In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar en de beslissing van de inspecteur over het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2013 beoordeeld. Belanghebbende had op 3 december 2021 beroep ingesteld tegen de beslissing van de inspecteur van 29 november 2021, waarbij het bezwaar tegen de aanslag niet-ontvankelijk was verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank honoreert het beroep op betalingsonmacht van belanghebbende, maar verklaart het bezwaar tegen de aanslag terecht niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de verzending van de aanslag aannemelijk heeft gemaakt, waardoor de bezwaartermijn is gaan lopen op 5 juli 2018 en is geëindigd op 15 augustus 2018. Belanghebbende heeft te laat bezwaar gemaakt, en er zijn geen feiten of omstandigheden die wijzen op een verschoonbare termijnoverschrijding. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar wordt ongegrond verklaard.
Daarnaast wordt het beroep tegen de ambtshalve beslissing niet-ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende de bezwaarfase niet heeft doorlopen. De rechtbank kan daarom niet inhoudelijk oordelen over de ambtshalve beslissing. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond is en dat het beroep tegen de ambtshalve beslissing niet-ontvankelijk is. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van proceskosten.