ECLI:NL:RBZWB:2023:4835

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
C/02/409119 / KG ZA 23-188
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot vervangende toestemming voor buitenlandse vakantie van minderjarigen vanwege risico op kinderontvoering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die gezamenlijk ouderlijk gezag hebben over hun minderjarige kinderen. De vrouw, die de Turkse nationaliteit heeft, vorderde vervangende toestemming om met de minderjarigen op vakantie naar Turkije te gaan van 17 juli 2023 tot en met 7 augustus 2023. De man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, weigerde zijn toestemming en vreesde dat de vrouw en de kinderen niet zouden terugkeren naar Nederland.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen in deze zaak, gezien de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland. Tijdens de mondelinge behandeling is de vordering van de vrouw besproken, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was om advies te geven. De Raad zag geen belemmeringen voor de voorgenomen reis, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er gerechtvaardigde zorgen waren over de terugkeer van de vrouw en de minderjarigen naar Nederland.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor de vakantie naar Turkije moet worden afgewezen. Dit was gebaseerd op de vrees van de man dat de vrouw niet zou terugkeren, de slechte communicatie tussen partijen, en het feit dat er geen afspraken waren gemaakt over de verdeling van vakanties. Ook de vordering tot afgifte van de paspoorten van de minderjarigen werd afgewezen, omdat het spoedeisend belang ontbrak. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaakgegevens: C/02/409119 / KG ZA 23-188
Vonnis in kort geding van 15 juni 2023
in de zaak van
[de vrouw01],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S. Kandemir te Dordrecht,
tegen
[de man01],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: Ҫ. Bayrak te Bergen op Zoom,
over de minderjarigen:
-
[minderjarige01], geboren op [geboortedag01] 2016 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [minderjarige01] ;
-
[minderjarige02], geboren op [geboortedag02] 2019 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [minderjarige02] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties.
1.2
Op 31 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen mondeling behandeld met gesloten deuren, omdat het belang van de minderjarigen en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit vereiste.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen verschenen en heeft de voorzieningenrechter partijen, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. Daarnaast was een vertegenwoordigster namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, aanwezig om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd. Tijdens het huwelijk van partijen zijn de minderjarigen geboren.
2.2
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.3
Tussen partijen is bij de rechtbank een echtscheidingsprocedure aanhangig (met het zaaknummer: C/02/399836 / FA RK 22-3288).
2.4
Bij beschikking van 19 augustus 2022 (met het zaaknummer: C/02/399835 / FA RK 22-3287) heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, bepaald dat de minderjarigen voorlopig worden toevertrouwd aan de vrouw.
2.5
Bij beschikking van 1 november 2022 (met het zaaknummer: C/02/401167 / FA RK 22-3984) is bepaald, voor zover hier van belang, dat de man en de minderjarigen met ingang van 1 december 2022 en voor de duur van de echtscheidingsprocedure in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar, samengevat, eenmaal per veertien dagen vanaf vrijdagmiddag tot maandagochtend en in de andere week op woensdag.
2.6
De vrouw heeft de Turkse nationaliteit. De man en de minderjarigen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Rechtsmacht en toepasselijk recht

3.1
De voorzieningenrechter constateert dat de vrouw de Turkse nationaliteit heeft en dat de man en de minderjarigen de Nederlandse nationaliteit hebben. Dit brengt mee dat deze zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de voorzieningenrechter moet beoordelen of haar in deze zaak rechtsmacht toekomt. Als dit het geval is, dient de voorzieningenrechter het toepasselijke recht te bepalen.
3.2
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op de vorderingen van de vrouw. Op dezelfde grond zal de voorzieningenrechter hierbij Nederlands recht toepassen.

4.De vorderingen

4.1
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. aan de vrouw toestemming te verlenen, ter vervanging van de toestemming van de man, om met de minderjarigen op vakantie te gaan naar Turkije in de periode van 17 juli 2023 tot en met 7 augustus 2023;
II. de man te veroordelen om de Nederlandse paspoorten/ID-kaarten van de minderjarigen af te geven aan de vrouw, noodzakelijk voor voornoemde vakantie naar Turkije, binnen twee dagen na het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere overtreding van enig deel in deze te wijzen vonnis, met een maximum van € 50.000,00.
4.2
Door en namens de vrouw is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, aangevoerd dat zij voornemens is om met de minderjarigen voor vakantie en familiebezoek naar Turkije te gaan, maar dat de man, als medegezaghebbende ouder van de minderjarigen, zijn toestemming hiervoor weigert. Volgens de vrouw wil de man haar enkel dwarszitten. Gelet hierop vordert de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen voor voormelde vakantie(reis) met de minderjarigen. Zij betwist, zoals door de man wordt gevreesd, dat zij met de minderjarigen in Turkije zal blijven en dat zij niet zullen terugkeren naar Nederland. De namens de man overgelegde berichten waarin de vrouw heeft aangegeven dat zij in Turkije zal blijven zijn twee jaren oud. Zij heeft dat toen vanuit wanhoop gezegd en haar persoonlijke situatie was toen anders dan nu. De vrouw woont nu al acht jaren in Nederland en heeft hier haar huis, inkomen en sociaal leven. [minderjarige01] gaat hier naar school en [minderjarige02] zal binnenkort moeten starten met school. Zij is nog niet ingeschreven op school omdat partijen hier samen niet uitkomen. De vrouw heeft nog geen (retour)vliegtickets geboekt, omdat zij in afwachting is van de uitkomst van deze procedure. De man weigert bovendien om de paspoorten van de minderjarigen aan de vrouw te geven. Zij vordert daarom om de man te veroordelen tot afgifte van de paspoorten van de minderjarigen.
4.3
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen dan wel tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
4.4
Namens en door de man is daartoe, samengevat, aangevoerd dat hij graag gelijkwaardig ouder wil zijn, maar dat hij door de vrouw wordt buitengesloten. Zij weigert om met de man in gesprek te gaan. De man stelt dat hij aan de vrouw heeft voorgesteld om afspraken te maken met elkaar over de verdeling van de vakanties, maar dat de vrouw dat heeft afgewezen. Zij heeft daarbij aangegeven dat wat haar betreft tijdens de vakanties de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken blijft gelden. De vrouw kan dus niet drie weken op vakantie gaan met de minderjarigen, omdat dat de reguliere zorgregeling tussen de man en de minderjarigen zou doorkruisen. Daarnaast heeft de man gegronde vrees dat de vrouw niet zal terugkeren met de minderjarigen uit Turkije. De vrouw is geboren en getogen in Turkije, haar familie woont daar, zij spreekt geen Nederlands en zij heeft niet kunnen aarden in Nederland. De man heeft een afschrift van een gesprek tussen partijen via WhatsApp overgelegd, waarin de vrouw aangeeft dat zij in Turkije wil blijven. Die wens heeft zij ook geuit tegen familie en kennissen. De vrouw kampt bovendien met stemmingsstoornissen, waardoor zij extra beïnvloedbaar is voor de mening van haar familieleden die graag zouden willen dat zij terugkomt naar Turkije. De man stelt ten slotte dat de echtscheiding tussen partijen nog niet is uitgesproken en ingeschreven in Turkije, waardoor een eventuele teruggeleidingsprocedure naar verwachting moeizaam zal verlopen. Gezien voormelde vrees wil de man ook de paspoorten van de minderjarigen niet aan de vrouw geven.
4.5
Op de overige stellingen van partijen en het advies van de Raad wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

Vervangende toestemming vakantie(reis)
4.1
Op grond van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering ter verkrijging van vervangende toestemming voor de vakantie(reis) met de minderjarigen vast. Dit spoedeisend belang is ook niet weersproken.
4.2
Namens de Raad is, samengevat, aangegeven dat de Raad geen belemmering ziet voor de voorgenomen (vakantie)reis van de vrouw met de minderjarigen naar Turkije. Met het oog op het actuele reisadvies van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken -code geel- ziet de Raad geen redenen waarom de voorgenomen reis onverantwoord zou zijn. Daarbij komt dat familiebezoek in beginsel in het belang van kinderen te achten is. De vrees van de man is naar de mening van de Raad niet los te zien van het onderlinge wantrouwen tussen partijen.
4.3
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De man stemt niet in met de voorgenomen vakantie(reis) van de vrouw met de minderjarigen naar Turkije, omdat hij vreest dat zij daar zullen blijven en dat zij niet zullen terugkeren naar Nederland. Hoewel die vrees mogelijk (deels) voortkomt uit de slechte communicatie en verstandhouding tussen partijen, zoals de Raad heeft aangegeven, heeft de vrouw in het namens de man overgelegde afschrift van het gesprek tussen partijen via WhatsApp aangegeven -weliswaar twee jaren geleden- dat zij in Turkije blijft en niet terugkeert naar Nederland. Daarnaast heeft de vrouw tegen familie en kennissen aangegeven dat zij niet kan aarden in Nederland en dat zij graag wil terugkeren naar Turkije. Dit wordt door de vrouw niet ontkent. Zij heeft hierover aangegeven dat haar situatie destijds heel anders was dan nu, dat zij haar leven in Nederland inmiddels heeft opgebouwd en dat er geen enkele reden is om te veronderstellen dat zij met de minderjarigen in Turkije zou blijven. Bovendien is de vrouw twee jaren geleden, ondanks haar uitingen via WhatsApp, wel naar Nederland teruggekeerd. De voorzieningenrechter heeft echter tijdens de mondelinge behandeling geconstateerd dat de vrouw, ondanks dat zij al acht jaren in Nederland verblijft, nog nauwelijks Nederlands spreekt of begrijpt. Ook woont alle familie van de vrouw, waar de vrouw een sterke binding mee lijkt te hebben, in Turkije. De vrouw heeft geen werk en leeft van een uitkering. Gevraagd naar het laten wennen van [minderjarige02] aan school, zij werd op 11 juni 4 jaar, leek de vrouw niet te begrijpen wat daarmee bedoeld werd. Zij gaf aan dat [minderjarige02] pas na de zomer naar school zou gaan. [minderjarige02] is echter nog niet ingeschreven op een school, zo bleek bij de mondelinge behandeling. Daarnaast heeft de vrouw nog geen retourtickets geboekt voor de voorgenomen vakantie(reis), ook al valt te begrijpen dat zij de uitkomst van deze procedure wil afwachten alvorens zij die tickets wil boeken. Gezien de weinige binding die de vrouw lijkt te hebben met Nederland, de wens die zij in het verleden meermaals heeft geuit om terug te keren naar Turkije en de weinige waarborgen die er zijn dat de vrouw met de minderjarigen zal terugkeren naar Nederland, zijn er, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gerechtvaardigde zorgen dat de vrouw en de minderjarigen niet zullen terugkeren naar Nederland.
4.4
De voorzieningenrechter overweegt daarnaast dat partijen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarigen geen afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de vakanties, omdat zij hier in onderling overleg niet uitkomen. De reguliere zorgregeling tussen de man en de minderjarigen, op basis waarvan zij eenmaal per veertien dagen in het weekend en in de andere week op woensdag gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar, zou geen doorgang kunnen vinden als direct gevolg van de door de vrouw voorgenomen vakantie(reis) met de minderjarigen. Behoudens een aantal belmomenten bleek de vrouw bovendien niet bereid om de man daarin te compenseren, noch bereid om hierover met hem in gesprek te gaan. Met het oog hierop geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het uitgangspunt dat de reguliere zorgregeling tussen de man en de minderjarigen onverkort dient te worden nagekomen, ook tijdens de zomervakantie van de kinderen.
4.5
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter de vordering van de vrouw om haar toestemming te verlenen, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, om met de minderjarigen van 17 juli 2023 tot en met 7 augustus 2023 op vakantie(reis) te gaan naar Turkije afwijzen.
Afgifte paspoorten
4.6
Nu de vordering van de vrouw ter verkrijging van vervangende toestemming voor de vakantie(reis) met de minderjarigen naar Turkije zal worden afgewezen, ontbreekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering tot afgifte van de paspoorten van de minderjarigen. Om die reden zal de vordering van de vrouw tot afgifte van de paspoorten van de minderjarigen worden afgewezen.
Verdeling proceskosten
4.7
Gelet op het familierechtelijke karakter van deze procedure, zal de voorzieningenrechter de kosten van deze procedure tussen partijen compenseren in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
compenseert de kosten van partijen in deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2023 door mr. Van Triest, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier.