ECLI:NL:RBZWB:2023:4845
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verminderingsbeschikking in verband met voorwaartse verliesverrekening en belastingrente
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. Het betreft een verminderingsbeschikking met betrekking tot de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016. Belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de beslissing van de inspecteur, die het bezwaar ongegrond verklaarde en de verminderingsbeschikking handhaafde. De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 behandeld, waarbij belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank onderzoekt of de verminderingsbeschikking IB/PVV 2016 correct is vastgesteld, met inachtneming van de beroepsgronden van belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de verminderingsbeschikking juist is vastgesteld. De feiten tonen aan dat de inspecteur de definitieve aanslag IB/PVV 2016 op 11 oktober 2019 heeft vastgesteld, waarbij een belastbaar inkomen van € 31.925 en een te betalen bedrag van € 6.009 zijn vastgesteld. Belanghebbende had een verlies uit werk en woning dat nog niet was vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking, waardoor voorwaartse verliesverrekening niet mogelijk was.
Belanghebbende stelt dat hij recht heeft op vergoeding van belastingrente, omdat de inspecteur teruggaven ten onrechte en te lang onder zich heeft gehouden. De rechtbank oordeelt echter dat de inspecteur de verminderingsbeschikking conform de wettelijke regeling heeft vastgesteld en dat er geen wettelijke basis is voor het vergoeden van belastingrente. De rechtbank wijst erop dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te verrekenen verliezen heeft geclaimd in de aangifte IB/PVV 2016. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de verminderingsbeschikking correct is vastgesteld, zonder dat belanghebbende recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.