ECLI:NL:RBZWB:2023:4779

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
396786 HA ZA 22-193
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. de Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenconflict over recht van overpad en erfdienstbaarheid

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een geschil tussen buren over het gebruik van een oprit en de aanwezigheid van een hemelwaterafvoer. [Eiser in conventie01] vordert dat [gedaagde in conventie01] en haar bezoekers niet langer het perceel van [eiser in conventie01] mogen betreden zonder toestemming. [Eiser in conventie01] stelt dat [gedaagde in conventie01] inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht door de oprit te gebruiken, wat leidt tot schade aan zijn voertuig. [Gedaagde in conventie01] voert aan dat er sprake is van een buurweg en dat zij recht heeft op het gebruik van de oprit door bevrijdende verjaring. De rechtbank oordeelt dat er geen recht van buurweg bestaat en dat [gedaagde in conventie01] onrechtmatig handelt door de oprit te gebruiken. Daarnaast wordt de vordering tot verwijdering van de hemelwaterafvoer toegewezen, omdat deze niet is verwijderd ondanks eerdere toezeggingen van [gedaagde in conventie01]. In reconventie vordert [eiser in reconventie01] de verwijdering van een camera die gericht is op haar perceel, maar deze vordering wordt afgewezen omdat de camera niet inbreuk maakt op haar privacy. De rechtbank wijst de vorderingen in reconventie af en veroordeelt [gedaagde in conventie01] in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/396786 / HA ZA 22-193
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
[eiser in conventie01],
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie01] ,
advocaat: mr. A.P.E. de Brouwer te Roosendaal,
tegen
[gedaagde in conventie01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie01] ,
advocaat: mr. L.E. van Hevele te Oostburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 augustus 2022,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • de akte wijziging en vermeerdering van eis in conventie,
  • de akte overlegging producties aan de zijde van [eiser in conventie01] ,
  • de brief van mr. Van Hevele d.d. 20 februari met twee aanvullende producties,
  • de mondelinge behandeling van 28 februari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie01] en [gedaagde in conventie01] zijn buren van elkaar. [eiser in conventie01] woont aan de [adres01] te [plaats01] . [gedaagde in conventie01] woont aan de [adres02] te [plaats01] .
2.2.
In de tuin van [eiser in conventie01] staat een garage. De oprit naar deze garage loopt achter het perceel van [gedaagde in conventie01] langs en sluit aan op de openbare weg, het [naam01] . De oprit is tien meter lang en drie meter breed.
2.3.
Achter in de tuin van [gedaagde in conventie01] staat een schuurtje. De achtergevel van dit schuurtje grenst aan de oprit van [eiser in conventie01] . In deze achtergevel is een deur en een raam aanwezig.
2.4.
De woning van [gedaagde in conventie01] is op 12 februari 2019 aan haar geleverd. In de akte van levering is onder meer het volgende opgenomen:

(…)
Artikel 7
Extra bepalingen uit de koopovereenkomst
In de koopovereenkomst komt nog het navolgende woordelijk voor:
“Koper verklaart er mee bekend te zijn dat de achterom niet is beschreven. Verkoper heeft geen informatie omtrent de achterom en kan dan ook geen achterom garanderen.”
(…)
2.5.
Op 12 mei 2020 heeft de advocaat van [eiser in conventie01] een brief aan [gedaagde in conventie01] gestuurd waarin hij onder meer het volgende schrijft:

Cliënt heeft geconstateerd dat u en uw zoon en derden die met uw toestemming komen en gaan naar uw perceel de oprit van cliënt zonder daartoe bevoegd te zijn. Dat gebruik bestaat uit het komen en gaan van het [naam01] naar voornoemde deur in uw schuurtje, al dan niet met fietsen, kliko’s of andere zaken. Voorts gebruikt u de oprit van cliënt om (tijdelijk) voertuigen te stallen en/of andere zaken te stallen.
Tot slot bevindt zich een hemelwaterafvoer, ten behoeve van het hemelwater dat wordt opgevangen in de goot tussen uw schuurtje en de garage op [nummer01] , boven en in de oprit van cliënt. Ook hiervoor heeft u geen toestemming van cliënt
(…)
Uit onderzoek in de kadastrale gegevens is gebleken dat er geen erfdienstbaarheid is gevestigd zoals een recht van overpad.
(…)
Cliënt kan en zal niet dulden dat u, uw zoon en uw bezoekers zich op zijn oprit begeven.
Wat de hemelwaterafvoer betreft is er evenmin sprake van een erfdienstbaarheid. Bovendien bevindt zich aan het andere uiteinde van de goot reeds een hemelwaterafvoer zodat er ook geen noodzaak bestaat om boven en in de oprit van cliënt een hemelwaterafvoer te hebben.
Het is dan ook om die reden dat ik u en uw huisgenoten hierbij namens cliënt sommeer om geen gebruik te maken van de oprit van cliënt, zulks in de ruimste zin des woords bij gebreke waarvan cliënt genoodzaakt zal zijn in rechte een betredingsverbod op straffe van een dwangsom te vorderen jegens u.
(…)
2.6.
Bij brief van 11 oktober 2021 heeft de advocaat van [eiser in conventie01] [gedaagde in conventie01] wederom aangeschreven. In deze brief schrijft hij het volgende:

(…)
Nadat het perceel aanvankelijk niet meer werd betreden heeft cliënt helaas moeten constateren dat vanaf augustus jl. met name uw zoon via de deur in uw schuur zich via het perceel van cliënt naar de openbare weg begeeft en omgekeerd.
Cliënt heeft er belang bij dat u, uw huisgenoten en bezoek zich geen toegang meer verschaffen via de bewuste deur tot het perceel van cliënt aangezien dit hem ernstig beperkt in het gebruik van de oprit.
Het is dan ook dat ik u thans namens cliënt voor de laatste maal sommeer om per direct de deur in uw schuur niet meer te gebruiken en om het perceel van cliënt via deze deur niet meer te betreden om vervolgens naar de openbare weg te gaan en omgekeerd. (…)

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie01] vordert – na wijziging en vermeerdering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat het [gedaagde in conventie01] , haar huisgenoten en bezoekers niet is toegestaan het perceel van [eiser in conventie01] te betreden zonder diens toestemming,
[gedaagde in conventie01] te verbieden zelf het perceel van [eiser in conventie01] te betreden en/of toe te staan dat haar zoon en bezoekers via de deur in de schuur in de tuin van [gedaagde in conventie01] het perceel van [eiser in conventie01] betreden op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding met een maximum van € 15.000,00,
[gedaagde in conventie01] te gebieden om binnen een maand na betekening van het te wijzen vonnis voor haar rekening en risico de hemelwaterafvoer ten behoeve van de schuur van [gedaagde in conventie01] voor zover deze zich boven het perceel van [eiser in conventie01] bevindt te verwijderen en verwijderd te houden, inclusief alle asbesthoudende onderdelen in het perceel van [eiser in conventie01] en de rioolaansluiting deugdelijk af te doppen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde in conventie01] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00,
[gedaagde in conventie01] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na dagtekening van het te wijzen vonnis en te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
[eiser in conventie01] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde in conventie01] inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht door zonder zijn toestemming zijn perceel te betreden. De oprit is zeer smal. Indien [eiser in conventie01] zijn auto op de oprit parkeert, staat deze voor de deur in de schuur van [gedaagde in conventie01] . Indien [gedaagde in conventie01] dan via de oprit van [eiser in conventie01] naar haar schuurdeur gaat, loopt zij rakelings langs, zo niet tegen de auto van [eiser in conventie01] . Loopt zij met een fiets of kliko dan is de kans groot dat er schade ontstaat aan de auto. Om schade te voorkomen parkeert [eiser in conventie01] zijn auto zo min mogelijk op zijn eigen oprit. Hij wordt hierdoor ten zeerste in het gebruik en genot van zijn eigendom beperkt. Ten aanzien van de regenpijp stelt [eiser in conventie01] dat deze lek is. Voor zover de aanwezigheid ervan zou zijn gerechtvaardigd door verjaring, zoals [gedaagde in conventie01] heeft betoogd, ontheft dit [gedaagde in conventie01] niet van haar verplichting de regenpijp te onderhouden en in dit geval te verwijderen nu het om een asbesthoudende regenpijp gaat.
3.3.
[gedaagde in conventie01] voert verweer. [gedaagde in conventie01] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in conventie01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie01] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in conventie01] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde in conventie01] betwist dat het haar niet is toegestaan de oprit van [eiser in conventie01] te gebruiken. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Ten tijde van de bouw van de woning en het schuurtje aan de [adres02] in 1956 lag er al een zandpand vanaf het [naam01] door de tuin van het perceel aan de [adres01] naar het perceel op [nummer02] . Dit pad werd door de bewoners van [nummer02] en [nummer03] gebruikt om uit te wegen naar het [naam01] en was bestemd als buurweg. Na de bouw van de woning op [nummer04] zijn de toenmalige bewoners ook gebruik gaan maken van het zandpand om uit te wegen naar het [naam01] . Vanaf dat moment was het zandpad een buurweg ten behoeve van de bewoners van nummers [nummer02] , [nummer03] en [nummer04] . Vanaf omstreeks 1976 konden de toenmalige eigenaren van [nummer02] via hun eigen perceel uitwegen naar het [naam01] . Het zandpad werd vanaf dat moment nog dagelijks gebruikt door de bewoners van [nummer03] en [nummer04] . Omstreeks 1980 hebben de toenmalige bewoners van [nummer03] de garage gebouwd en het zandpand verhard, leidend tot de huidige toestand. Het verharde pad is vervolgens ononderbroken gebruikt door de bewoners van zowel [nummer03] en [nummer04] . Primair is [gedaagde in conventie01] van oordeel dat de rechtsvoorganger van [eiser in conventie01] een gemeenschappelijk bestemming als uitweg voor meerdere buren heeft gegeven aan het zandpad en later de verharde oprit. Voor zover er geen sprake is van een buurweg is [gedaagde in conventie01] subsidiair van oordeel dat er door bevrijdende verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan ten laste van het perceel van [eiser in conventie01] en ten gunste van het perceel van [gedaagde in conventie01] , op grond waarvan het haar is toegestaan om via haar schuurdeur over de oprit van [eiser in conventie01] uit te wegen naar het [naam01] .
in reconventie
3.5.
[eiser in reconventie01] vordert – na vermindering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1.
primair
te verklaren voor recht dat er ter zake van de oprit van [verweerder in reconventie01] naar de schuur van [eiser in reconventie01] sprake is van een buurweg in de zin van artikel 719 BW (oud) juncto artikel 160 Overgangswet NBW ten behoeve van [eiser in reconventie01] en haar rechtsopvolgers,
[verweerder in reconventie01] te verbieden de doorgang van de schuur van [eiser in reconventie01] naar het [naam01] op enigerlei wijze te blokkeren en/of te belemmeren, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per keer dat [verweerder in reconventie01] daarmee na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft,
subsidiair
te verklaren voor recht dat ten laste van het perceel van [verweerder in reconventie01] en ten behoeve van het perceel van [eiser in reconventie01] door bevrijdende verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan inhoudende een recht van overpad betreffende de strook grond aangeduid onder I van productie 2 inleidende dagvaarding,
[verweerder in reconventie01] te bevelen de uitoefening van de erfdienstbaarheid niet te belemmeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 te vermeerderen met € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [verweerder in reconventie01] daarmee na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft,
[verweerder in reconventie01] te gelasten medewerking te verlenen aan notariële vestiging van de onder c. genoemde erfdienstbaarheid bij een door [eiser in reconventie01] aan te wijzen notaris en te doen al hetgeen deze notaris geraden acht, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [verweerder in reconventie01] na het verstrijken van zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis weigert aan deze notariële vestiging en/of inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers mee te werken
2. [verweerder in reconventie01] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis over te gaan tot verwijdering van de camera welke zich bevindt boven diens garagepoort en uitzicht biedt op het perceel van [eiser in reconventie01] , zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [verweerder in reconventie01] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00.
3. [verweerder in reconventie01] te veroordelen in de proceskosten.
3.6.
Aan de hiervoor onder 3.5 sub 1. weergegeven vordering, heeft [eiser in reconventie01] haar standpunten zoals weergegeven in conventie ten grondslag gelegd. Zij stelt voorts dat [verweerder in reconventie01] boven zijn garagepoort een camera heeft opgehangen die is gericht op het perceel van [eiser in reconventie01] , meer speciaal op de achterkant van haar schuurtje. Deze camera staat continue aan en maakt opnames waardoor [eiser in reconventie01] zich in haar privacy aangetast voelt. [verweerder in reconventie01] maakt inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiser in reconventie01] hetgeen een onrechtmatige daad oplevert.
3.7.
[verweerder in reconventie01] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in reconventie01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in reconventie01] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.8.
[verweerder in reconventie01] betwist dat er sprake is van een buurweg. [eiser in reconventie01] heeft niet gesteld wanneer en hoe het (zand)pad destijds als buurweg is bestemd en ten gunste van welke percelen dat is gebeurd. Ook de omvang van het gebruik wordt niet aangegeven. De enkele aanwezigheid van het pad en/of het gedogen van het gebruik door de toenmalige eigenaren is onvoldoende om aan te nemen dat het pad tot buurweg is bestemd. [eiser in reconventie01] stelt verder ten onrechte dat er ten tijde van de bouw van de woning en schuur op haar perceel al sprake was van een buurweg. Een buurweg is een persoonlijk recht. Voor zover er al sprake was van een buurweg ten aanzien van de eigenaren van [nummer02] en [nummer03] , heeft dat niet tot gevolg dat er – na de bouw van de woning – ook sprake is van een buurweg ten behoeve van het perceel van [nummer04] . Voor zover de toenmalige eigenaren gebruik zijn gaan maken van het pad – van welke stelling geen bewijs voorhanden is – kan daaruit evenmin het bestaan van een buurweg worden afgeleid. Het enkel gedogen van het gebruik, schept geen buurweg. [verweerder in reconventie01] betwist verder dat het pad sinds 1980 ononderbroken is gebruikt door de bewoners van [nummer04] . [verweerder in reconventie01] is in 2006 eigenaar geworden van [nummer03] en sindsdien heeft niemand zijn oprit zonder zijn toestemming gebruikt. [verweerder in reconventie01] betwist ook dat er door bevrijdende verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan. Hiervoor is vereist dat het pad sinds 1992 voor een onafgebroken termijn van 20 jaar in bezit is geweest van de eigenaren van [nummer04] maar dat is – gelet op het voorgaande – niet het geval.
3.9.
Ten aanzien van de camera heeft [verweerder in reconventie01] aangevoerd dat hij deze heeft opgehangen in reactie op de diverse inbreuken op zijn eigendom. De camera hangt boven zijn garagedeur en is gericht op zijn eigen oprit. De camera is niet gericht op het perceel van [eiser in reconventie01] en filmt slechts langs de gevel van de schuur van [eiser in reconventie01] . Met de camera kan niet in de schuur van [eiser in reconventie01] worden gekeken, ook niet als de deur open zou staan. Van een aantasting van de privacy van [eiser in reconventie01] is geen sprake. De persoonlijke levenssfeer van [eiser in reconventie01] strekt zich niet uit tot op het perceel van [verweerder in reconventie01] . De oprit is gelegen in een donker steegje zodat hij er alle belang bij heeft om in die omstandigheden cameratoezicht te kunnen plegen op zijn eigendommen, zoals een op de oprit geparkeerde auto.

4.De beoordeling

in conventie
buurweg
4.1.
[gedaagde in conventie01] heeft als primair verweer aangevoerd dat er sprake is van een buurweg. Met de invoering van het huidige Burgerlijk Wetboek (BW) op 1 januari 1992 is de buurweg niet meer opgenomen in de wet. Nieuwe buurwegen kunnen hierdoor niet meer ontstaan. De buurwegen die ten tijde van de invoering van het BW al bestonden, zijn evenwel onveranderd blijven bestaan. In artikel 719 van het voor 1992 geldende Burgerlijk Wetboek (oud BW) was bepaald: ‘Voetpaden, dreven of wegen aan verscheiden geburen gemeen, en welke hun tot eenen uitweg dienen, kunnen niet dan met gemeene toestemming worden verlegd, vernietigd of tot een ander gebruik gebezigd, dan waartoe dezelve bestemd zijn geweest.’
4.2.
Een buurweg kon gevestigd worden op een weg die aan één of meer eigenaren toebehoorde, maar voorwaarde voor de bestemming tot buurweg is dat die weg door meerdere buren als uitweg werd gebruikt. Volgens vaste rechtspraak is voor het ontstaan van een buurweg een (subjectieve) bestemmingshandeling van de eigenaar vereist, te weten een uitdrukkelijke of stilzwijgende wilsverklaring inhoudende een bestemming tot buurweg. Dit recht kan dus niet ontstaan, enkel doordat de eigenaar gedoogt dat buren van zijn (deel van de) weg gebruik maken. Of er in dit geval sprake is (geweest) van gebruik van het zandpand/de oprit op grond van gedogen dan wel op grond van een gebruiksrecht dient te worden afgeleid uit de gedragingen van de voormalige eigenaar en gebruikers.
4.3.
[gedaagde in conventie01] stelt zich op het standpunt dat het zandpad al vóór 1956 door de toenmalige eigenaar van het perceel van [nummer03] was bestemd tot buurweg. Dit standpunt gaat echter niet op aangezien het zandpad op dat moment, volgens haar eigen stellingen, slechts werd gebruikt door één buur en de eigenaar van het pad. De bewoners van [nummer04] zijn volgens [gedaagde in conventie01] pas later van het pad gebruik gaan maken.
4.4.
Voor zover het pad op dat moment alsnog zou zijn bestemd tot buurweg, overweegt de rechtbank dat het recht van buurweg eindigt door gezamenlijke toestemming van alle buren die gerechtigd zijn tot de buurweg. Deze toestemming van betrokkenen kan stilzwijgend zijn. [gedaagde in conventie01] heeft aangevoerd dat het pad sinds het eerste gebruik ononderbroken werd gebruikt door de bewoners van [nummer04] maar dit is gemotiveerd weersproken door [eiser in conventie01] . [eiser in conventie01] heeft ter zitting – onweersproken – gesteld dat de woning voordat [gedaagde in conventie01] er kwam wonen, werd bewoond door de heer [naam02] . De heer [naam02] woonde er al toen [eiser in conventie01] er in 2006 kwam wonen. [eiser in conventie01] heeft eveneens onweersproken gesteld dat de heer [naam02] geen gebruik maakte van de oprit van [eiser in conventie01] . De rechtbank leidt hieruit af dat – voor zover er al een recht van buurweg zou zijn ontstaan – dit recht is geëindigd door een – stilzwijgende – toestemming daartoe. Dat de heer [naam02] ervan uitging dat er geen sprake (meer) was van een buurweg blijkt ook uit de akte van levering van de woning op [nummer04] . Daarin staat immers dat de verkoper geen informatie heeft omtrent de achterom en dat hij deze dan ook niet kan garanderen.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan het door [gedaagde in conventie01] gedane bewijsaanbod ten aanzien van het ontstaan van buurweg.
recht van overpad
4.5.
[gedaagde in conventie01] heeft subsidiair als verweer aangevoerd dat er door bevrijdende verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan. Art. 3:105 lid 1 BW bepaalt dat hij die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid, dat goed verkrijgt, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. Bedoelde verjaringstermijn bedraagt twintig jaar (artikel 3:306 BW).
4.6.
Voor verkrijging van een erfdienstbaarheid door bevrijdende verjaring is een onafgebroken bezit over een termijn van 20 jaar vereist. Niet relevant is hoe lang [gedaagde in conventie01] bij het verstrijken van de termijn het bezit al heeft. Voor de voltooiing van de verjaring is nodig dat de toestand dat een ander dan de rechthebbende (van het dienend erf) bezitter (althans onrechtmatig houder) is, gedurende de gehele verjaringstermijn van twintig jaren heeft voortgeduurd (HR 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5324).
4.7.
De termijn die nodig is voor verkrijging van een niet-zichtbare of niet-voortdurende erfdienstbaarheid, zoals een recht van overpad, kan ingevolge art. 95 Overgangswet NBW niet zijn aangevangen vóór 1 januari 1992. Dit betekent dat pas in 2012 voor het eerst een dergelijk recht van erfdienstbaarheid op grond van art. 3:105 BW kan zijn ontstaan. Ook dit verweer slaagt niet. Gelet op hetgeen onder rechtsoverweging 4.4. is overwogen, is immers komen vast te staan dat er in elk geval in de periode van 2006 tot 2019 geen sprake is geweest van een onafgebroken bezit.
inbreuk op het eigendomsrecht
4.8.
Het voorgaande brengt met zich dat [gedaagde in conventie01] geen recht heeft op het gebruik van de oprit van [eiser in conventie01] . Nu zij deze oprit wel (regelmatig) gebruikt om vanuit haar woning uit te wegen naar de openbare weg maakt [gedaagde in conventie01] op onrechtmatige wijze inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser in conventie01] . De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen. De rechtbank zal eveneens het gevorderde verbod toewijzen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom van € 1.000,00 per overtreding zal worden gematigd tot € 500,00 met een maximum van € 10.000,00.
hemelwaterafvoer
4.9.
Ten aanzien van de vordering tot het verwijderen van de hemelwaterafvoer heeft [gedaagde in conventie01] alleen het verweer gevoerd dat de vordering is verjaard. Dit verweer slaagt niet. Naar de rechtbank begrijpt, heeft [eiser in conventie01] deze vordering niet gegrond op een onrechtmatige inbreuk door [gedaagde in conventie01] op zijn eigendom maar op de tussen partijen tot stand gekomen overeenstemming dat [gedaagde in conventie01] de regenpijp zou verwijderen. [eiser in conventie01] vordert dus nakoming van deze overeenkomst.
4.10.
[gedaagde in conventie01] heeft niet weersproken dat de regenpijp lek is en dat zij heeft toegezegd deze te verwijderen. Dit volgt ook uit haar e-mail welke als productie 8 bij dagvaarding in het geding is gebracht. Per brief van 1 juli 2022 is aan [gedaagde in conventie01] toestemming verleend om daartoe (na een afspraak te hebben gemaakt met [eiser in conventie01] ) het perceel van [eiser in conventie01] te betreden. Nu [gedaagde in conventie01] nog niet tot het verwijderen van de regenpijp is overgegaan, zal de vordering op dit punt worden toegewezen.
proceskosten
4.11.
[gedaagde in conventie01] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, waaronder de nakosten, worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie01] worden tot op heden vastgesteld op:
- dagvaarding € 127,21
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.196,00(2,0 punten × tarief € 598,00)
Totaal € 1.637,21
in reconventie
buurweg / recht van overpad
4.12.
In conventie is reeds overwogen dat er geen sprake is van een recht van buurweg of recht van overpad. De hiervoor onder 3.5. onder 1 weergegeven vorderingen van [eiser in reconventie01] (zowel primair als subsidiair) dienen dan ook te worden afgewezen.
camera
4.13.
In beginsel is het plaatsen van camera’s teneinde het eigen perceel en de eigen woonomgeving te beveiligen tegen inbreuken van buitenaf toegestaan en niet onrechtmatig tegenover omwonenden. Dit recht is echter niet onbegrensd. [verweerder in reconventie01] dient de persoonlijke levenssfeer van [eiser in reconventie01] in acht te nemen. Het plaatsen van een camera kan onrechtmatig zijn indien deze zodanig is geplaatst en ingesteld dat deze niet alleen het eigen perceel kan bestrijken maar ook het buurperceel dan wel (delen van) de openbare weg waarover [eiser in reconventie01] zich pleegt te begeven. [eiser in reconventie01] heeft echter in het geheel niet gereageerd op het verweer van [verweerder in reconventie01] dat de camera alleen is gericht op zijn eigen oprit en niet kan filmen op het perceel van [eiser in reconventie01] . Als gevolg daarvan dient het verweer van [verweerder in reconventie01] als juist te worden aangenomen. Dit brengt met zich dat niet is komen vast te staan dat [verweerder in reconventie01] inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser in reconventie01] zodat de vordering tot verwijdering van de camera dient te worden afgewezen.
proceskosten
4.14.
[eiser in reconventie01] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, waaronder de nakosten, worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerder in reconventie01] worden tot op heden vastgesteld op:
- salaris advocaat
598,00(2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 598,00)
Totaal € 598,00
in conventie en in reconventie
4.15.
De nakosten aan de zijde van [eiser in conventie01] worden begroot op € 271,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde in conventie01] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat het [gedaagde in conventie01] , haar huisgenoten en bezoekers niet is toegestaan het perceel van [eiser in conventie01] te betreden zonder diens toestemming,
5.2.
verbiedt [gedaagde in conventie01] zelf het perceel van [eiser in conventie01] te betreden en/of toe te staan dat haar zoon en bezoekers via de deur in de schuur in de tuin van [gedaagde in conventie01] het perceel van [eiser in conventie01] betreden,
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie01] om aan [eiser in conventie01] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.4.
gebiedt [gedaagde in conventie01] om binnen een maand na betekening van dit vonnis voor haar rekening en risico de hemelwaterafvoer ten behoeve van de schuur van [gedaagde in conventie01] voor zover deze zich boven het perceel van [eiser in conventie01] bevindt te verwijderen en verwijderd te houden, inclusief alle asbesthoudende onderdelen in het perceel van [eiser in conventie01] en de rioolaansluiting deugdelijk af te doppen,
5.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie01] om aan [eiser in conventie01] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.4 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.6.
veroordeelt [gedaagde in conventie01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie01] tot op heden vastgesteld op € 1.637,21, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af,
5.9.
veroordeelt [eiser in reconventie01] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder in reconventie01] tot op heden vastgesteld op € 598,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.