Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
€ 870.000,-- k.k.
notariële akte van levering
(…)
(…)
- de overeenkomst door een schriftelijke verklaring voor ontbonden te verklaren en betaling van een onmiddellijk opeisbare boete te vorderen van
tienprocent van de koopprijs.
Ter zake van deze huurovereenkomsten geldt dat verkoper en koper een prijs zijn overeengekomen ten bedrage van € 3.400,00 (…) per maand. (…) Verkoper en koper zijn overeengekomen dat € 750,00 (…) van de maandelijks te betalen prijs in mindering zal worden gebracht op de koopprijs. Koper en verkoper zijn overeengekomen dat koper gedurende het feitelijk gebruik meer dan bovenvermeld maandelijks bedrag ad. € 750,00 (…) als aflossing op de koopprijs kan betalen. De overige voorwaarden en verplichtingen omtrent de huur zullen worden overeengekomen in bovenvermelde huurovereenkomsten die op de datum van ondertekening van onderhavige koopovereenkomst zullen worden ondertekend door beide partijen. Indien de bepalingen in de huurovereenkomsten afwijken van de bepalingen in onderhavige koopovereenkomst, zijn de bepalingen in onderhavige koopovereenkomst geldend en van kracht. Onderhavige koopovereenkomst en bovenvermelde huurovereenkomsten zijn onlosmakelijk met elkander verbonden. Bij ontbinding van één van de overeenkomsten heeft verkoper en koper het recht de andere overeenkomst te ontbinden.
(…)” .
€ 87.000,-- en aanspraak gemaakt op schadevergoeding.
3.Het geschil
- te verklaren voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst en de huurovereenkomsten, althans een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens [eiser in conventie] ;
- te verklaren voor recht dat [gedaagde] (hoofdelijk) aansprakelijk te houden is voor de schade van [eiser in conventie] als onder punt 38 in de dagvaarding omschreven;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de boete van € 87.000,-- ex artikel 14 lid 2 van de koopovereenkomst, met wettelijke rente vanaf 18 mei 2018;
- [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van primair € 370.000,-- aan (gevolg) schade, met wettelijke rente vanaf 18 mei 2018, althans subsidiair € 189.365,-- en € 17.985,39, met wettelijke rente vanaf 10 februari 2017;
- het door [eiser in conventie] gelegde beslag van waarde te verklaren;
- [gedaagde] te veroordelen in de (na)kosten van de procedure, met wettelijke rente.
[gedaagde] heeft de onroerende zaak in erbarmelijke staat achtergelaten. Door de slechte staat van de onroerende zaak was deze niet verkoop- of verhuurbaar. Daardoor kon [eiser in conventie] haar hypotheekverplichtingen niet meer nakomen en moest de onroerende zaak door de hypotheekhouder worden geveild. Voorafgaand aan de executieveiling is de onderhandse verkoopwaarde van de onroerende zaak getaxeerd op € 500.000,--. Het verschil tussen die verkoopwaarde en de verkoopprijs die met [gedaagde] overeengekomen is, bedraagt € 370.000,--. [gedaagde] is volgens [eiser in conventie] aansprakelijk voor deze (gevolg)schade. Indien dit niet kan worden toegewezen, houdt [eiser in conventie] [gedaagde] (als koper, huurder en/of feitelijke gebruiker) aansprakelijk voor de aan de woning toegebrachte schade, waarvan de herstelkosten
€ 189.365,-- bedroegen. Daarnaast is [gedaagde] dan volgens [eiser in conventie] aansprakelijk voor de kosten van de executieveiling ter hoogte van € 17.985,39.
- de tussen partijen gesloten huurkoopovereenkomst nietig te verklaren dan wel te vernietigen;
- [verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling aan [eiser in reconventie] van € 65.000,--, met wettelijke rente vanaf 18 augustus 2021;
- het door [verweerder in reconventie] gelegde conservatoir beslag op de onroerende zaken staande en gelegen te [plaats] aan het [adres 2] en [huisnummer] , kadastraal bekende [kadastrale aanduiding 3] op te heffen;
- te verklaren voor recht dat [verweerder in reconventie] aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade ingevolge voornoemd beslag;
- [verweerder in reconventie] te veroordelen in de (na)kosten van de procedure.
€ 750,-- in mindering op de koopprijs zou strekken en dat [gedaagde] daarnaast andere bedragen als aflossing op de koopprijs kon betalen. De rechtbank is van oordeel dat de koopovereenkomst hiermee voldoet aan het bepaalde in artikel 1 van de Twhoz. Duidelijk is immers dat [gedaagde] reeds voor de overdracht van de onroerende zaak in het genot daarvan werd gesteld en dat hij nadien middels een deel van de huur/pachtsommen afloste op de uiteindelijk bij de overdracht verschuldigde koopsom. Dat partijen daarnaast huurovereenkomsten en een pachtovereenkomst sloten, doet daar niet aan af. Het tweede lid van artikel 1 van de Twhoz bepaalt immers dat alle overeenkomsten, die dezelfde strekking hebben als overeenkomsten die zijn bedoeld in het eerste lid, aan de voorschriften van die wet zijn onderworpen. De bepalingen van de Twhoz zijn dus op de koopovereenkomst van toepassing.
€ 370.000,-- aan (gevolg) schade, met wettelijke rente. [gedaagde] heeft de omvang van de door [eiser in conventie] gestelde schade betwist. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser in conventie] , na de ontbinding van de koopovereenkomst met [gedaagde] , genoodzaakt was de onroerende zaak aan een derde te verkopen. Indien, zoals [eiser in conventie] stelt, de verkoop aan een derde slechts kon plaatsvinden tegen een lagere verkoopprijs dan met [gedaagde] was overeengekomen, heeft [eiser in conventie] schade geleden. Tussen de tekortkoming door [gedaagde] en die schade bestaat dan dus causaal verband. [gedaagde] is dan in beginsel gehouden die schade aan [eiser in conventie] te vergoeden.
€ 320.000,--.
€ 750.000,-- verlaagd naar € 725.000,--. Er is dus, anders dan [eiser in conventie] stelt, geen aanleiding om ervan uit te gaan dat [naam 2] door het tijdsverloop minder goed in staat was om de waarde van de onroerende zaak te taxeren dan [taxateur] . Daarentegen bestaat er wel reden om aan de juistheid van de taxatie van [taxateur] te twijfelen. De executieveiling heeft immers een bedrag van € 610.000,-- opgebracht, daar waar [taxateur] de executiewaarde op € 320.000,-- had getaxeerd. Gelet op die executieopbrengst, ligt een marktwaarde van € 725.000,-- per 5 maart 2020 ook veel meer in de rede dan een marktwaarde van € 500.000,--, zoals door [taxateur] getaxeerd.
€ 870.000,--, maar een bedrag van € 825.000,-- verschuldigd. Het vooruitbetaalde bedrag van € 45.000,-- maakt dus geen onderdeel uit van de schade van [eiser in conventie] , zoals zij overigens ter zitting ook heeft erkend. Los hiervan is, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, op de koopovereenkomst de Twhoz van toepassing. In artikel 11, derde lid, van die wet is bepaald dat de huurkoper recht heeft op terugbetaling van de door hem in mindering op de koopsom betaalde aflossingen, onverminderd zijn gehoudenheid tot vergoeding van de door de huurverkoper geleden schade, indien de huurkoop wordt ontbonden. Van deze situatie is sprake, zodat [gedaagde] ook op die grond recht heeft op terugbetaling van de bedragen die als aanbetaling op de koopprijs bedoeld waren.
€ 2.500,--, één aan haar man, ter waarde van € 12.350,--, en één aan haar zoon, ter waarde van € 1.000,--. Alleen voor de auto die [gedaagde] aan [eiser in conventie] zelf heeft geleverd, had hij een vordering op haar die mogelijk verrekend kan worden. Deze vordering is echter verjaard, aldus [eiser in conventie] .
€ 20.000,-- in mindering zou komen op de door [gedaagde] verschuldigde kooprijs. Aan wie [gedaagde] de auto’s daadwerkelijk heeft geleverd en wat de waarde van die auto’s was, is daarmee niet meer relevant. Dit bedrag van € 20.000,-- geldt dus ook als aanbetaling en dient op de zelfde gronden als hiervoor is overwogen over de aanbetaling van het bedrag van € 45.000,-- in mindering te worden gebracht op de schade van [eiser in conventie] .
€ 20.000,-- minus € 725.000,-- , zijnde € 80.000,--. Wegens de aan [gedaagde] toe te rekenen tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst, is hij aansprakelijk voor deze schade. Hiervan uitgaande is er geen grond voor de zelfstandige vordering van [gedaagde] in reconventie tot betaling van het bedrag van € 65.000,--. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
[eiser in conventie] betwist niet dat tijdens haar verhuizing schade is ontstaan, maar wijst op artikel 20, lid 1, van de koopovereenkomst, waarin is bepaald dat het verkochte vanaf 1 mei 2013 geheel voor rekening en risico van de koper komt en dat de koper zal zorgen voor verzekering van het verkochte en voor groot en klein onderhoud. [eiser in conventie] mocht er, zo stelt zij, daarom van uitgaan dat de schade via de verzekeraar van [gedaagde] was afgewikkeld.
4.700,00(2,5 punten × tarief € 1.880,00)