ECLI:NL:RBZWB:2023:4857

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2537
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 12 september 2022. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiseres heeft haar aanvraag op 12 september 2022 ingediend. Het college had binnen vier weken moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn op 21 september 2022 met twee weken opgeschort. Dit betekent dat het college uiterlijk op 24 oktober 2022 had moeten beslissen. Aangezien deze termijn inmiddels verstreken is, heeft eiseres het college op 5 maart 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het college nog steeds geen besluit heeft genomen en bepaalt dat het college dit alsnog moet doen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het college de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt geen bestuurlijke dwangsom vast, omdat artikel 8.2 van de Woo bepaalt dat paragraaf 4.1.3.2 van de Awb niet van toepassing is op besluiten op grond van deze wet. Het beroep is gegrond, wat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Het college moet het griffierecht van € 365,- en een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten aan eiseres betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2537

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek (aanvraag) op grond van de Wet open overheid (Woo) van 12 september 2022.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 12 september 2022. Het college moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag en kan deze termijn eenmalig met twee weken verlengen. [2] Het college heeft op 21 september 2022 de beslistermijn op grond van artikel 4:15, tweede lid, van de Awb met twee weken opgeschort. Het college had dus uiterlijk op 24 oktober 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft het college op 5 maart 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
4. Omdat het college nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
6. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [3]
6.1.
De rechtbank stelt geen bestuurlijke dwangsom vast, omdat in artikel 8.2. van de Woo is bepaald dat paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is op besluiten op grond van die wet en op beslissingen op bezwaar tegen die besluiten.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het college de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt geen bestuurlijke dwangsom vast.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 10 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 4.4, eerste lid en tweede lid, van de Woo.
3.Dit staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.