In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen over de erfgrens en de plaatsing van een scheidsmuur. De eisers, wonende aan de [adres01] te [plaats01], hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagde, wonende aan de [adres02] te [plaats01]. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 18 januari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 mei 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfgrens tussen de percelen van de eisers en gedaagde langs de buitengevel van een voormalige schuur van de eisers ligt. De eisers vorderen onder andere dat de gedaagde medewerking verleent aan de plaatsing van een scheidsmuur van 2 meter hoog op de erfgrens en dat de gedaagde bijdraagt in de kosten van deze schutting.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde inderdaad verplicht is om medewerking te verlenen aan de plaatsing van de scheidsmuur en dat hij ook de helft van de kosten moet betalen. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld om binnen 21 dagen na betekening van het vonnis deze medewerking te verlenen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn begroot op € 1.644,36. De rechtbank heeft de vordering van de eisers tot verwijdering van een houthok op het perceel van de gedaagde afgewezen, omdat er geen sprake was van een onrechtmatige situatie. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd om samen verder te overleggen over de erfafscheiding, aangezien het vonnis niet alle geschilpunten heeft beslecht.