ECLI:NL:RBZWB:2023:4861
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake WIA-uitkering
Op 10 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Voogt, had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn bezwaar van 31 mei 2022. Dit bezwaar was gericht tegen een besluit van 20 april 2022, waarin verweerder had besloten dat de loongerelateerde uitkering op grond van de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op 28 juli 2022 zou veranderen in een WGA-vervolguitkering. Op 4 mei 2023 heeft verweerder alsnog op het bezwaar beslist en dit gegrond verklaard, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven akkoord te gaan met dit verzoek. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat, aangezien verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond is. Verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50, omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend en de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder erop gewezen dat hij op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.