ECLI:NL:RBZWB:2023:4822

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
10406171 AZ VERZ 23-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens detentie van de werknemer in het buitenland

In deze zaak heeft [verzoekster] een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] vanwege zijn detentie in Slovenië. [verweerder] was sinds 23 maart 2021 in dienst als operator en had zich op 22 augustus 2022 ziekgemeld. Na een periode van afwezigheid bleek hij in voorlopige hechtenis te zitten. [verzoekster] heeft geprobeerd contact met hem te krijgen, maar dit was moeilijk vanwege zijn detentie. Op 28 juni 2023 heeft de kantonrechter de zaak behandeld. De kantonrechter oordeelde dat er geen opzegverbod was, omdat het ontbindingsverzoek niet verband hield met ziekte. De kantonrechter heeft de argumenten van [verzoekster] over verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsverhouding verworpen. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de detentie van [verweerder] een redelijke grond voor ontbinding vormde, omdat hij niet in staat was zijn werkzaamheden te verrichten en de onduidelijkheid over zijn terugkeer de organisatie van [verzoekster] beïnvloedde. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 augustus 2023, en [verweerder] kreeg recht op een transitievergoeding van € 2.022,99 bruto. De proceskosten werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10406171 AZ VERZ 23-15
beschikking d.d. 28 juni 2023
inzake
[verzoekster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] en kantoorhoudende in [plaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. B.J. van Rijswijk, advocaat in Veldhoven,
tegen
[verweerder],
wonende in [woonplaats] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. C. Buitelaar, jurist bij FNV in Rotterdam.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. Het verzoekschrift is op 22 maart 2023 bij de rechtbank ontvangen. [verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 31 mei 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens [verzoekster] was aanwezig [naam 1] (manager Finance & HR), bijgestaan door mr. Van Rijswijk. [verweerder] was niet aanwezig. Namens [verweerder] was aanwezig zijn vrouw [vrouw verweerder] , bijgestaan door mr. C. Buitelaar. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen als toelichting op hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedag] 1972, is sinds 23 maart 2021 in dienst bij [verzoekster] . De functie van [verweerder] is ‘operator’, met een salaris van € 2.564,39 bruto per maand exclusief toeslagen en vakantiegeld.
2.2.
Op 22 augustus 2022 heeft [verweerder] zich ziekgemeld. Op 19 september 2022 heeft [verweerder] zijn werk voor 50% hervat.
2.3.
Op 2 oktober 2022 heeft [verweerder] zich weer volledig ziekgemeld. In de periode van 3 oktober 2022 tot en met 4 november 2022 is het [verzoekster] niet gelukt om in contact te komen met [verweerder] .
2.4.
[verzoekster] heeft geprobeerd via familieleden van [verweerder] contact met [verweerder] te krijgen. Op 24 oktober 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de vrouw van [verweerder] , mevrouw [vrouw verweerder] , en [verzoekster] . Tijdens dat gesprek is duidelijk geworden dat [verweerder] vanaf 2 oktober 2022 ergens in het buitenland in voorlopige hechtenis zit, omdat hij twee illegale personen die langs de kant van de weg hun hand opstaken, in zijn auto zou hebben meegenomen om hen te helpen.
2.5.
Op 31 oktober 2022 heeft [verzoekster] het loon van [verweerder] per 2 oktober 2022 stopgezet. [verzoekster] heeft deze loonstopzetting per brief aan [verzoekster] medegedeeld. In die brief is [verweerder] ook gesommeerd om [verzoekster] uiterlijk 5 november 2022 te informeren over (de reden van) zijn afwezigheid, waaronder informatie over zijn verblijfplaats, de (te verwachten) duur van de voorlopige hechtenis en het delict waarvoor hij in voorlopige hechtenis zit.
2.6.
Op 4 november 2022 heeft [verweerder] vanuit de gevangenis telefonisch contact opgenomen met [verzoekster] . [verweerder] heeft [verzoekster] medegedeeld dat hij in Slovenië in voorlopige hechtenis zit, dat hij wacht om voor te komen bij de rechtbank en dat hij verder niet weet wat er gaat gebeuren.
2.7.
Op 1 december 2022 heeft [verzoekster] via de maatschappelijk werkster van de familie vernomen dat er op 30 november 2022 een zitting zou hebben plaatsgevonden, waarbij is beslist dat de voorlopige hechtenis met één maand wordt verlengd.
2.8.
Op 6 december 2022 heeft [verzoekster] [verweerder] nogmaals gesommeerd om [verzoekster] te informeren over de (te verwachten) duur van de voorlopige hechtenis en het delict waarvoor hij in voorlopige hechtenis zit.
2.9.
Op 12 december 2022 heeft [verzoekster] via [vrouw verweerder] vernomen dat er op 23 januari 2023 een zitting gepland zou staan. [verzoekster] heeft na 23 januari 2023 niets vernomen. Daarom heeft [verzoekster] [verweerder] op 6 februari 2023 weer gesommeerd om [verzoekster] te informeren over de (te verwachten) duur van de voorlopige hechtenis en [verzoekster] te voorzien van relevante documenten.
2.10.
Op 8 februari 2023 heeft [verzoekster] via [vrouw verweerder] vernomen dat de zitting zou zijn verplaatst naar 13 februari 2023.
2.11.
Op 14 februari 2023 heeft [verweerder] telefonisch contact met [verzoekster] opgenomen. De zitting van 13 februari 2023 is verplaatst naar 9 maart 2023.
2.12.
Na het indienen van het verzoekschrift heeft [verzoekster] vernomen dat de zitting is verplaatst naar 13 april 2023.
2.13.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [vrouw verweerder] verteld dat [verweerder] in Slovenië is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar en 8 maanden wegens mensensmokkel. Er zou een vonnis zijn van 29 mei 2023.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege:
1. verwijtbaar handelen van [verweerder] [1] , of
2. een verstoorde arbeidsverhouding [2] , of
3. andere omstandigheden die zodanig zijn dat van [verzoekster] redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren [3] , of
4. een combinatie van deze gronden [4] .
3.2.
[verweerder] verweert zich tegen dit verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om [verzoekster] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
Geen opzegverbod
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat hij de arbeidsovereenkomst niet mag ontbinden als het ontbindingsverzoek verband houdt met ziekte van een werknemer (juridisch: ‘opzegverbod’). Hoewel [verweerder] per 19 september 2022 nog voor 50% was ziekgemeld, houdt het ontbindingsverzoek geen verband met de ziekte van [verweerder] . Er is in deze zaak dus geen opzegverbod die aan het ontbindingsverzoek in de weg staat.
Ontbinding arbeidsovereenkomst
4.3.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is [5] . Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt [6] .
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat er in deze zaak een redelijke grond voor ontbinding. Daarover wordt het volgende overwogen.

Geen verwijtbaar handelen [verweerder] (e-grond)
4.5.
[verzoekster] heeft ten eerste gesteld dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden vanwege verwijtbaar handelen van [verweerder] . [verweerder] heeft zich valselijk ziekgemeld en heeft geen openheid van zaken gegeven op het moment dat hij in Slovenië werd gearresteerd. [verweerder] heeft [verzoekster] niet (actief) over zijn voorlopige hechtenis geïnformeerd. Pas na ruim drie weken na zijn arrestatie heeft de vrouw van [verweerder] [verzoekster] geïnformeerd, nadat [verzoekster] navraag deed bij [vrouw verweerder] over de ziekmelding van [verweerder] . [verweerder] weigert consequent [verzoekster] te informeren over de procedurele voortgang van het strafrechtelijk traject en [verzoekster] te voorzien van officiële documenten. Ook nadat [verzoekster] [verweerder] hierom meermaals heeft verzocht. Dit handelen én nalaten van [verweerder] moet te worden gekwalificeerd als verwijtbaar handelen en nalaten van [verweerder] , zo stelt [verzoekster] .
4.6.
[verweerder] voert verweer. [verweerder] wil na zijn detentie bij [verzoekster] terugkeren. [verweerder] erkent dat hij in eerste instantie heeft gelogen over zijn reden van afwezigheid: hij zat gedetineerd en was niet ziek. Maar vanaf het moment dat [verweerder] in detentie zat, heeft [vrouw verweerder] naar vermogen [verzoekster] proberen te informeren. [vrouw verweerder] kon [verzoekster] niet eerder adequaat informeren dan 21 november 2022, omdat [vrouw verweerder] op die datum pas een brief van het ministerie van Buitenlandse Zaken ontving met de mededeling waar [verweerder] gedetineerd zat. [vrouw verweerder] heeft slechts één brief van de Sloveense autoriteiten ontvangen, op 21 april 2023. Omdat deze in de Sloveense taal is en deze zich niet eenvoudig laat vertalen, is het [vrouw verweerder] niet duidelijk wat daarin staat. Los daarvan geldt dat de goede naam van [verzoekster] niet door het delict van [verweerder] is aangetast: het type delict van [verweerder] staat er niet aan in de weg om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, zo stelt [verweerder] .
4.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. [verzoekster] maakt [verweerder] twee verwijten: 1. [verweerder] heeft zich valselijk ziekgemeld en 2. [verweerder] heeft [verzoekster] niet adequaat geïnformeerd tijdens zijn detentie. Dat laatste verwijt impliceert dat [verweerder] informatie had over zijn detentie (bijvoorbeeld over de te verwachten duur van de detentie en het delict waarvoor hij in detentie zit), maar dat hij deze informatie niet aan [verzoekster] heeft verstrekt. Maar dat verwijt komt niet vast te staan. Onduidelijk is welke informatie [verweerder] had die hij met [verzoekster] had moeten delen. Niet is gebleken dat [verweerder] brieven of andere informatie van de Sloveense of Nederlandse autoriteiten in het bezit had die hij niet met [verzoekster] heeft gedeeld. Vaststaat dat [verweerder] vanuit de gevangenis een aantal keer telefonisch contact heeft opgenomen met [verzoekster] om de informatie die hij op dat moment had (het vermoedelijke delict en het land waar hij verbleef) aan [verzoekster] door te geven. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [vrouw verweerder] pas op 21 november 2022 een brief van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft ontvangen waarin duidelijk werd waarom en op welk adres [verweerder] in voorlopige hechtenis zat. Die informatie heeft [vrouw verweerder] met [verzoekster] gedeeld. Tijdens de mondelinge behandeling is ook gebleken dat [vrouw verweerder] op 21 april 2023 een brief van de Sloveens autoriteiten in de Sloveense taal heeft ontvangen, die zij nog niet (op eenvoudige wijze) heeft kunnen vertalen. Het is haar onduidelijk wat er in de brief staat. Tot slot is tijdens de mondelinge behandeling besproken dat [verweerder] op 29 mei 2023 zou zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar en 8 maanden, maar een vonnis ontbreekt. Uit voorgaande blijkt dat de informatievoorziening vanuit de Sloveense autoriteiten niet overvloedig en helder is. In dat licht kan niet worden aangenomen dat [verweerder] over informatie beschikte die [verzoekster] had willen ontvangen, maar niet aan [verzoekster] heeft verstrekt. Het tweede verwijt van [verzoekster] komt dus niet vast te staan. Daarmee resteert het eerste verwijt van [verzoekster] over de valselijke ziekmelding van [verweerder] . Hoewel [verweerder] niet betwist dat hij over zijn ziekmelding heeft gelogen, vindt de kantonrechter deze omstandigheid onvoldoende om tot een voldragen ‘e-grond’ te komen. De kantonrechter ziet daarom onvoldoende reden om de arbeidsovereenkomst vanwege verwijtbaar handelen van [verweerder] te ontbinden.

Geen verstoorde arbeidsverhouding (g-grond)
4.8.
[verzoekster] is ten tweede van mening van sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen [verzoekster] en [verweerder] die zodanig is dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen. [verweerder] heeft geen open kaart gespeeld over zijn detentie, maar heeft geprobeerd [verzoekster] om de tuin te leiden met een valselijke ziekmelding. Dat is niet de eerste keer. Ook op 15 augustus 2022 heeft [verweerder] zich ziekgemeld, terwijl later bleek dat hij in voorlopige hechtenis zat. Daarnaast houdt [verweerder] [verzoekster] op geen enkele manier op de hoogte over zijn strafrechtelijk traject, zo stelt [verzoekster] .
4.9.
[verweerder] voert verweer. Het is [verweerder] onduidelijk waarom de arbeidsrelatie tussen partijen onherstelbaar is verstoord. Het eenmalig liegen over zijn detentie is gezien de omstandigheden begrijpelijk: [verweerder] schaamt zich hiervoor. Ook het niet-verstrekken van de door [verzoekster] verstrekte informatie is begrijpelijk. Communicatie vanuit de gevangenis in Slovenië is lastig. Er zijn niet zodanig bijzondere omstandigheden die maken dat de arbeidsrelatie tussen partijen onherstelbaar verstoord zou zijn geraakt, zo stelt [verweerder] .
4.10.
De kantonrechter verwijst naar wat hiervoor onder punt 4.7. is overwogen. Omdat niet is komen vast te staan dat [verweerder] over informatie beschikte die hij niet aan [verzoekster] heeft medegedeeld, kan de arbeidsrelatie niet daardoor zijn verstoord. De omstandigheid die resteert is de (eenmaal herhaalde) valselijke ziekmelding. Maar die omstandigheid is onvoldoende om aan te nemen dat de arbeidsrelatie tussen partijen zodanig is verstoord dat van [verzoekster] niet kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De omstandigheid op zichzelf is onvoldoende voor een voldragen ‘g-grond’. De kantonrechter ziet daarom onvoldoende reden om de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding te ontbinden.

Andere omstandigheden die de arbeidsovereenkomst laten beëindigen (h-grond)
4.11.
Als derde is [verzoekster] van mening dat door de detentie van [verweerder] sprake is van een omstandigheid die zodanig is dat van [verzoekster] niet kan worden verwacht dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren.
4.12.
[verweerder] voert verweer. De omstandigheid dat [verweerder] in detentie zit, is geen zelfstandige ontbindingsgrond. De ‘andere omstandigheden’ om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te komen zijn onvoldoende onderbouwd. Bovendien zijn de belangen van [verweerder] voor behoud van zijn baan belangrijker dan de belangen van [verzoekster] om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te beëindigen, zo stelt [verweerder] .
4.13.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat detentie een grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan opleveren. De detentie moet zodanig zijn dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beantwoording van deze vraag wegen mee de zwaarte van het delict, de duur van de vrijheidsbeneming, de wijze waarop dit afstraalt op de werkgever en de impact die de detentie heeft op de organisatie van de werkgever. Ook de leeftijd van de werknemer, de duur van het dienstverband en de arbeidsmarktpositie van de werknemer spelen een rol.
4.14.
Gelet op de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling moet de kantonrechter ervan uitgaan dat [verweerder] voor 1 jaar en 8 maanden in Slovenië zit gedetineerd. Dit betekent dat [verweerder] voor meerdere maanden niet aan zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst kan voldoen. Door zijn detentie kan hij namelijk de arbeid die hij met [verzoekster] is overeengekomen te verrichten, niet meer uitvoeren. Het mag zo zijn dat [verzoekster] geen loon hoeft te betalen als [verweerder] zijn werkzaamheden wegens detentie niet kan uitoefenen, maar dat betekent niet dat [verzoekster] geen belang heeft het dienstverband te beëindigen. Een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan om arbeid te verrichten en [verzoekster] moet ervan op aan kunnen dat [verweerder] daarvoor beschikbaar is. Daarnaast heeft [verzoekster] tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij op de arbeidsplaats van [verweerder] (tijdelijk) een andere medewerker moeten plaatsen, die [verzoekster] geen perspectief kan bieden zolang onduidelijk is of [verweerder] in de toekomst nog bij [verzoekster] terugkomt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [vrouw verweerder] gesteld dat [verweerder] bij de Sloveense autoriteiten een verzoek tot verkorting van zijn detentie heeft ingediend wegens persoonlijke omstandigheden. Maar het is nog onduidelijk wanneer dit verzoek in behandeling zal worden genomen en het is onzeker wat de uitkomst van dit verzoek zal zijn. Van [verzoekster] hoeft niet te worden verwacht dat zij de (onzekere) uitkomst van dit verzoek afwacht. Tot slot neemt de kantonrechter in zijn overweging mee dat [verweerder] nog maar relatief kort bij [verzoekster] in dienst is.
4.15.
Bovengenoemde omstandigheden maken dat van [verzoekster] in redelijkheid niet kan worden verwacht dat zij het dienstverband met [verweerder] laat voortduren. De door [verzoekster] aangevoerde omstandigheden leveren een voldragen ‘h-grond’ op, zodat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerder] op die grond kan ontbinden.
Herplaatsing
4.16.
De kantonrechter is verder van oordeel dat herplaatsing van [verweerder] bij [verzoekster] binnen een redelijke termijn niet in de rede ligt, gelet op de lengte van de detentie van [verweerder] .
Ontbindingsdatum
4.17.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van [verzoekster] zal toewijzen en de arbeidsovereenkomst zal ontbinden. Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 1 augustus 2023. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure [7] .
Transitievergoeding
4.18.
[verweerder] heeft verzocht om [verzoekster] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 2.022,99 bruto. Uit de wet volgt [8] dat een werknemer recht heeft op een transitievergoeding bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst door ontbinding, behalve als deze beëindiging het gevolg is van
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van die werknemer. Hiervoor is geoordeeld dat geen sprake is van verwijtbaar handelen, laat staan dat sprake is van
ernstigverwijtbaar handelen. Daarom wordt de transitievergoeding toegekend. [verzoekster] heeft de hoogte van de door [verweerder] gestelde transitievergoeding niet betwist, reden waarom een bedrag van € 2.022,99 bruto zal worden toegewezen.
Geen intrekking verzoek
4.19.
Omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft [verzoekster] geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
Proceskosten
4.20.
De kantonrechter bepaalt dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat geen sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van één van beide partijen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2023;
5.2.
veroordeelt [verzoekster] om aan [verweerder] een transitievergoeding van € 2.022,99 bruto te betalen;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Rouwen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.

Voetnoten

1.artikel 7:669 lid 3 onder letter e van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.artikel 7:669 lid 3 onder letter g BW.
3.artikel 7:669 lid 3 onder letter h BW.
4.artikel 7:669 lid 3 onder letter i BW.
5.artikel 7:669 lid 3 onder de letters a t/m i BW.
6.artikel 7:669 lid 1 BW.
7.artikel 7:671b, lid 9, aanhef en onder a BW.
8.artikel 7:673 BW.