ECLI:NL:RBZWB:2023:4777

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
10531673 VV EXPL 23-37 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Nuijten
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting WonenBreburg en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. De eisende partij, WonenBreburg, vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde01] wegens ernstige overlast die hij zou veroorzaken. De huurder huurt sinds 3 juli 2018 een appartement in een complex en heeft in de afgelopen maanden veel overlastmeldingen ontvangen van medebewoners. Ondanks inspanningen van WonenBreburg en hulpverlenende instanties, bleef de overlast aanhouden. De kantonrechter moest beoordelen of de overlast zo ernstig was dat ontruiming gerechtvaardigd was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2023 was [gedaagde01] aanwezig, maar hij ontkende de beschuldigingen en gedroeg zich agressief. De kantonrechter concludeerde dat er voldoende bewijs was van overlast, waaronder verklaringen van omwonenden en politie, en dat de situatie niet verbeterde. De kantonrechter oordeelde dat het belang van WonenBreburg om de overlast te beëindigen zwaarder woog dan het belang van [gedaagde01] om in de woning te blijven. De vordering tot ontruiming werd toegewezen met een termijn van één week na betekening van het vonnis.

Daarnaast werd [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 786,85. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat WonenBreburg direct kan overgaan tot ontruiming indien [gedaagde01] niet binnen de gestelde termijn voldoet aan de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10531673 \ VV EXPL 23-37
Vonnis in kort geding van 21 juni 2023
in de zaak van
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: WonenBreburg,
gemachtigde: mr. M.M. de Cock,
tegen
[gedaagde01],
te [plaats01] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de aanvullende producties van WonenBreburg,
- de mondelinge behandeling van 14 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling was mevrouw [naam01] (woonconsulent) aanwezig namens WonenBreburg, bijgestaan door mr. M.M. de Cock. [gedaagde01] is ook verschenen.
1.3.
De kantonrechter heeft besloten dat vandaag de uitspraak is.

2.Het geschil en de beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Deze zaak gaat over overlast. [gedaagde01] huurt van WonenBreburg sinds 3 juli 2018 de woning aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: het gehuurde). Het gehuurde betreft een van de 31 appartementen in een appartementencomplex. De afgelopen maanden heeft WonenBreburg veel overlastmeldingen over [gedaagde01] ontvangen van medebewoners in het appartementencomplex waarin het gehuurde zich bevindt. Ondanks de inzet van WonenBreburg, politie en betrokken hulpverlenende instanties wordt – dat stelt WonenBreburg – de door [gedaagde01] veroorzaakte overlast niet minder.
De vraag is nu of [gedaagde01] , als huurder, zulke ernstige overlast heeft veroorzaakt dat een ontruiming terecht is en [gedaagde01] dus niet langer in de woning mag blijven wonen.
2.2.
WonenBreburg vindt namelijk de overlast zo erg dat [gedaagde01] in het belang van de omwonenden niet langer in het gehuurde kan blijven wonen. Daarom vordert WonenBreburg in dit kort geding ontruiming van de woning. [gedaagde01] vindt dit niet terecht. Hij ontkent de gestelde overlast.
Wat oordeelt de kantonrechter?
2.3.
De kantonrechter wijst de vordering tot ontruiming van het gehuurde toe. Dit betekent, dat [gedaagde01] niet langer in het gehuurde mag blijven wonen en hij het gehuurde moet ontruimen. De kantonrechter vindt een ontruimingstermijn van één week nadat dit vonnis door de deurwaarder bij [gedaagde01] is bezorgd, passend. Hierna wordt uitgelegd waarom dit zo is.
Spoedeisend belang
2.4.
WonenBreburg heeft een spoedeisend belang bij haar vordering. Dit is ook niet tegengesproken door [gedaagde01] .
Het toetsingskader in het kort
2.5.
De kantonrechter moet in dit kort geding beoordelen of de door WonenBreburg gevorderde noodmaatregel – de ontruiming – nodig is. Daarbij wordt meegewogen wat partijen naar voren hebben gebracht. Een ontruiming is ingrijpend. Daarom zal een ontruiming in kort geding alleen worden toegewezen als de tekortkoming van [gedaagde01] zo ernstig is, dat de huurovereenkomst heel waarschijnlijk in de (nog te starten) bodemprocedure zal worden ontbonden en dat het in het vooruitlopen daarop niet redelijk is om van WonenBreburg te verlangen dat [gedaagde01] nog langer gebruik mag maken van het gehuurde. Daarbij moet de kantonrechter uitgaan van de feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien een kort geding zich niet leent voor nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering. Het navolgende is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Waarom moet het gehuurde worden ontruimd?
2.6.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst. Op die huurovereenkomst zijn algemene huurvoorwaarden (AHV) van toepassing. In de huurovereenkomst en AHV staan (onder meer) regels waaraan [gedaagde01] zich moet houden. Eén van die regels is dat [gedaagde01] het gehuurde zal gebruiken en onderhouden zoals een goed huurder betaamt (artikel 6.3 AHV). Deze regel staat ook in de wet (artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Daarmee hangt samen dat [gedaagde01] geen overlast mag veroorzaken (6.15 AHV). Gedraagt [gedaagde01] zich niet als goed huurder en veroorzaakt hij wel overlast, dan kan dat (onder meer) tot gevolg hebben dat hij niet langer in het gehuurde mag blijven wonen en het gehuurde dus moet worden ontruimd.
2.7.
Een vordering tot ontruiming wordt in kort geding alleen toegewezen als de overlast die [gedaagde01] heeft veroorzaakt zo ernstig is, dat de kans heel groot is dat een rechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst vanwege die overlast zal ontbinden waardoor deze eindigt en de ontruiming zal toewijzen. Ook als het gaat om ernstige overlast moet het belang van WonenBreburg en dat van [gedaagde01] tegen elkaar worden afgewogen.
2.8.
WonenBreburg stelt bij dagvaarding, dat de overlast is toegenomen in ernst en omvang. Het gedrag van [gedaagde01] richt zich nu ook zowel op omwonenden als medewerkers van WonenBreburg, waarbij hij hen op agressieve wijze benadert, bedreigt en intimideert.
2.9.
Op 14 juni 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De kantonrechter is begonnen met de vraag aan [gedaagde01] te stellen of hij wist waarom de zitting plaatsvond. [gedaagde01] antwoordde hierop dat hij dit niet wist. Anderen hadden de dagvaarding aan hem voorgelezen of de inhoud van de dagvaarding aan hem verteld, zo begrijpt de kantonrechter. Vervolgens wilde de kantonrechter uitleg geven waar de zaak over gaat. Echter kreeg de kantonrechter niet de mogelijkheid om hier een gesprek over aan te gaan. [gedaagde01] ontkende alles in heftige bewoordingen en gedragingen en was daarin niet voor rede vatbaar. Er volgde een niet te stuiten woordenstroom. Ook de gemachtigde van WonenBreburg kon daardoor niet het woord voeren. Daarom heeft de kantonrechter de zitting geschorst in de hoop dat [gedaagde01] tot bedaren zou komen. Dat is niet gebeurd. [gedaagde01] heeft na enige tijd op de gang bij de bode en de aanwezige parketpolitie kenbaar gemaakt dat hij niet meer terug de zittingszaal in wilde gaan en heeft vervolgens de rechtbank verlaten. Daarop is de zitting verder gegaan met WonenBreburg. Zij heeft ter zitting aangehaald dat zij heeft vernomen dat [gedaagde01] ook niet (meer) openstaat voor begeleiding. De begeleiding kan moeilijk met [gedaagde01] in contact komen.
2.10.
Er is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter sprake van overlast. Dit blijkt uit de door WonenBreburg bij de dagvaarding en later overgelegde stukken. Die stukken betreffen verklaringen van de buurtbeheerder en van omwonenden. De verklaringen van omwonenden zijn deels geanonimiseerd. Daarnaast betreffen de stukken een sfeerverslag van wijkagenten en USB-sticks, met daarop geluids- en video-opnames.
WonenBreburg heeft van verschillende omwonenden meldingen over de overlast ontvangen. Deze meldingen bestaan uit geluidsoverlast van harde muziek – vaak vroeg in de ochtend (ook in het weekend) en enkele uren aan één stuk, maar ook ’s avonds –, (luidkeels) gezang, schreeuwen, stampen en het eens te keer gaan tegen mensen en kinderen op de binnenplaats van het complex. Ook is er een melding van drugshandel. Omwonenden hebben geprobeerd [gedaagde01] op zijn gedrag aan te spreken, maar dit heeft geen effect gehad. Een van de bewoners van het complex heeft besloten vanwege de overlast zijn appartement tijdelijk te verlaten. Deze bewoner heeft verklaard dat [gedaagde01] op zijn voordeur bonkte, en geruime tijd op en neer marcheerde over de gang van zijn voordeur naar de nooduitgang en weer terug, waardoor deze bewoner zich geïntimideerd en angstig voelde. Daarom heeft hij zijn appartement tijdelijk verlaten.
Uit deze verklaringen en het overgelegde sfeerverslag van de politie met het daarbij gevoegde registratieoverzicht van meldingen over de overlast volgt dat [gedaagde01] overlast veroorzaakt, dat de overlast vanaf april 2023 is toegenomen en dat het gedrag van [gedaagde01] in de afgelopen twee maanden is verslechterd. De overlast ging onverminderd door en werd soms erger.
2.11.
Verder blijkt uit de stukken, dat WonenBreburg [gedaagde01] heeft aangesproken op de overlastklachten, die zij van omwonenden heeft ontvangen. Ook heeft zij [gedaagde01] in haar brief van 21 april 2023 aangeschreven over de overlast en zijn gedrag (fysieke en verbale bedreiging van de buurtbeheerder) en is hem een laatste waarschuwing gegeven. Naar aanleiding van deze brief heeft WonenBreburg op 25 april 2023 dreigementen van [gedaagde01] ontvangen, waarna zij op 26 april 2023 beveiliging in de woonwinkel heeft gezet en de deur op slot heeft gehouden. Vanwege de vele overlastmeldingen die zij ontving van omwonenden heeft zij op 17 mei 2023 een brief gestuurd aan [gedaagde01] , waarin zij heeft laten weten het huurcontract met hem te willen beëindigen. Dit was alleen te voorkomen als [gedaagde01] de huur uiterlijk op 23 mei 2023 zou opzeggen. Dat heeft hij niet gedaan.
2.12.
[gedaagde01] heeft weliswaar weersproken dat hij overlast (heeft) veroorzaakt, maar de overgelegde verklaringen door WonenBreburg en het gedrag van [gedaagde01] ter zitting maken dit niet aannemelijk. Op de zitting is uit het gedrag van [gedaagde01] ook niet gebleken dat op korte termijn verbetering mogelijk is, althans dat verwacht mag worden dat hij binnen redelijke termijn geen overlast meer zal gaan veroorzaken. Dat hij niet openstaat voor begeleiding of een andere vorm van hulp versterkt deze gedachte.
2.13.
De kantonrechter is er met andere woorden niet van overtuigd, dat in de huidige situatie op korte termijn verbetering zal optreden. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten dat de situatie van [gedaagde01] zodanig stabiel zal zijn dat er geen overlast meer zal zijn. De omwonenden verdienen rust en de onrust moet dan ook worden weggenomen. Van de omwonenden kan niet langer worden gevraagd de overlast te dulden. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft WonenBreburg voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde01] te vaak en te ernstige overlast aan onder andere de omwonenden heeft veroorzaakt.
2.14.
De kantonrechter oordeelt, gelet op al het voorgaande, dat het belang van WonenBreburg zwaarder weegt dan dat van [gedaagde01] en dit belang de gevraagde voorziening – ontruiming – rechtvaardigt.
Conclusie
2.15.
Er is sprake van een (ernstige) tekortkoming – de overlast – op grond waarvan de kans groot is dat de bodemrechter de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zal toewijzen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is het daarom gerechtvaardigd om hierop vooruit te lopen door de vordering tot ontruiming van het gehuurde toe te wijzen. Dit betekent dat [gedaagde01] het gehuurde moet ontruimen.
Ontruimingstermijn
2.16.
Gelet op de ernst en de omvang van de door [gedaagde01] veroorzaakte overlast zal de ontruimingstermijn worden bepaald op één week nadat dit vonnis door de deurwaarder bij [gedaagde01] is bezorgd.
[gedaagde01] moet de proceskosten en de nakosten betalen
2.17.
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van WonenBreburg als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,85
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
529,00
totaal
786,85.
2.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter,
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen één week na betekening van dit vonnis de woning aan [adres01] te [plaats01] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van WonenBreburg zijn, en de sleutels af te geven aan WonenBreburg,
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van WonenBreburg tot dit vonnis vastgesteld op € 786,85, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door WonenBreburg volledig aan de proceskostenveroordeling voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten van WonenBreburg begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van volledige betaling;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van volledige betaling,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst af wat er meer of anders gevorderd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. Nuijten en in het openbaar uitgesproken en getekend door mr. Dijkman op 21 juni 2023.