ECLI:NL:RBZWB:2023:4787

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door UWV inzake beëindiging uitkering Ziektewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 11 november 2022 tegen het besluit van 14 oktober 2022 betreffende de beëindiging van haar uitkering ingevolge de Ziektewet. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden en dat eiseres op 8 mei 2023 het UWV in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak moet beslissen op het bezwaar, maar geeft het UWV drie maanden de tijd om een beslissing te nemen, gezien de omstandigheden en de noodzaak voor een zorgvuldige heroverweging.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat het UWV niet tijdig heeft beslist na de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 418,50 en het UWV moet het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en is openbaar gemaakt op 10 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3021

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.T.A. Duijs),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van
11 november 2022 tegen het besluit van 14 oktober 2022 betreffende de beëindiging van haar uitkering ingevolge de Ziektewet.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Het UWV beslist op het onderhavige bezwaar binnen zeventien weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken. [2] Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 11 november 2022. Het UWV heeft de termijn verlengd met zes weken. Het UWV had dus uiterlijk op 5 mei 2023 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het UWV moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft het UWV op
8 mei 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het UWV worden opgelegd?
4. Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. Uit het verweerschrift van 14 juni 2023 blijkt dat de beslistermijn is overschreden vanwege de zeer beperkte capaciteit aan verzekeringsartsen. Een kanttekening hierbij is dat de bezwaarprocedure door het UWV-kantoor in [plaatsnaam 3] wordt behandeld, maar eiseres in eerste instantie expliciet heeft verzocht om een spreekuur met een verzekeringsarts te [plaatsnaam 2] gelet op haar woonplaats. Op 20 februari 2023 heeft het UWV bij eiseres aangegeven dat het kiezen voor een spreekuur in [plaatsnaam 2] resulteert in een langere wachttijd die kan oplopen tot één jaar. Vervolgens heeft eiseres na uitleg over de wachttijden afgezien van een spreekuur hangende de bezwaarprocedure. Daarbij speelt ook een rol dat de verzekeringsarts heeft beoordeeld dat voor de medische zorgvuldigheid een spreekuur niet noodzakelijk is. Het UWV is in afwachting van de medische heroverweging in bezwaar door de verzekeringsarts. Verder wordt door het UWV opgemerkt dat zij eiseres ruim tien weken extra de tijd heeft gegeven voor het indienen van gronden en het aanleveren van medische informatie. Het is het UWV niet bekend binnen welke termijn de medische heroverweging is afgerond. Mogelijk zal daarna nog een arbeidsdeskundig onderzoek noodzakelijk kunnen zijn. Het UWV verzoekt in zijn verweerschrift om nog minimaal 10 weken ná 17 juli 2023 de tijd te krijgen voor het bekendmaken van een beslissing op het bezwaar van eiseres.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV drie maanden de tijd krijgt de beslissing op bezwaar te nemen.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om in afwijking van het landelijk beleid een hogere dwangsom, zoals verzocht door eiseres, op te leggen.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
6. Eiseres heeft ook verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [3]
6.1.
Het UWV heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De rechtbank constateert dat uit de stukken blijkt dat de ingebrekestelling op 8 mei 2023 bij het UWV is ontvangen en dat sinds twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling meer dan 42 dagen zijn verstreken. De rechtbank oordeelt dan ook dat het UWV het maximale bedrag van € 1.442,- aan dwangsommen heeft verbeurd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt ook de door het UWV al verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast zoals onder 6.1. berekend.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen drie maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • stelt de door het UWV te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van
C.J.M. Hendrickx, griffier, op 10 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 73a van de Ziektewet.
3.Dit staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.