ECLI:NL:RBZWB:2023:4805

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
02-294911-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf wegens dealen in hard- en softdrugs met inachtneming van persoonlijke omstandigheden

Op 12 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen in hard- en softdrugs. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte het dealen van cocaïne, MDMA, amfetamine, LSD, hennep en hasj in de periode van 15 juli 2020 tot en met 20 oktober 2020. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de verkoop van LSD en sprak de verdachte vrij van dit onderdeel. Ook het medeplegen werd niet bewezen geacht, maar de rechtbank achtte de verkoop van cocaïne, MDMA, amfetamine, hennep en hasj wel wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de processen-verbaal van de politie.

De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte, die ten tijde van de feiten 18 jaar oud was, en met de persoonlijke omstandigheden, waaronder het overlijden van zijn vriendin door een overdosis. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 170 uren geëist, maar de rechtbank besloot tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 150 uren. De rechtbank overwoog dat het dealen van drugs een ernstig vergrijp is, maar dat de verdachte inmiddels zijn leven op de rit heeft en een laag recidiverisico vertoont. De rechtbank verklaarde ook dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder geld en een iPhone, verbeurd verklaard worden, terwijl andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-294911-20
vonnis van de meervoudige kamer van 12 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedag01] 2001
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
raadsman mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1. van 15 juli 2020 tot en met 20 oktober 2020, samen met een ander, heeft gedeald in cocaïne, mdma, amfetamine en LSD;
2. van 15 juli 2020 tot en met 20 oktober 2020, samen met een ander, heeft gedeald in hennep en/of hasj.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen ten aanzien van de mobiele telefoons en de bekennende verklaring van verdachte. De officier van justitie is van mening dat niet bewezen kan worden dat verdachte gehandeld heeft in LSD en vraagt partiële vrijspraak ten aanzien van dat onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken voor de LSD. Verdachte heeft deze nooit aan iemand verkocht en had de hoeveelheid die is aangetroffen onder zich voor eigen gebruik. Ten aanzien van het medeplegen merkt de verdediging op dat verdachte en [medeverdachte01] niet samenwerkten, maar elkaar wel eens hielpen bij afwezigheid van de een of in geval van een beperkte voorraad. Zij hadden ieder een eigen klantenkring en eigen financiën. Uit niets blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden, waardoor partiële vrijspraak zou moeten volgen voor het medeplegen. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
LSD
De rechtbank is van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van de onder feit 1 tenlastegelegde LSD. Voor dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat het onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Wellicht dat er incidenteel sprake was van enige vorm van samenwerking, maar de rechtbank acht dit onvoldoende om te komen tot het oordeel dat, gedurende de gehele tenlastegelegde periode, sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen.
Aangezien verdachte ten aanzien van beide feiten voor het overige een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- de processen-verbaal van politie ten aanzien van het uitlezen van de telefoons van verdachte, onderdeel van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020283651 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 1050.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 15 juli 2020 tot en met 20 oktober 2020 te Middelburg, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of mdma en/of amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
in de periode van 15 juli 2020 tot en met 20 oktober 2020 te Middelburg, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid hennep en/of hasjiesj, zijnde, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar, alsmede een taakstraf voor de duur van 170 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het dealen van drugs een jeugdzonde van verdachte is geweest. Hij is er direct mee gestopt op het moment dat zijn vriendin overleed aan een overdosis. Dat is een traumatische ervaring geweest, die er op zichzelf reeds voor zorgt dat verdachte nooit meer met politie en justitie in aanraking zal komen. De verdediging verzoekt de rechtbank om in grote mate rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte. Een werkstraf lijkt passend, waarbij de verdediging zich refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de hoogte daarvan. In een deels voorwaardelijke straf ziet de verdediging geen meerwaarde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende drie maanden schuldig gemaakt aan het dealen in harddrugs en softdrugs. Het dealen van hard- en softdrugs is een ernstig vergrijp dat de volksgezondheid en de veiligheid van de samenleving in gevaar brengt. Het gebruik hiervan kan leiden tot verslaving, schade aan de gezondheid en andere negatieve gevolgen. Verdachte heeft hiervoor geen oog gehad, en heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Dat het gebruik van drugs ernstige gevolgen kan hebben, heeft verdachte van zeer dichtbij ervaren door het overlijden van zijn vriendin als gevolg van drugsgebruik.
De rechtbank is er wel van overtuigd dat het overlijden van zijn vriendin verdachte tot inkeer heeft gebracht en dat hij overtuigd is geraakt van het feit dat zijn leven een andere wending moest nemen. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat verdachte zijn leven inmiddels op de rit heeft, dat hij een goede ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat er een laag recidiverisico is. De rechtbank zal dit in een voor verdachte positieve zin meenemen bij de bepaling van de strafmaat. Daarbij neemt de rechtbank ook mee dat verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten pas 18 jaar oud was en daarna feiten niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn.
Op basis van bovengenoemde omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals is gevorderd op te leggen en acht de rechtbank een (onvoorwaardelijke) taakstraf van 150 uur passend en geboden.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (geldbedrag en iPhone) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de in beslag genomen voorwerpen aan verdachte toebehoren. Het geld is geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen en de iPhone is gebruikt voor het dealen.
Ten aanzien van het aangetroffen geld overweegt de rechtbank nog dat verdachte heeft verklaard dat niet het volledige bedrag afkomstig zou zijn van de handel in drugs. Zo zouden er bedragen zijn ontvangen van zijn grootouders, die hij ook in de “domme dingen doos” had gestopt. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte onvoldoende heeft onderbouwd en geconcretiseerd dat er sprake is van legaal verkregen geld en om hoeveel geld dit dan zou gaan. Dit maakt dat het volledige bedrag verbeurd zal worden verklaard.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (drie pillen) aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Beslag
- verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten:
1. STK GSM, goednummer G2258453, zwart, merk: iPhone
2340 EUR, goednummer G2259519
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten
3 STK Pil , goednummer G2321348.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. J. Bergen en mr. J. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van G.H.J. van Rensch, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 juli 2023.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.