachttijd voor een WIA-uitkering in dit geval op 16 februari 2021 is verstreken en de loonsanctie van artikel 25, negende lid, van de WIA voor afloop van de wachttijd moet worden gegeven [1] , ziet de rechtbank aanleiding eerst ambtshalve de vraag te beantwoorden of eiseres voldoende belang heeft bij een uitspraak op het beroep. Eiseres kan met het beroep namelijk niet meer bereiken dat de ex-werkgever alsnog een loonsanctie wordt opgelegd. Dit betekent echter niet dat eiseres geen belang heeft bij een beoordeling door de bestuursrechter van het besluit om aan de ex-werkgever geen loonsanctie op te leggen. Met het oog op een mogelijke aanspraak op schadevergoeding heeft eiseres belang bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. [2]
Toetsingskader
3.3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
3.3.2.
De rechtbank overweegt dat de uitgangspunten voor de beoordeling van de re-integratie-inspanningen die van een werkgever en een werknemer mogen worden verwacht, zijn neergelegd in de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter (Beleidsregels) en in de daarbij horende bijlage (Kader voor inzet en beoordeling van re-integratie-inspanningen).
Re-integratieresultaat
3.4.
De eerste stap in de beoordeling betreft de vraag of re-integratie tot een bevredigend resultaat heeft geleid. Van een bevredigend resultaat is sprake als gekomen is tot een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer. Tussen partijen is niet in geschil dat het resultaat van de re-integratie-inspanningen niet bevredigend is in de zin van de Beleidsregels.
Re-integratie-inspanningen
3.5.
Is geen sprake van een bevredigend resultaat, dan beoordeelt het UWV of de werkgever voldoende inspanningen heeft verricht. Uitgangspunt bij deze beoordeling is of de werkgever in redelijkheid tot de verrichte re-integratie-inspanningen heeft kunnen komen. Daarbij dient de werkgever in eerste instantie te bezien of de werknemer in de eigen functie kan terugkeren en als dat geen kans van slagen heeft, de werknemer ander passend werk in het eigen bedrijf aan te bieden (spoor 1). Is het niet mogelijk de werknemer in het eigen bedrijf te laten re-integreren, dan dient de werkgever de mogelijkheden te onderzoeken en te benutten de werknemer te herplaatsen bij een andere werkgever (spoor 2). Het UWV legt een loonsanctie op aan de werkgever indien de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende worden geacht en de werkgever daarvoor geen deugdelijke grond heeft. Tussen partijen is in geschil of het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de re-integratie-inspanningen van de ex-werkgever voldoende waren.
Standpunt UWV
3.6.1.
De conclusies van het UWV met betrekking tot de re-integratie-inspanningen van de ex-werkgever zijn neergelegd in de rapportage van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van 18 januari 2021, de rapportage van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] van 9 februari 2021 en de rapportage van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) [naam arbeidsdeskundige b&b] van 3 februari 2022.
3.6.2.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd (waaronder de medische gegevens van de bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] en medische gegevens van de curatieve sector), heeft op 13 januari 2021 telefonisch overlegd met bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] en heeft in de rapportage van 18 januari 2021 het volgende ten aanzien van de eindfase van de re-integratieperiode geconcludeerd. Hij kan het oordeel van de bedrijfsarts dat vanaf oktober 2020 tijdelijk sprake is geweest van volledige arbeidsongeschiktheid, waardoor spoor 2 tijdelijk niet kon worden gecontinueerd, maar dat deze situatie vanaf 10 november 2020 niet meer aan de orde was, volgen. Met betrekking tot aanwezige benutbare mogelijkheden ten tijde van het actueel oordeel plaatst de verzekeringsarts de kanttekening dat deze mogelijk nog niet als heel ruimschoots aanwezig kunnen worden ingeschat, omdat [naam bedrijfsarts] in het medisch beloopsverslag nog vrij forse klachten beschrijft.
Wat betreft de door eiseres geplaatste kanttekeningen bij de probleemanalyse, het actueel oordeel en de medisch informatie gaat de verzekeringsarts ervan uit dat deze punten geen afbreuk doen aan de beoordeling door [naam bedrijfsarts] van de medische problematiek zelf in relatie tot zijn advisering bij de re-integratie-inspanningen.
3.6.3.
Arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] heeft het dossier bestudeerd, heeft telefonisch gesproken met eiseres, haar gemachtigde en haar ex-werkgever en heeft vervolgens in de rapportage van 9 februari 2021 het volgende geconcludeerd. De inspanningen van de ex-werkgever zijn voldoende, omdat de ex-werkgever inzichtelijk en aannemelijk heeft gemaakt dat er ondanks arbeidsmogelijkheden van eiseres geen herplaatsingsmogelijkheden zijn in de organisatie. Dit blijkt uit het verrichte arbeidsdeskundige onderzoek (van AAZW), waarin niet alleen voor de eigen functie maar ook voor andere bij de ex-werkgever beschikbare functies goed beargumenteerd wordt waarom deze niet passend zijn. Gezien de ontwikkeling van de belastbaarheid in het tweede ziektejaar, waaronder een periode waarin er geen benutbare mogelijkheden waren, terwijl later de benutbare mogelijkheden mogelijk nog niet als heel ruimschoots aanwezig konden worden ingeschat, bestaat er op basis van het re-integratiedossier en zienswijze van de verzekeringsarts geen reden om aan het arbeidsdeskundige onderzoek (van AAZW) te twijfelen. Eiseres is van mening dat er onvoldoende re-integratie-activiteiten in spoor 1 zijn verricht. Het klopt dat pas in de eindsituatie door ex-werkgever een plan van aanpak is opgesteld, maar uit het re-integratie-dossier blijkt wel dat er in aanvang wel een plan achter de verrichte activiteiten zat. Eiseres kan niet worden gevolgd in haar argumentatie dat de functies als begeleider en gastvrouw bij de eigen werkgever passend zijn voor haar. In beide functies heeft men te maken met dezelfde doelgroep die niet altijd voorspelbaar is en waarbij men moet kunnen omgaan met grensoverschrijdend gedrag. De activiteiten in spoor 2 zijn voldoende, aangezien er met voldoende focus is gezocht naar passende werkzaamheden. De ex-werkgever heeft genoeg gedaan om eiseres te re-integreren.
3.6.4.
Arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige b&b] is aanwezig geweest op de hoorzitting van
24 december 2021, heeft het dossier bestudeerd en heeft in de rapportage van 3 februari 2022 geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van de conclusie van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] . De ex-werkgever heeft genoeg gedaan om de werknemer (eiseres) te re-integreren.
Standpunt eiseres
3.7.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat haar ex-werkgever zich te weinig heeft ingespannen om haar te re-integreren. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat haar ex-werkgever niet tijdig een plan van aanpak heeft gemaakt, dat onvoldoende is gereageerd op de vacatures die zij heeft overgelegd en dat ex-werkgever ten onrechte geen interne vacatures onder haar aandacht heeft gebracht.
Beoordeling van de rechtbank
3.8.
Volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [3] is het, in het geval de werknemer stelt dat de werkgever tekort is geschoten in zijn re-integratie-inspanningen en een loonsanctie had moeten worden opgelegd, aan de werknemer om feiten naar voren te brengen en zo nodig aannemelijk te maken die voldoende grond opleveren voor het oordeel dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en voor het oordeel dat het UWV daarom een loonsanctie had moeten opleggen.
3.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin niet geslaagd. Daarover wordt het volgende overwogen.
3.10.
Uit het dossier volgt ten aanzien van de re-integratie van eiseres het volgende chronologische beeld. Na haar ziekmelding op 18 februari 2019 heeft bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] in de probleemanalyse van 23 april 2019 gesteld dat eiseres vanwege medische beperkingen niet kon re-integreren in haar eigen functie, maar wel benutbare mogelijkheden had. Tot in de zomer van 2019 heeft eiseres tot 80% kunnen re-integreren binnen dagbestedingslocatie [naam locatie] , waarna zij op 24 augustus 2019 volledig uitviel. De bedrijfsarts heeft vervolgens op 10 januari 2020 (eerstejaarsevaluatie) de belastbaarheid van eiseres vastgesteld. Het ontbreken van belastbaarheid voor werk was op dat moment nog altijd aan de orde. Daarna heeft AAZW, in opdracht van de werkgever en in aansluiting op de door de bedrijfsarts vastgestelde medische beperkingen, een rapportage arbeidsdeskundig onderzoek van 20 februari 2020 opgesteld. De arbeidsdeskundige concludeert dat het eigen werk niet passend is voor eiseres en ook niet passend te maken is, dat passende werkzaamheden bij de werkgever ontbreken en dat een tweede spoor traject aangewezen is. Hierna is eiseres in maart 2020 gestart met spoor 2 via Randstad, waarna zij in november 2020 weer volledig uitviel. De bedrijfsarts stelt in zijn rapportage van 10 november 2020 vast dat eiseres (tijdelijk) geen benutbare mogelijkheden heeft gehad. Het spoor 2 traject is voor drie maanden verlengd. De werkgever heeft op 26 november 2020 een eindevaluatie aan het UWV overgelegd en later ook een eindrapportage tweede spoor van Randstad van 15 januari 2021.
3.11.
De rechtbank is, met het UWV, van oordeel dat de omstandigheid dat pas in een later stadium een plan van aanpak is opgemaakt, niet wegneemt dat bovenstaande re-integratie-inspanningen zijn verricht. Het UWV heeft ook voldoende gemotiveerd dat de re-integratie-inspanningen als voldoende kunnen worden aangemerkt, mede gezien het feit dat enige tijd sprake is geweest van het ontbreken van benutbare mogelijkheden bij eiseres. Omdat de belastbaarheid voor het eigen werk werd overschreden, is gezocht naar passende werkzaamheden bij ex-werkgever en is het tweede spoor adequaat ingezet. Dat laatste is ook niet betwist door eiseres. Ten aanzien van de door eiseres overgelegde vacatures overweegt de rechtbank dat in de rapporten van de arbeidsdeskundigen van het UWV en het AAZW voldoende wordt gemotiveerd waarom die vacatures en soortgelijke vacatures niet passend waren voor eiseres. Daar waar de vacatures het aspect conflicthantering bevatten, zijn ze reeds daarom al niet passend, gezien de medische beperkingen van eiseres.
Ten aanzien van de beroepsgrond over het door de ex-werkgever aan te dragen interne vacatures overweegt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige van AAZW heeft gemotiveerd waarom bij de werkgever geen passende functies te duiden waren. Verder merkt de rechtbank op dat ook op eiseres de taak rust om haar re-integratie zo goed mogelijk te laten verlopen, wat betekent dat, voor zover zij zelf passende functies kon vinden, zij deze onder de aandacht van ex-werkgever had kunnen brengen.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie en emoties van eiseres, mede gelegen in de aanleiding van haar uitval, betreft dit geen belang waarmee de rechtbank rekening kan houden in deze procedure.
3.12.
Op basis van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de ex-werkgever niet tekort is geschoten in zijn re-integratie-inspanningen ten opzichte van eiseres en daarom op goede gronden geen loonsanctie heeft opgelegd.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 6 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

Op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA verlengt het UWV, indien bij de behandeling van de aanvraag en de beoordeling van de WIA-uitkering blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn re-integratie-verplichtingen niet of niet volledig nakomt of onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (BW), opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde re-integratie-verplichtingen en -inspanningen kan herstellen. Het tijdvak bedoeld in de eerste zin, is ten hoogste 52 weken.
Op grond van artikel 25, elfde lid, van de WIA vindt de verlenging van het tijdvak als bedoeld in het negende lid van dit artikel niet plaats indien het UWV de beschikking omtrent de toepassing van het negende lid niet geeft voor afloop van de wachttijd.
Op grond van artikel 65, derde volzin, van de Wet WIA, voor zover hier van belang, beoordeelt het UWV of de werkgever in redelijkheid heeft kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
Op grond van de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter hanteert het UWV bij de beoordeling van de door werkgever en werknemer geleverde re-integratie-inspanningen als bedoeld in artikel 65 van de Wet WIA het beoordelingskader zoals vastgelegd in de bijlage ‘Kader voor inzet en beoordeling van reintegratieinspanningen’.

Voetnoten

1.Volgens artikel 25, elfde lid, van de WIA.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 10 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2124.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 10 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2124.