ECLI:NL:RBZWB:2023:4867

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
C/02/365358 / HA ZA 19-710 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Vermariën
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling aanneemsom en schadevergoeding bij tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst tot aanneming van werk

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2023, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschappen Dental MA B.V. en Esla B.V. over een overeenkomst tot aanneming van werk. Dental MA vordert betaling van de laatste termijn van de aanneemsom en schadevergoeding wegens tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank heeft eerder een deskundigenonderzoek bevolen, waaruit bleek dat er vochtproblemen waren bij de aangebrachte PVC-vloer. Dental MA betwist de conclusies van de deskundige en stelt dat de vloer correct is gelegd en dat de problemen niet aan haar zijn toe te rekenen. De rechtbank oordeelt dat er inderdaad sprake was van restvocht ten tijde van de aanleg van de vloer, maar dat de oorzaak van de problemen niet aan Esla kan worden toegerekend. De rechtbank wijst de vordering van Dental MA tot schadevergoeding af, maar kent wel een bedrag van € 4.840,00 toe voor de laatste termijn van de aanneemsom. Daarnaast wordt Esla veroordeeld tot betaling van € 2.423,39 voor herstelkosten, zoals vastgesteld door de deskundige. De proceskosten worden toegewezen aan de zijde van Esla, aangezien Dental MA als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II, Civiel recht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/365358 / HA ZA 19-710
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DENTAL MA B.V.,
gevestigd te Bleiswijk ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.D. van der Kooi te Leiden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESLA B.V.,
gevestigd te Koudekerke,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.W. van Koeveringe te Middelburg.
Partijen zullen hierna Dental MA en Esla worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 maart 2022;
  • het deskundigenrapport van [expertisebureau01] uitgebracht op 16 augustus 2022;
  • de conclusie van antwoord na deskundigenbericht van 14 september 2022 van Dental MA;
  • de akte van Esla van 12 oktober 2022;
  • de akte niet dienen van 9 november 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
De rechtbank heeft bij het tussenvonnis van 16 maart 2022 een onderzoek door één deskundige bevolen ter beantwoording van de in dat vonnis onder rechtsoverweging 3.1. opgenomen acht vragen. De rechtbank heeft de heer [deskundige01] (senior), werkzaam bij [expertisebureau01] te [plaats01] (hierna: de deskundige) tot deskundige benoemd. De deskundige heeft op 5 mei 2022 in het bijzijn van partijen zijn onderzoek uitgevoerd. De deskundige heeft Dental MA en Esla in de gelegenheid gesteld om over het concept-rapport opmerkingen te maken en verzoeken te doen. De deskundige heeft de opmerkingen van partijen naar aanleiding van zijn conceptrapport en zijn reactie daarop aan het rapport gehecht.
2.2.
De deskundige komt op basis van zijn onderzoek en de door partijen naar aanleiding van zijn concept-rapport gemaakte opmerkingen, tot de volgende conclusie:

13. Conclusie:
Al het bovengenoemde in aanmerking nemende, komen wij tot de navolgende conclusie:
Aangetroffen een pvc vloer welke destijds mijns inziens te snel is aangebracht dan wel op plaatselijke vochtige ondergronden. Er zijn oppervlakkige vochtmetingen uitgevoerd welke hebben aangegeven, dat de ondervloer voldoende droog zou zijn voor aanvang van de pvc vloer. Echter is toen de ondervloer afgesloten waardoor het restvocht vanuit de constructie de pvc lijm heeft aangetast /verzeept. Zulks is hoofdzakelijk voorgekomen in de steriele ruimte, deze ruimte moet men geheel vervangen.
De andere kleine gebreken kan men opnieuw verlijmen.
De kosten zijn beraamd op€ 2.423,39inclusief btw.”.
2.3.
Dental MA is het met de conclusie van de deskundige niet eens. Zij heeft het deskundigenrapport voorgelegd aan de heer [deskundige02] (hierna: [deskundige02] ), werkzaam bij de IVC groep, volgens Dental MA een wereldwijde leverancier van PVC-vloeren en ook van de onderhavige vloer.
Volgens Dental MA is de deskundige van de volgende onjuiste uitgangspunten uitgegaan:
“-
De nieuwbouw heeft geen zeven weken geduurd. De eerste vloer is gelegd in maart 2017. Toen waren de wanden ook gestuukt en was er geschilderd. Toen was inderdaad sprake van een hoge relatieve luchtvochtigheid en was ook de ondervloer te nat. De vloer is, daar waar die omhoog kwam, verwijderd. In augustus 2017, vijf maanden (!) later, is de vloer opnieuw gelegd. Van een te korte bouwtijd (gesuggereerd wordt: een te korte tijd om al het vocht uit de praktijk te krijgen voordat de vloer werd gelegd) was in augustus 2017 absoluut geen sprake.
-
Voorafgaand aan het leggen van de vloer is de praktijk niet alleen met bouwdrogers maar ook met airconditioning – gedurende de zomerperiode – gedroogd. De vloer heeft wekenlang open gelegen. De ‘vochtige werkzaamheden’ (stuken en schilderen) hadden maanden voordien ( in februari – maart 2017) plaatsgevonden.”
Daarnaast is de deskundige volgens Dental MA van de volgende onjuiste aannames uitgegaan:
  • Er is sprake van aannames omdat [expertisebureau01] zelf niet heeft geconstateerd dat er (in augustus 2017, bijna vijf jaar voorafgaand aan de inspectie) restvocht in de vloer aanwezig is geweest. Niemand anders heeft dat ook geconstateerd, ook de door Esla zelf ingeschakelde deskundigen niet. Die deskundigen hebben ook geen van allen aanleiding gezien daar onderzoek naar te doen.
  • [expertisebureau01] heeft geconstateerd dat alleen de vloer op een plek in desteriele ruimteverzeept is. [expertisebureau01] stelt daaromtrent dat men dat kan toewijzen aan overtollig vocht, maar waarom ‘men dat kan’ wordt niet verder toegelicht. Evenmin wordt toegelicht of, en zo ja waarom, men dat ook kan voor wat betreft de vloer in Behandelkamer 1. Daar is namelijk geen verzeping van de lijmlaag geconstateerd… Ook wordt niet toegelicht of weersproken waarom dat niet, bijvoorbeeld, zoals door [deskundige02] aangegeven, door te nat onderhoud kan zijn veroorzaakt.
  • Anders dan [expertisebureau01] stelt of ten minste suggereert (rapport, blz. 8, 2e alinea), is bij het openen van de pvc vloer (tijdens de inspectie op 5 mei 2022) niet te zien geweest dat de cementdekvloer te maken heeft gehad met optrekkend vocht vanuit de onderliggende aangebrachte vloeren. Het enige wat is ‘opengemaakt’ is de PVC-vloer, in die zin dat een pvc-strook is opgetild. Toen was zichtbaar en is vastgesteld dat de ondervloer verkruimeld was. Er heeft echter geen meer diepgravend of destructief onderzoek aan de ondervloer of naar de herkomst van het vocht (optrekkend of intrekkend) plaatsgehad, er is niet in de vloer geboord, niets van dat al.´
2.4.
Volgens Dental MA weerspreekt [deskundige02] volledig de conclusies van de deskundige. [deskundige02] heeft voorafgaand aan het leggen van de tweede vloer in augustus 2017, nadat de ondervloer wekenlang open had gelegen en was gedroogd, vochtmetingen uitgevoerd.
Met betrekking tot het restvocht merkt [deskundige02] volgens Dental MA, samengevat, op:
“-
dat de ondervloer ten tijde van het leggen voldeed aan de Din-norm 18365 (Europese norm voor vloerbedekkingswerkzaamheden), als deze norm niet afdoende is (hetgeen [expertisebureau01] impliceert), aan welke norm moet een werk als het onderhavige dan voldoen?
-dat de praktijk niet alleen met bouwdrogers maar ook met airconditioning was gedroogd;
-dat de uitgevoerde (Gann) vochtmetingen zeer betrouwbaar zijn en dat een door [expertisebureau01] voorgestelde meetmethode (CM-meting) alleen wordt gebruikt indien de Gann-meting daarvoor aanleiding geeft, hetgeen hier niet het geval was;”
En over het verzepen:
“-
dat verzepen van moderne lijm door restvocht (retourvocht uit de wanden) nagenoeg is uit te sluiten.”.
Volgens Dental MA is het onjuist en in het geheel niet onderbouwd dat het loslaten van de vloer en het verzepen van de lijmlaag in de beide ruimten zijn oorzaak vindt in restvocht. De door [deskundige02] geopperde mogelijkheden zijn ook niet allen weerlegd.
[expertisebureau01] verklaart ook niet waarom, als juist is wat zij stelt, dat sprake is van restvocht (retourvocht uit de muren van stuuk- en schilderwerk), alleen in Behandelkamer 1 en in de Steriele Kamer – en dan bovendien op slechts een enkele plek in die ruimten – sprake is van een loslatende PvC-vloer. Dental AM vraagt zich af waarom de vloer dan niet in de beide gehele ruimten loslaat en waarom niet in de behandelkamers 2 en 3, of in de gang.
2.5.
Esla heeft meegedeeld dat zij in kan stemmen met de definitieve versie van het deskundigenbericht van 16 augustus 2022. Esla verwijst naar een e-mail van [deskundige02] van 4 januari 2019. In deze e-mail bevestigt [deskundige02] de door hem op 14 december 2018 vastgestelde gebreken. Dat zijn dezelfde gebreken zoals die nu door de deskundige zijn vastgesteld.
2.6.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de door Dental MA tegen de inhoud van het rapport en de conclusie van de deskundige aangevoerde bezwaren als volgt.
2.6.1.
Vast is komen te staan, dat wordt door de door Dental MA ingeschakelde [deskundige02] erkend, dat ten tijde van het leggen van de vloer in augustus 2017 er sprake was van een zekere mate van restvocht in de vloer. De volgens [deskundige02] met een Gann-vochtmeetinstrument gemeten waarden bedroegen 1,5% - 2% restvocht. De rechtbank passeert dan ook het door Dental MA tegen het rapport gemaakte bezwaar dat de deskundige aanneemt dat er ten tijde van het leggen van de vloer in augustus 2017 restvocht in de vloer aanwezig terwijl hij dat 5 jaar later niet zelf heeft kunnen constateren en overigens niemand anders dat heeft geconstateerd. Niet uit te sluiten valt verder, zo volgt uit het rapport van de deskundige, dat er desondanks dieper in de constructie sprake is geweest van een hoger vochtpercentage. Bij de beantwoording van de door [deskundige02] naar aanleiding van het conceptrapport gemaakte opmerkingen geeft de deskundige aan dat met het Gann-vochtmeetinstrument alleen oppervlakkige vochtmetingen zijn verricht en geen metingen diep in de constructie. Daarvoor had een CM (Calcium Carbid) vochtmeter gebruikt moeten worden.
2.6.2.
Ter weerlegging van de conclusie van de deskundige doet Dental MA een beroep op de opmerkingen van [deskundige02] met betrekking tot het restvocht. De rechtbank passeert die. Immers, erkend is dat sprake was van een zekere mate van restvocht. Of er dan naast bouwdrogers ook met behulp van airconditioning is gedroogd doet niet ter zake. Dat geldt ook voor het feit dat de oppervlakkige meting met de Gannmeter waardes aangaf die binnen de Europese norm blijven omdat dat niet uitsluit, dat wordt door [deskundige02] niet bestreden, dat dieper in de vloer sprake is van een hoger vochtpercentage. Afgezien daarvan moet volgens de deskundige ook het restvocht van een lichtvochtige vloer verdampen. Het door de vloer afgesloten restvocht gaat zich anders een weg naar het oppervlak banen waardoor de lijm gaat verzepen en in een losliggende vloer kan resulteren. De deskundige heeft volgens Dental MA niet verklaard waarom, indien er sprake is van restvocht, alleen in Behandelkamer 1 en in de Steriele kamer, en dan ook slechts op een enkele plek in die ruimten sprake is van een loslatende PVC vloer en waarom de vloer niet in de andere ruimten loslaat. Het was aan Dental MA geweest om deze vraag aan de deskundige naar aanleiding van het conceptrapport te stellen zodat hij daar nog op had kunnen reageren. Nu Dental MA dat heeft nagelaten laat de rechtbank deze opmerking van Dental MA buiten beschouwing.
2.7.
Gelet op het vorenstaande passeert de rechtbank het standpunt van Dental MA dat in het onderhavige geval de verzeping van de lijm niet veroorzaakt kan zijn doordat de pvc- vloer destijds te snel is aangebracht dan wel op plaatselijke vochtige ondergronden, omdat de vloer volgens de gestelde normering droog is gemeten en dat de verzeping dus aan andere oorzaken moet worden toegeschreven. De rechtbank acht dat laatste, gelet op het deskundigenrapport, ook niet aannemelijk. De deskundige heeft in zijn rapportage de door Dental MA, althans [deskundige02] , genoemde oorzaken: het intreden van vocht vanuit de buitenmuur en optrekkend vocht vanuit de kruipruimte, onderzocht. De deskundige is tot het in het deskundigenrapportage, ook met foto’s onderbouwde, oordeel gekomen dat daarvan geen sprake is. [deskundige02] noemt verder als mogelijke oorzaken voor het optreden van vocht: lekkage van waterleidingen, brandhaspels, radiatoren en water gedragen vloerverwarmingsystemen of condensvocht van airco’s, dan wel het te nat reinigen van de vloer. Niet is echter gesteld of gebleken dat daarvan in het onderhavige geval sprake is (geweest).
2.8.
Dental MA heeft aan het onderdeel van haar vordering dat zag op betaling door Esla van de kosten van vervanging van de vloer ten grondslag gelegd dat het loslaten van de pvc-vloer wordt veroorzaakt door een oorzaak die voor rekening van Esla komt. De deskundige is op basis van zijn onderzoek echter tot de conclusie gekomen, zie rechtsoverweging 2.7. dat de oorzaak van het loskomen van de vloer niet is gelegen in vanuit de buitenmuur intredend vocht of vocht vanuit de kruipruimte. De vordering zal, nu aangenomen moet worden dat het (rest)vocht als gevolg waarvan de vloer deels is losgekomen, niet het gevolg was van een omstandigheid die voor rekening en risico van Esla moet komen, worden afgewezen.
2.9.
In het voorgaande vonnis van 11 augustus 2021 is nog niet beslist op het door Dental MA gevorderde bedrag van € 4.000,00 exclusief, € 4.840,00 inclusief btw ter zake van de nog openstaande laatste termijn van de aanneemsom. De rechtbank verwijst naar hetgeen daarover in het vonnis van 11 augustus 2021 is overwogen in rechtsoverweging 4.3. en 4.4. De rechtbank is van oordeel dat de door partijen overeengekomen grond voor opschorting van de betaling van dit bedrag door Esla niet langer bestaat. Esla heeft kennelijk, rechtsoverweging 4.16. van het vonnis van 11 augustus 2021, gekozen voor omzetting ex artikel 6:87 BW. Het gevolg hiervan is dat een niet nagekomen verbintenis is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Esla kan zich dus niet langer op haar opschortingsrecht beroepen omdat Dental MA nog niet (volledig) heeft voldaan aan haar verbintenis tot herstel van de vloer. Esla zal dan ook worden veroordeeld om het bedrag van € 4.840,00 aan Dental MA te voldoen.
2.10.
De rechtbank zal de vordering van Esla met betrekking tot de herstelkosten van het renoveren van de vloer toewijzen tot het door de deskundige daarvoor in zijn definitieve rapportage begrote bedrag van € 2.423,39. Esla heeft meegedeeld in te stemmen met de inhoud van het definitieve rapport. De rechtbank gaat ervan uit dat dit ook geldt voor het door de deskundige voor herstel begrote bedrag waarbij rekening is gehouden met door Esla naar aanleiding van het concept-rapport gemaakte opmerkingen. Dental MA heeft het bedrag niet betwist.
2.11.
Esla heeft in reconventie voorts een bedrag van € 4.063,00 gevorderd ter zake van het demonteren, opslaan en monteren van behandelunits bij vervanging van de vloer. De rechtbank zal deze vordering afwijzen. De deskundige komt op grond van zijn onderzoek tot de conclusie dat slechts de vloer in de sterilisatieruimte geheel moet worden vervangen. Losse delen in andere compartimenten, de rechtbank neemt aan dat de deskundige daarmee andere ruimten in het pand bedoeld, kunnen partieel worden hersteld door die weer vast te lijmen. Aangenomen moet dan ook worden dat de werkzaamheden waarop deze vordering ziet niet hoeven te worden verricht omdat niet de hele vloer hoeft te worden vervangen.
2.12.
Conclusie
2.12.1.
Gelet op hetgeen in dit vonnis en het vonnis van 11 augustus 2021 met betrekking tot de vorderingen van Dental MA is overwogen worden aan Dental MA de volgende vorderingen toegewezen:
  • het bedrag van € 4.840,00 ter zake van de laatste termijn van de aanneemsom;
  • een bedrag van € 5.720,00 ter zake van meerkosten.
Totaal zal dus worden toegewezen € 10.560,00 vermeerderd met de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 4.840,00 met ingang van 30 mei 2018 tot de dag van voldoening en vermeerderd met de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 5.270,00 met ingang van 2 september 2019 tot de dag van voldoening. Esla heeft niet weersproken dat zij per genoemde data in verzuim verkeerde.
2.12.2.
Gelet op hetgeen in dit vonnis en in het vonnis van 11 augustus 2021 met betrekking tot de vorderingen van Esla is overwogen wordt aan Esla de vordering ter zake van de herstelkosten van de vloer toegewezen tot een bedrag van € 2.423,39, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 11 juli 2019 tot aan de dag van voldoening. Dental MA heeft niet weersproken dat zij per genoemde datum in verzuim verkeerde.
2.13.
Proceskosten
in conventie
2.13.1.
Dental MA zal als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Esla tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 1.992,00
  • salaris advocaat € 2.681,00 (3,5 punten x tarief € 766,00)
  • kosten deskundigenonderzoek € 1.839,20
  • nakosten
Totaal € 6.685,20, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Dental MA niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis.
in reconventie
2.13.2.
Esla zal als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Dental MA tot op heden begroot op:
  • salaris advocaat € 4.140.50 (3,5 punten x tarief 1.183,00)
  • kosten deskundigenonderzoek € 1.839,20
  • nakosten
Totaal € 6.152,70, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Dental MA niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt Esla tot betaling aan Dental MA van € 10.560,00 vermeerderd met de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 4.840,00 met ingang van 30 mei 2018 en vermeerderd met de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 5.270,00 met ingang van 2 september 2019 in beide gevallen tot aan de dag van algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt Dental MA in de proceskosten, aan de zijde van Esla tot op heden begroot op 6.685,20, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Dental MA niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.4.
veroordeelt Dental MA tot betaling aan Esla van € 2.423,39, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 11 juli 2019 tot aan de dag van algehele voldoening,
3.5.
veroordeelt Esla in de proceskosten, aan de zijde van Dental MA tot op heden begroot op € 6.152,70, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Dental MA niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Vermariën en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.