In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 5 juli 2023 een vonnis gewezen in de zaak tussen [eiser01] en de gedaagden [gedaagde01] en [gedaagde02]. De rechtbank heeft een deskundigenonderzoek bevolen, waarbij partijen de gelegenheid hebben gekregen om een gezamenlijk voorstel te doen voor de benoeming van een deskundige. Aangezien partijen hier geen gebruik van hebben gemaakt, heeft de rechtbank zelf een deskundige aangezocht. De deskundige zal zich buigen over de vraag of de kosten van € 72.086,90 voor herstel van gebreken, zoals genoemd in het rapport van [deskundige01], redelijk zijn. Tevens zal de deskundige andere relevante punten in overweging nemen die door de partijen naar voren zijn gebracht.
De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat bij niet-naleving van deze verplichting de rechtbank de nodige gevolgen kan verbinden. Het voorschot voor de kosten van de deskundige is vastgesteld op € 3.913,14, dat door [eiser01] moet worden overgemaakt. De rechtbank heeft ook bepaald dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen en dat partijen de deskundige toegang moeten verlenen tot noodzakelijke plaatsen voor het onderzoek.
Het vonnis bevat verder bepalingen over de rapportage van de deskundige, waarbij deze een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud moet indienen bij de rechtbank. De partijen krijgen de gelegenheid om opmerkingen te maken op het concept-rapport, maar hebben geen recht op wederzijdse reacties. De zaak is op de parkeerrol geplaatst voor 4 oktober 2023, met de mogelijkheid om eerder te worden behandeld indien het voorschot niet tijdig is ontvangen of na ontvangst van het deskundigenrapport.