In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2023 een beschikking gegeven over de benoeming van een voogd voor de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gezagsvacuüm is ontstaan na het overlijden van de oma van [minderjarige01], die tot dat moment als voogd was aangesteld. De vader van [minderjarige01], [de vader01], heeft nooit juridisch erkend, maar heeft wel altijd voor [minderjarige01] gezorgd. De moeder, die in het buitenland verblijft, heeft geen actieve rol in de opvoeding en heeft aangegeven niet terug te willen keren naar Nederland.
De rechtbank heeft op basis van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming en de mondelinge behandeling geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige01] is dat de vader tot voogd wordt benoemd. De vader heeft aangegeven bereid te zijn deze rol op zich te nemen en er is een sterke band tussen hem en [minderjarige01]. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vader direct kan beginnen met het nemen van belangrijke beslissingen voor [minderjarige01].