In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die gezamenlijk ouderlijk gezag hebben over hun minderjarige kinderen. De vrouw, die de Turkse nationaliteit heeft, vorderde vervangende toestemming om met de minderjarigen op vakantie naar Turkije te gaan van 17 juli 2023 tot en met 7 augustus 2023. De man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, weigerde zijn toestemming en vreesde dat de vrouw en de kinderen niet zouden terugkeren naar Nederland.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen in deze zaak, gezien de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland. Tijdens de mondelinge behandeling is de vordering van de vrouw besproken, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was om advies te geven. De Raad zag geen belemmeringen voor de voorgenomen reis, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er gerechtvaardigde zorgen waren over de terugkeer van de vrouw en de minderjarigen naar Nederland.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor de vakantie naar Turkije moet worden afgewezen. Dit was gebaseerd op de vrees van de man dat de vrouw niet zou terugkeren, de slechte communicatie tussen partijen, en het feit dat er geen afspraken waren gemaakt over de verdeling van vakanties. Ook de vordering tot afgifte van de paspoorten van de minderjarigen werd afgewezen, omdat het spoedeisend belang ontbrak. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.